ECLI:NL:RBSGR:2009:BH6239
Rechtbank 's-Gravenhage
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vergoeding van kosten van rechtsbijstand na sepotbeslissing
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 24 februari 2009 uitspraak gedaan in een verzoekschrift ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering. Verzoeker, geboren in 1981 en woonachtig te Amsterdam, had een verzoek ingediend tot vergoeding van de kosten van zijn raadsman, na een sepotbeslissing van het openbaar ministerie. De officier van justitie had het verzoek afgewezen, stellende dat er sprake was van een zogenaamd politiesepot, waarbij kosten gemaakt in de opsporingsfase niet voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er wel degelijk sprake was van een 'zaak' in de zin van artikel 591a Sv, aangezien de verzoeker was aangehouden op bevel van de officier van justitie en deze ook betrokken was bij de sepotbeslissing. De rechtbank heeft het verzoek toegewezen en een bedrag van € 983,58 toegekend aan verzoeker, bestaande uit een vergoeding voor de kosten van zijn raadsman en de kosten van het indienen en behandelen van het verzoekschrift. De rechtbank heeft daarbij de gronden van billijkheid in aanmerking genomen, gezien de omstandigheden van de zaak. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier W. Gunnewegh en is openbaar uitgesproken.