parketnummer : 09.535.663-08;
datum uitspraak : 24 maart 2009
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte :
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te Utrecht,
wonende te [adres],
doch thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Haaglanden,
Penitentiair Complex Scheveningen, Huis van Bewaring, Unit 2,
Van Alkemadelaan 1256 te 's-Gravenhage.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 10 maart 2009.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr M.J.W. Melchers, advocaat te Utrecht,
is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
Er hebben zich twee benadeelde partijen gevoegd, die niet ter terechtzitting aanwezig zijn.
Namens de benadeelde partij [benadeelde partij 1] is aanwezig mr A.N. Slijters, advocaat te Gouda.
De officier van justitie mr R.R. Yoesoef Djamil heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij - gewijzigde - dagvaarding onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde - rekening houdend met het ad informandum gevoegde feit - wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, ook als dat inhoudt een behandeling bij De Waag en/of elektronisch toezicht.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] tot een bedrag van € 1.000,= en tot niet-ontvankelijkheid voor het overige.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 1.000,= subsidiair 20 dagen hechtenis ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 2].
De officier van justitie heeft tevens geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] tot een bedrag van € 93.800,=.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 93.800,= subsidiair 365 dagen hechtenis ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 1].
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de blijkens de Lijst van inbeslaggenomen, niet teruggegeven voorwerpen -hierna te noemen Beslaglijst, waarvan een fotokopie, gemerkt C., aan dit vonnis is gehecht- onder verdachte in beslaggenomen goederen, te weten : 1 personenauto, merk Toyota Starlet 1.3, kleur rood, kenteken [kenteken] zal worden teruggegeven aan [A].
Aan de verdachte is ten laste gelegd - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.1, A.2 en A.3, en van de vordering wijziging tenlastelegging, gemerkt A.4.
Ten aanzien van feit 2. :
De rechtbank is op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting tot het oordeel gekomen, dat het onder 2 telastgelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Verdachte wordt -kort gezegd- verweten dat hij een huurauto, een Opel Zafira, kleur blauw, toebehorende aan autoverhuurbedrijf [B], na afloop van de overeengekomen huurperiode zich wederrechtelijk heeft toegeëigend.
Niet is komen vast te staan dat verdachte de Opel Zafira bij het verhuurbedrijf [B] heeft gehuurd in die zin dat hij de contractuele wederpartij bij de huurovereenkomst is geweest; het huurcontract stond immers op naam van zijn vriendin, [benadeelde partij 2]. Gebleken is dat het huurcontract voor deze auto, die voor twee dagen was gehuurd, later met toestemming van het verhuurbedrijf is verlengd. Verdachte heeft weliswaar verklaard op enig moment de beschikking over de auto te hebben gehad, maar aangevoerd voornemens te zijn geweest de auto aan het verhuurbedrijf te retourneren. Dat is, aldus verdachte, niet doorgegaan omdat hij zich met twee lekgestoken banden zag geconfronteerd. De enkele vertraging in de teruggave brengt nog niet met zich dat verdachte op enig moment als heer en meester over de auto is gaan beschikken en zich daarmee de auto heeft toegeëigend.
Ten aanzien van de feiten 4 en 6 :
De rechtbank acht evenmin wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 4 en onder 6 telastgelegde feiten heeft begaan. Daartoe is het volgende redengevend.
Verdachte wordt kort gezegd verweten dat hij de verkopers van de woning aan de [adres 1] en de verkopers van de woning aan de [adres 2] heeft opgelicht door zich in strijd met de waarheid voor te doen als een bonafide koper.
Vast staat dat verdachte voorlopige koopovereenkomsten heeft gesloten en ondertekend betreffende de aankoop van de woning aan de [adres 1] en de woning aan de [adres 2]. Tevens staat vast dat verdachte deze koopovereenkomsten niet is nagekomen en niet is overgegaan tot betaling van het overeengekomen bedrag van aanbetaling.
De rechtbank stelt voorop dat volgens de jurisprudentie van de Hoge Raad voor het aannemen van een valse hoedanigheid als bedoeld in artikel 321 Sr onvoldoende is het enkele zich voordoen als bonafide koper van een bepaald goed. Uit de processtukken en het verhandelde ter zitting blijkt niet meer en anders dan dat verdachte zich tegenover de verkopers, dan wel de verkopende makelaar, van de woning aan de [adres 1] in strijd met de waarheid heeft voorgedaan als winnaar van een grote geldprijs in de loterij. Tegenover de verkopende makelaar van de woning aan de [adres 2] heeft verdachte - eveneens in strijd met de waarheid - verklaard dat hij werkzaam was als Operational Manager van de Royal Bank of Scotland. Ten tijde van het sluiten van beide koopovereenkomsten beschikte verdachte niet over de vereiste financiële middelen om deze na te komen. De rechtbank stelt vast dat in beide gevallen in wezen slechts sprake is geweest van een enkele leugen, bedoeld om de hoedanigheid van bonafide koper te onderbouwen. Dat maakt niet dat daarmee voldoende extra feiten of omstandigheden zijn komen vast te staan die voeren tot de slotsom dat verdachte een valse hoedanigheid heeft aangenomen. Op grond van de enkele omstandigheid dat verdachte zich in strijd met de waarheid heeft voorgedaan als een koper die van plan en in staat is de koopprijs van een goed te betalen kan evenmin gesproken worden van een samenweefsel van verdichtsels.
