ECLI:NL:RBSGR:2009:BH9179

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
28 januari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
296007 / HA ZA 07-3075
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige overheidsdaad en schadevergoeding door voorlopige maatregel

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank 's-Gravenhage, heeft eiseres, de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [A.] B.V., een vordering ingesteld tegen de Staat der Nederlanden, meer specifiek het Ministerie van Justitie en het Openbaar Ministerie. De zaak betreft een onrechtmatige overheidsdaad waarbij eiseres stelt dat zij schade heeft geleden als gevolg van een voorlopige maatregel die aan Amsterdam Port Services B.V. (APS) was opgelegd. Eiseres vordert een schadevergoeding van € 52.739,47, vermeerderd met rente en kosten.

De procedure begon met een dagvaarding op 21 september 2007, gevolgd door een conclusie van antwoord en een tussenvonnis waarin een comparitie werd gelast. Eiseres houdt zich bezig met het inzamelen, verwerken en opslaan van oliehoudend en oliegebonden afvalwater en beschikt over de benodigde vergunningen. De rechtbank moest beoordelen of de Staat onrechtmatig heeft gehandeld door de voorlopige maatregel op te leggen aan APS, die eiseres als verdachte had aangemerkt.

De rechtbank concludeert dat eiseres onvoldoende heeft aangetoond dat de schade die zij heeft geleden buiten het normale bedrijfsrisico valt. Eiseres stelde dat de voorlopige maatregel onrechtmatig was, omdat deze niet gerechtvaardigd was door een verdenking tegen APS. De Staat voerde aan dat er wel degelijk een voldoende mate van verdenking was. De rechtbank oordeelt dat de voorlopige maatregel rechtmatig was en dat eiseres niet kan claimen dat de schade die zij heeft geleden niet onder haar normale bedrijfsrisico valt. De rechtbank wijst de vorderingen van eiseres af en veroordeelt haar in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 296007 / HA ZA 07-3075
Vonnis van 28 januari 2009
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[A.] B.V.,
gevestigd te [plaats],
eiseres,
advocaat: mr. J.P. van Ginkel,
tegen
DE STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Justitie, meer in het bijzonder OPENBAAR MINISTERIE),
gevestigd te 's-Gravenhage,
gedaagde,
advocaat: mr. C.M. Bitter.
Partijen zullen hierna [eiseres] en de Staat genoemd worden.
1.De procedure
1.1.Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 21 september 2007, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- het tussenvonnis van 16 januari 2008, waarbij een comparitie is gelast;
- het proces-verbaal van comparitie van 28 april 2008.
1.2.Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.
2.De feiten
2.1.[eiseres] houdt zich bezig met het inzamelen, verwerken en opslaan van oliehoudend en oliegebonden afvalwater. Zij beschikt over onder meer vergunningen krachtens art. 10.45 en 10.48 Wet Milieubeheer.
2.2.Begin september 2006 heeft [eiseres] van Amsterdam Port Services B.V. (hierna: 'APS') een mengsel (hierna: 'het mengsel') uit de opslagtanks van APS gekocht om te verwerken. De opslagtanks van APS zaten toentertijd vol met 'slops' uit diverse zeeschepen. Bij APS was in juli 2006 de lading van het schip de Proba Koala gelost in tanks van APS en via de leidingen van APS weer in de Proba Koala teruggepompt. De lading van de Proba Koala die vervolgens in Abidjan (Ivoorkust) is gelost heeft daar voor een ramp voor volksgezondheid en milieu gezorgd.
2.3.Tijdens het laden van het mengsel heeft de schipper [schipper B.], bij [eiseres] in dienst, van het binnenvaartschip "[schip A.]" een ongebruikelijke stank waargenomen.
2.4.Op 6 september 2006 heeft [eiseres] het mengsel van APS naar haar vestiging in Vlissingen vervoerd.
2.5.[eiseres] heeft vervolgens een onderzoek door Sociéte General Surveillance Nederland B.V. (hierna: "SGS") een onderzoek laten verrichten naar de samenstelling van het mengsel. Uit dit onderzoek volgt dat zich in het mengsel een sterk verhoogde concentratie H2S van 20,8 deeltjes per miljoen bevond. Gelet op deze concentratie kon [eiseres] het mengsel niet verwerken en heeft zij de koop met APS teruggedraaid.
