ECLI:NL:RBSGR:2009:BH6174

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
2 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/925514-08
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot diefstal met geweld en bedreiging met geweld, poging tot doodslag en verboden vuurwapenbezit

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 2 maart 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die samen met een mededader op 4 juli 2008 betrokken was bij een poging tot diefstal met geweld en bedreiging met geweld, alsook een poging tot doodslag. De verdachte en zijn mededader zijn een woning binnengegaan met de intentie om goederen te stelen. Toen de bewoner, [C.], thuis kwam, hebben zij hem bedreigd en met geweld aangevallen. Het slachtoffer heeft ernstige verwondingen opgelopen, waaronder een hersenbloeding en een gebroken jukbeen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededader op grove wijze inbreuk hebben gemaakt op de fysieke en psychische integriteit van het slachtoffer. Slechts twee dagen later heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan verboden vuurwapenbezit en bedreiging met de dood door het tonen van een vuurwapen aan twee andere slachtoffers, [A.] en [B.]. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar en zes maanden, en heeft een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer [C.]. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen en de verdachte veroordeeld tot betaling van € 3799,-- aan [C.]. De rechtbank heeft ook de Audi A6 van de verdachte verbeurd verklaard, aangezien deze auto is gebruikt bij de gepleegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer 09/925514-08, uitsluitend de feiten 1, 2, 3, 7 en 8.
Datum uitspraak: 2 maart 2009
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980,
thans gedetineerd in de [penitentiaire inrichting]
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 17 oktober 2008, 24 oktober 2008, 13 januari 2009 en 16 februari 2009.
Ter terechtzitting van 16 februari 2009 heeft de rechtbank de splitsing bevolen van de feiten 4 en 5 enerzijds en de feiten 1, 2, 3, 7 en 8 anderzijds nu voeging niet meer in belang van het onderzoek is.
In dit vonnis zijn de feiten 1, 2, 3, 7 en 8 aan het oordeel van de rechtbank onderworpen.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. W. Bos en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. J.Y. Taekema, advocaat te 's-Gravenhage, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is - voor zover thans nog in dit vonnis aan het oordeel van de rechtbank onderworpen - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 06 juli 2008 te 's-Gravenhage, ter uitvoering van het door
hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, opzettelijk [slachtofferA.] wederrechtelijk van de vrijheid te
beroven en/of beroofd te houden, met dat opzet
- die [A.] aan haar arm(en) en/of hand(en) heeft gepakt en/of (naar
achteren) heeft getrokken en/of
- die [A.] (daarbij) heeft meegedeeld: "Je moet mee naar de auto!" en/of
- die [A.] naar en/of in een auto heeft getrokken en/of
- een (gas)revolver op het lichaam van een vriend van die [A.] (te
weten: [B.]) heeft geplaatst en/of naar hem heeft gericht en/of
- een (gas)revolver naar die [A.] heeft gericht en/of aan die
[A.] heeft getoond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf
niet is voltooid;
art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 06 juli 2008 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, [slachtofferA.] en/of [B.]
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn
mededader(s) opzettelijk dreigend op die [A.] en/of die [B.] een
(gas)revolver gericht en/of aan hen getoond en/of op het lichaam van die
[B.] geplaatst en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd: "Niet
bewegen, niet bewegen. Kijk wat ik in mijn hand heb" en/of "Houd je mond."
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 06 juli 2008 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, een of meer wapens van categorie III, te
weten een gasrevolver (merk: ME, kaliber: 9mm), en/of munitie van categorie
III, te weten 5 patronen (kaliber: 9 mm knal), voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
7.
hij op of omstreeks 04 juli 2008 te Pijnacker, gemeente Pijnacker-Nootdorp,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening weg te nemen geld en/of goederen van zijn gading,
geheel of ten dele toebehorende aan [C.], in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), met een of meer van zijn
mededader(s), althans alleen zich naar de woning van die [C.]
heeft/hebben begeven en/of die woning is/zijn binnen gegaan en/of zich achter
een deur en/of in een kamer heeft/hebben verscholen, terwijl de uitvoering van
dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging tot diefstal werd
vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die
[C.], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere
deelnemer(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld
bestond(en) uit het
- meermalen slaan en/of stompen op het hoofd en/of het gezicht en/of het
lichaam van die [C.] en/of
- maken van een lus met behulp van een touw en/of snoer en/of kabel en/of
- (vervolgens) plaatsen van die lus om de nek van die [C.] en/of
- slaan met een lamp, althans een hard en/of zwaar voorwerp op en/of tegen het
hoofd en/of het lichaam van die [C.] en/of
- duwen tegen het lichaam van die [C.] en/of
- ten val brengen van die [C.] en/of
- op de rug draaien van de armen en/of de handen van die [C.] en/of
- vasthouden van de armen en/of de handen van die [C.] en/of
- trappen tegen het gezicht van die [C.];
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
8
hij op of omstreeks 04 juli 2008 te Pijnacker, gemeente Pijnacker-Nootdorp,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en al dan
niet met voorbedachten rade [C.] van het leven te beroven, tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en al
dan niet na kalm beraad en rustig overleg, die [C.]