Aldus ontbreekt het wettig en overtuigend bewijs voor enig oplichtingsmiddel zoals het aannemen van een valse hoedanigheid dan wel een samenweefsel van verdichtsels, nog daargelaten of (wel) sprake van het tevens in het ten laste gelegde wetsartikel opgenomen element oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan acht de rechtbank bewezen en is zij tot de overtuiging gekomen dat de verdachte de op de dagvaarding onder 1, 3 en 5 ten laste gelegde feiten, alsmede het ad informandum feit, heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de tenlastelegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de tenlastelegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.1 en B.2.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
Met betrekking tot de persoon van verdachte en diens strafbaarheid heeft de rechtbank acht geslagen op het over verdachte door drs M.H. de Groot, klinisch psycholoog, als vast gerechtelijk deskundige van de rechtbank, tevens psycholoog te 's-Gravenhage opgesteld psychologisch rapport van 15 februari 2009.
Vanuit psychologisch onderzoek komt betrokkene naar voren als iemand die op gemiddeld intelligent niveau moet kunnen functioneren. Bij het persoonlijkheidsonderzoek worden geen al te opvallende persoonlijkheidstrekken geconstateerd. Er zijn wel duidelijke aanwijzingen voor antisociale persoonlijkheidstrekken, waarbij zijn frequente contacten met justitie als belangrijk symptoom genoemd kunnen worden. Ook zijn gebrek aan invoelend vermogen bij de slachtoffers van zijn handelen dient hierbij in ogenschouw te worden genomen. Er zijn vooralsnog evenwel geen aanwijzingen dat er in de jeugd van betrokkene sprake was van gedragsstoornissen. Er kan daarom dan ook geen antisociale persoonlijkheidsstoornis worden vastgesteld.
Betrokkene heeft zich jarenlang schuldig gemaakt aan oplichting en flessentrekkerij. De aard van deze misdrijven heeft te maken met een sterke neiging van betrokkene om zich van zijn beste kant te laten zien. Een neiging om te willen imponeren en een neiging om te voorkomen dat hij bij de ander negatief overkomt.
Niet uit te sluiten valt dat de voor betrokkene vroegere onveilige thuisbasis hem onvoldoende basiszekerheid heeft gegeven. Dit gebrek aan een stevige ondergrond kan makkelijk de gewetensvorming in de weg staan, evenals andere belangrijke fundamenten voor een gezonde persoonlijkheidsontwikkeling.
Er zijn nogmaals geen aanwijzingen voor een ziekelijke stoornis en / of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens geconstateerd. Betrokkene wordt door rapporteur als toerekeningsvatbaar voor de hem ten laste gelegde feiten beschouwd.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de deskundige zich gebaseerd op zorgvuldig onderzoek en is het advies inzichtelijk en draagkrachtig gemotiveerd.
De rechtbank neemt voormelde conclusie dan ook over. Gezien dit rapport acht de rechtbank verdachte volledig toerekeningsvatbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Na te melden straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft een personenauto, die hij als bruiklener onder zich had, zonder toestemming verkocht en het geld dat hij daarvoor kreeg in zijn eigen zak gestoken.
Verder heeft verdachte van de bankrekening van zijn vriendin een geldbedrag opgenomen door zonder haar medeweten haar bankpas te pakken en haar pincode -die hij had weten te bemachtigen- te gebruiken. Hij had van haar hiervoor geen toestemming gekregen.
Ook heeft verdachte een laptop, die hij van zijn vriendin te leen had, verkocht zonder dat hij hiervoor toestemming had. De opbrengst daarvan heeft hij zich zelf toegeëigend.
Verdachte daarmee het vertrouwen van zijn medemens geschaad.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen de ter kennisneming gevoegde oplichting van Automobielbedrijf [C]. Verdachte heeft bekend ook dit feit te hebben gepleegd en de officier van jusititie heeft toegezegd dat hiervoor geen verdere strafvervolging zal volgen,
De kans op recidive voor soortgelijke delicten wordt door drs. M.H. de Groot, klinisch psycholoog, als zeer reëel in geschat. Immers verdachte heeft zich al jarenlang schuldig gemaakt aan dit soort delicten. Detenties en taakstraffen hebben tot nu toe weinig soelaas geboden. Verdachte heeft nooit eerder hulp gezocht. Vanuit psychologisch oogpunt adviseert de psycholoog dat het nodig is dat verdachte behandeld wordt vanwege zijn neiging een loopje te nemen met de werkelijkheid om op die manier anderen om te tuin te leiden. Dat kan gebeuren door middel van een ambulante behandeling bij De Waag, forensisch-psychiatrische hulpverleningsinstelling. Deze behandeling kan plaats vinden in het kader van een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel. Hiermee kan de kans op recidive worden verkleind.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland van 19 december 2008. Ook heeft de rechtbank gelet op de gespreksaantekening van de Reclassering Nederland van 27 november 2008.