2.6.Op 13 september 2006 heeft [eiseres] op verzoek van APS haar schip de [schip A.] met de lading naar Afvalstoffen Terminal Moerdijk B.V. (hierna: 'ATM') gevaren waar het mengsel zou worden verwerkt. Onderweg is de bemanning van de [schip A.] door de damp uit de lading van het schip onwel geworden. Zij heeft bij [eiseres] geklaagd over stankoverlast en lichamelijke klachten als gevolg daarvan.
2.7.Op 14 september 2006 is de [schip A.] in Moerdijk aangekomen waar het werd opgewacht door het KLPD, na een telefonische melding dat de bemanningsleden van de [schip A.] ten gevolge van damp uit de lading van hun schip onwel waren geworden. Het KLPD heeft vervolgens een onderzoek ingesteld.
2.8.Het proces-verbaal van verhoor van 5 oktober 2006, houdende de op 20 september 2006 opgenomen verklaring van [schipper B.] vermeldt, voor zover relevant, het volgende: " Op 5 september 2006 stond onze directeur (...) aan dek van de [schip A.] te bellen. (..) Uit een later gevoerd telefoongesprek was tevens naar voren gekomen dat het een schip moest zijn met dampretourleiding. Het ging niet over het vlampunt, waar een dampretour normaal gesproken belangrijk voor is, maar het ging om de geur van de lading die we moesten gaan laden, die stonk nogal. Op 5 september 2006 (..) ben ik met de [schip A.] vertrokken (..) naar Amsterdam APS (..). Toen we aan het laden waren heb ik [C.] gebeld, ik heb gezegd: [C.], het stink verschrikkelijk, zou je het wel laden? Als het aan mij gelegen had, had ik het niet geladen, omdat we bij [eiseres] met open tanks werken. [C.] zei: "Als je voor de wal in Vlissingen komt gaan we analyseren, SGS komt aan boord en gaat monsteren".(..) "
2.9.Op 15 september 2006 heeft de officier van justitie aan APS een voorlopige maatregel ex art. 28 WED opgelegd (hierna: "de voorlopige maatregel"). Hierdoor kon de lading van de [schip A.] niet gelost worden.
2.10.De provincie Noord-Brabant heeft vervolgens eveneens een onderzoek ingesteld naar de lading in de [schip A.]. Het rapport van de provincie en het RIVM kwam op 28 september 2006 beschikbaar, waarna een risicobepaling van de lading is opgesteld. Naar aanleiding van de uitkomst daarvan is de voorlopige maatregel op 28 september 2006 opgeheven.
2.11.De lading in de [schip A.] is vervolgens op 10 oktober 2006 bij ATM in Moerdijk gelost.
3.Het geschil
3.1.[eiseres] vordert - samengevat - veroordeling, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, van de Staat tot betaling van € 52.739,47, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.Ter onderbouwing van haar vordering voert [eiseres] aan dat de Staat uit onrechtmatige daad aansprakelijk is voor de schade die [eiseres] heeft geleden als gevolg van het opleggen van de voorlopige maatregel aan APS. Volgens [eiseres] was de voorlopige maatregel niet nodig en betreft het hier schade die niet onder haar normale bedrijfsrisico valt. [eiseres] stelt dat zij haar schip gedurende de voorlopige maatregel niet heeft kunnen inzetten en voorts dat zij in haar goede naam is geschaad.
3.3.De Staat voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4.De beoordeling
4.1.Ter beoordeling staat de vraag of de Staat onrechtmatig jegens [eiseres] heeft gehandeld.
