ECLI:NL:RBSGR:2009:BH6511

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
13 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/4778 PARKBL
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T. van Rij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegd opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting door parkeercontroleurs

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank 's-Gravenhage, ging het om een beroep tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting die aan eiser was opgelegd. De naheffingsaanslag, opgelegd op 20 mei 2008, betrof een auto die geparkeerd stond op een door de gemeente Noordwijk aangewezen parkeerplaats. De parkeercontroleur constateerde dat er geen geldig parkeerkaartje aanwezig was, wat leidde tot een naheffingsaanslag van € 50,50. Eiser betwistte de bevoegdheid van de parkeercontroleur om deze aanslag op te leggen.

De rechtbank oordeelde dat de naheffingsaanslag niet door een daartoe bevoegd persoon was opgelegd. Volgens de Gemeentewet is alleen de gemeenteambtenaar bevoegd om naheffingsaanslagen parkeerbelasting op te leggen. De parkeercontroleurs van Parkeer Groep Nederland B.V. waren weliswaar aangewezen, maar de rechtbank concludeerde dat de bevoegdheid tot het opleggen van naheffingsaanslagen niet aan hen was gemandateerd. Dit leidde tot de conclusie dat de aanslag ongeldig was.

De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar en de naheffingsaanslag, en bepaalde dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Tevens werd de gemeente Noordwijk gelast om het door eiser betaalde griffierecht van € 39 aan hem te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 13 februari 2009 door mr. T. van Rij, in tegenwoordigheid van griffier M. van Vlodrop. Eiser was in persoon aanwezig bij de zitting, terwijl de verweerder werd vertegenwoordigd door medewerkers van de betrokken onderneming.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 08/4778 PARKBL
Uitspraakdatum: 13 februari 2009
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[X], wonende te [Z], eiser,
en
de heffingsambtenaar [te P], verweerder.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van verweerder van 6 juni 2008 op het bezwaar van eiser tegen de aan eiser opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting (aanslagnummer [nummer]).
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 februari 2009.
Eiser is daar in persoon verschenen. Namens verweerder zijn verschenen [A] en [B], medewerkers van [onderneming] te [plaats].
1 Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vernietigt de naheffingsaanslag en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- gelast dat de gemeente Noordwijk het door eiser betaalde griffierecht ten bedrage van € 39 aan hem vergoedt.
2 Gronden
2.1. Op 20 mei 2008 om 16.51 uur stond de auto van eiser, met kenteken [kenteken], geparkeerd op een parkeerplaats aan de Oude Zeeweg te Noordwijk ter hoogte van de nummers 51 t/m 63 en 60 t/m 88. Deze locatie is door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordwijk aangewezen als een parkeerplaats waar op die dag en dat tijdstip tegen betaling van parkeerbelasting mag worden geparkeerd.
2.2. Tijdens een controle op de voormelde datum en voormeld tijdstip heeft een parkeercontroleur geconstateerd dat er in het voertuig geen geldig parkeerkaartje aanwezig was. Naar aanleiding hiervan is aan eiser een naheffingsaanslag opgelegd van € 50,50, bestaande uit € 1,50 aan parkeerbelasting en € 49,- aan kosten ter zake van het opleggen van de aanslag.
2.3. De rechtbank dient ambtshalve te beoordelen of de aan eiser opgelegde naheffingsaanslag door een daartoe bevoegd persoon is opgelegd.
2.4. Op grond van artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet is de gemeenteambtenaar, belast met de heffing van gemeentelijke belastingen, bevoegd om een naheffingsaanslag parkeerbelasting op te leggen.
2.5. De onderhavige naheffingsaanslag is opgelegd door een parkeercontroleur. Uit het door verweerder overgelegde aanwijzingsbesluit van 25 februari 2003 blijkt dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordwijk de parkeercontroleurs van Parkeer Groep Nederland B.V. heeft aangewezen als gemeenteambtenaren die in de plaats treden van de gemeenteambtenaar, bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdeel c, van de Gemeentewet, voor de uitreiking van naheffingsaanslagen parkeerbelasting ingevolge artikel 8, eerste lid, van de Invorderingswet 1990. Anders dan verweerder heeft aangenomen, is de bevoegdheid tot het opleggen van naheffingsaanslagen parkeerbelasting niet gemandateerd aan de parkeercontroleurs van Parkeer Groep Nederland B.V. Artikel 231, tweede lid, onderdeel c, van de Gemeentewet ziet immers niet op de heffing van gemeentelijke belastingen maar op de invordering daarvan.
2.6. Nu de aan eiser opgelegde naheffingsaanslag niet door een daartoe bevoegd persoon is opgelegd, dient het beroep gegrond te worden verklaard en dienen de uitspraak op bezwaar en de naheffingsaanslag te worden vernietigd. Hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd behoeft geen bespreking.
2.7. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat niet van voor vergoeding in aanmerking komende kosten is gebleken.
Deze uitspraak is gedaan op 13 februari 2009 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. T. van Rij, in tegenwoordigheid van M. van Vlodrop, griffier.
Afschrift aangetekend
verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.