Met het oog op de bij verdachte aanwezige problemen adviseert de reclassering naast een onvoorwaardelijke straf een voorwaardelijke straf op te leggen. Aan deze voorwaardelijke straf dient reclasseringscontact, waaronder een behandeling bij De Waag en een elektronisch toezicht, als bijzondere voorwaarde te worden gekoppeld.
Betrokkene lijkt gemotiveerd te zijn voor een behandeling. Hij heeft zich reeds vrijwillig bij De Waag aangemeld.
De rechtbank heeft tenslotte acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie d.d.
26 november 2008 betreffende verdachte, waaruit blijkt dat verdachte eerder ter zake van een soortgelijke feiten is veroordeeld.
Gelet op alle feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat geen andere straf op zijn plaats is dan één die vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt, zij het dat een deel van die straf in voorwaardelijke vorm kan worden opgelegd.Gelet op voornoemde rapporten zal de rechtbank daaraan de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht, ook als dat inhoudt een behandeling bij De Waag, verbinden.
De vorderingen van de benadeelde partijen.
Ten aanzien van feiten 1 en 3.
[benadeelde partij 2], wonende te [adres], heeft zich als benadeelde partij gevoegd terzake van haar vordering tot materiële schadevergoeding, groot € 2.801,69.
De rechtbank acht een deel (het door verdachte gepinde bedrag van de rekening van zijn voormalige vriendin [benadeelde partij 2], dat hij zichzelf heeft toegeëigend) van de vordering van zo eenvoudige aard dat deze vordering zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Dit deel van de vordering is door de verdachte niet betwist en is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder feit 3 bewezenverklaarde feit.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade.
De rechtbank zal derhalve de vordering van de nadeelde partij toewijzen tot een bedrag van
€ 1.000,= toewijzen en de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaren, omdat deze voor het overige niet eenvoudig van aard is.
De benadeelde partij kan zich hiertoe desgewenst tot de burgerlijke rechter wenden.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde feit onder 3 is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.000,= ten behoeve van [benadeelde partij 2], wonende te [adres].
[benadeelde partij 1], wonende te [adres 1], heeft zich als benadeelde partij gevoegd terzake van zijn vordering tot materiële schadevergoeding, groot € 93.800,=.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij met betrekking tot schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaren, omdat verdachte van dit feit is vrijgesproken.
De benadeelde partij kan zich hiertoe desgewenst tot de burgerlijke rechter wenden.
Inbeslaggenomen voorwerpen.
De rechtbank zal het blijkens de Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp :
te weten : 1 personenauto, merk Toyota Starlet 1.3, kleur rood, kenteken [kenteken] teruggeven aan [A].
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen :
14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f, 57, 310, 311, 321 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding onder 2, 4 en 6 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1, 3 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt :
VERDUISTERING, meermalen gepleegd.
DIEFSTAL WAARBIJ DE SCHULDIGE HET WEG TE NEMEN GOED ONDER
ZIJN BEREIK HEEFT GEBRACHT DOOR MIDDEL VAN EEN VALSE SLEUTEL.
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot :
een gevangenisstraf voor de duur van 8 MAANDEN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
in verzekering gesteld op: 24 november 2008;
in voorlopige hechtenis gesteld op: 27 november 2008.
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 4 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit alsmede onder de hierna te noemen bijzondere voorwaarde :
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland zolang die instelling zulks nodig acht en zich zal houden aan andere aanwijzingen te geven door deze instelling;
ook als dat inhoudt een de behandeling bij De Waag.
geeft hierbij opdracht aan bovengenoemde reclasseringsinstelling krachtens het bepaalde bij artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] toe tot een bedrag van € 1.000,= en veroordeelt verdachte voorts :
om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [benadeelde partij 2], wonende te [adres] een bedrag van € 1.000,=, met veroordeling in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot deze uitspraak begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 1.000,= ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 2];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt -onder handhaving van voormelde verplichting- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 20 dagen;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 2] voor het overige niet ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en dat zij haar vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 1], wonende te [adres 1], niet ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding, en dat hij zijn vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
gelast de teruggave van :
1 personenauto, merk Toyota Starlet 1.3, kleur rood, kenteken [kenteken] aan [A].
De rechtbank heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.W. du Pon, voorzitter,
mrs. G. M.G. Hink en E.C.M. Bouman, rechters,
in tegenwoordigheid van M.L.A. van der Togt, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 maart 2009.
Mr Bouman is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.