[eiseres] stelt onder meer dat APS ten onrechte als verdachte is aangemerkt en dat, naar achteraf is gebleken, de voorlopige maatregel niet nodig was om het milieubelang te beschermen. De rechtbank begrijpt dit betoog aldus dat de voorlopige maatregel onrechtmatig is omdat die maatregel ten tijde van het opleggen niet gerechtvaardigd werd door het bestaan van verdenking tegen APS. De Staat heeft op dit punt aangevoerd dat [eiseres] ter zake strafrechtelijk zal worden vervolgd - wat [eiseres] niet heeft betwist - alsook dat op basis van het onderzoek van het KLPD een voldoende mate van verdenking tegen APS aanwezig was. Tegen dit door de Staat onderbouwde verweer heeft [eiseres] onvoldoende concrete feiten gesteld waaruit volgt dat de voorlopige maatregel in strijd met de wet (voor wat betreft de eis dat tegen APS ernstige bezwaren zijn gerezen) is opgelegd. Op grond van het vorenstaande neemt de rechtbank tot uitgangspunt dat de opgelegde voorlopige maatregel rechtmatig is.
4.2.Aan de orde is vervolgens de vraag of [eiseres] als onschuldige derde, niet verdachte, recht heeft op vergoeding van de door haar als gevolg van de opgelegde strafvorderlijke maatregel geleden schade voor zover deze schade buiten het normale maatschappelijke- of bedrijfsrisico valt.
[eiseres] stelt dat de door haar geleden schade buiten het gebruikelijke bedrijfsrisico valt omdat zij voorafgaande aan de koop een onderzoek heeft laten verrichten naar de samenstelling van het mengsel en APS altijd een betrouwbare contractspartij is geweest. Zij hoefde een dergelijk overheidsoptreden daarom niet te verwachten, aldus [eiseres]. De Staat bestrijdt dit gemotiveerd.
4.3.Bij de beoordeling van de vraag of strafvorderlijk overheidsoptreden in het onderhavige geval onder het gebruikelijke bedrijfsrisico van [eiseres] valt acht de rechtbank van belang dat de werkzaamheden van [eiseres] bestaan uit (onder meer) het inzamelen en vervoeren van gevaarlijke afvalstoffen. Bij deze werkzaamheden bestaat het risico dat bij het laden c.q. vervoeren stoffen vrijkomen die mogelijk gevaar voor de volksgezondheid en het milieu opleveren, zoals de Staat betoogt en [eiseres] niet heeft betwist.
Vast staat dat bij het inladen van het mengsel APS ongebruikelijk stank is waargenomen. Over de mate van stank heeft [schipper B.] verklaard (zie 2.8) dat hij [C.] van [eiseres] heeft gebeld met de vraag of het mengsel wel geladen moest worden. Uit het door [eiseres] vervolgens verricht onderzoek naar de samenstelling van het monster volgde dat het mengsel een hoog H2S gehalte had. Naar [eiseres] zelf betoogt wist zij dat de leidingen en tanks van APS destijds zijn gebruikt voor het laden en lossen van de lading van de Probo Koala en dat het in het mengsel geconstateerde H2S-contaminatie in oorsprong mogelijk van de lading van de Probo Koala afkomstig kon zijn.
Vervolgens heeft [eiseres] op grond van de uitslag van het SGS onderzoek geconcludeerd dat zij het mengsel niet zelf kon verwerken, waarna zij de lading - op verzoek van APS - naar Moerdijk heeft vervoerd. Niet gesteld of gebleken is dat op dat moment bekend was dat het mengsel veilig voor het milieu en de volksgezondheid was. Uit voormelde omstandigheden, in onderling verband en samenhang genomen, volgt dat [eiseres] een lading heeft vervoerd met mogelijke risico's voor de volksgezondheid en het milieu. Strafvorderlijk overheidsoptreden bij een dergelijke lading is voorzienbaar ook al blijkt achteraf dat de lading door ATM verwerkt kan worden. [eiseres] heeft in dat licht dan ook onvoldoende onderbouwd dat zij als gevolg van de voorlopige maatregel schade heeft geleden die buiten het normale bedrijfsrisico valt.
4.4.Uit het vorenstaande volgt dat de vorderingen van [eiseres] zullen worden afgewezen.
4.5.[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van dit geding worden verwezen.
5.De beslissing
De rechtbank:
- wijst de vorderingen af;
- veroordeelt [eiseres] in de kosten van dit geding aan de zijde van de Staat tot op heden begroot op € 1.160,- aan verschotten en € 1.788,- aan salaris van de gemachtigde, beide bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente, gerekend vanaf veertien dagen na de betekening van dit vonnis;
- verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.M. Boone en in het openbaar uitgesproken op 28 januari 2009