- meermalen op het hoofd en/of het gezicht en/of het lichaam heeft geslagen
en/of gestompt en/of
- met een lamp, althans een hard en/of zwaar voorwerp op en/of tegen het
hoofd en/of het lichaam heeft geslagen en/of
- geduwd heeft en/of
- ten val heeft gebracht en/of
- de armen en/of de handen op de rug gedraaid heeft en/of
- een of meermalen tegen het gezicht heeft getrapt , terwijl de uitvoering van
dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 04 juli 2008 te Pijnacker, gemeente Pijnacker-Nootdorp,
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk
en al dan niet met voorbedachten rade aan een persoon genaamd [C.],
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (jukboogfractuur), heeft toegebracht,
door deze opzettelijk en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg die
[C.]
- meermalen op het hoofd en/of het gezicht en/of het
lichaam te slaan en/of te stompen en/of
- met een lamp, althans een hard en/of zwaar voorwerp op en/of tegen het
hoofd en/of het lichaam te slaan en/of
- tegen het gezicht te schoppen/trappen;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of
een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 04 juli 2008 te Pijnacker, gemeente Pijnacker-Nootdorp,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen aan een persoon genaamd [C.],
opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe
te brengen, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg
die [C.]
- meermalen op het hoofd en/of het gezicht en/of het lichaam heeft geslagen
en/of gestompt en/of
- met een lamp, althans een hard en/of zwaar voorwerp op en/of tegen het
hoofd en/of het lichaam heeft geslagen en/of
- geduwd heeft en/of
- ten val heeft gebracht en/of
- de armen en/of de handen op de rug gedraaid heeft en/of
- een of meermalen tegen het gezicht heeft getrapt , terwijl de uitvoering van
dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3. Het bewijs (1)
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte al dan niet samen met een ander heeft getracht aangeefster [slachtoffer A.] van haar vrijheid te beroven, daarbij haar en [B.] heeft bedreigd en dat hij in het bezit is geweest van een verboden vuurwapen en munitie. Voorts wordt de verdachte ervan verdacht dat hij al dan niet met een ander [C.] met geweld heeft getracht te bestelen en heeft geprobeerd hem - al dan niet op grond van een vooropgezet plan - van het leven te beroven, subsidiair hem zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, meer subsidiair getracht heeft hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de verdachte van het hem onder 8 primair (impliciet primair) tenlastegelegde feit, te weten de poging tot moord, wordt vrijgesproken, nu hij van oordeel is dat de verdachte en medeverdachte [E.] geen voorbedachte raad hadden het slachtoffer te doden, maar dat zij door hem tijdens de inbraak zijn 'overlopen'. De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte de hem onder 1, 2, 3, 7 en 8 primair (impliciet subsidiair) verweten feiten heeft begaan.
Bij de feiten 1, 2 en 3 baseert de officier van justitie zich op de aangiftes van [A.] en [B.], het vluchtgedrag van de verdachte en de vondst van het vuurwapen van de verdachte in de directe nabijheid van het incident. Bovendien worden de aangiftes ondersteund door de verklaringen van [F.], [G.], [H.], [I.] en [J.], aldus de officier van justitie. De verklaring van de verdachte dat hij het wapen voorafgaande aan het incident met [A.] en [B.] bij een boom heeft gelegd, omdat hij dacht het (toch) niet nodig te hebben, acht de officier van justitie ongeloofwaardig.
Dat de verdachte en [medeverdachte E.] de feiten 7 en 8 hebben gepleegd baseert de officier van justitie op de optelsom van de aangifte, een op de plaats van het delict aangetroffen schoenspoor dat visueel overeen komt met de zoolafdruk van een paar schoenen van de verdachte, de telefoongegevens van de verdachte waaruit blijkt dat hij rond het tijdstip van de inbraak sms-berichten ontvangen en verstuurd heeft naar [medeverdachte E.], terwijl de berichten werden verzonden via een zendmast op een paar honderd meter afstand van de plaats delict, de waarneming van de grijze Audi van de verdachte bij de plaats delict, en het feit dat in die auto een schroevendraaier die bij de inbraak is gebruikt, en handschoenen met bloed van het slachtoffer en DNA-materiaal van medeverdachte [medeverdachte E.] zijn aangetroffen.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat de verdachte van het hem onder 1, 2, 7 en 8 primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde behoort te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2 heeft hij daartoe - verkort en zakelijk weergegeven - het navolgende aangevoerd:
De verdachte wilde met [A.] praten over een overval die op haar initiatief in de woning van zijn vriendin had plaatsgevonden. Hij wilde de namen en telefoonnummers weten van de mannen die de overval hadden gepleegd. Toen hij zag dat [A.] alleen met [B.] was heeft hij de gasrevolver die hij bij zich had bij een boom gelegd. Hij heeft [A.] aangesproken en toen zij niet met hem wilde praten heeft hij geprobeerd haar hand aan te raken. Op geen enkele wijze heeft de verdachte getracht [A.] van haar vrijheid te beroven of haar en [B.] te bedreigen. De aangiftes van [A.] en [B.] bevatten onwaarheden en komen niet met elkaar overeen. Ook de getuigenverklaringen ondersteunen hun verklaringen niet. Uit het verhaal van [getuige J.] komt naar voren dat een man met een wit T shirt een vrouw tegenhield en haar tegen een muur plaatste. Ook [I.] heeft verklaard dat er eerst één man in de buurt van [A.] was. Pas later kwamen er twee anderen bij. De verdachte had een blauw trainingsjack aan met strepen en hij is nooit als enige in de buurt van [A.] geweest. Hij kan dus niet de man zijn geweest die de vrouw tegen de muur heeft gezet; het ligt meer voor de hand dat dit [B.] was. [I.] en [getuige J.] zeggen niets over een BMW en onduidelijk is gebleven waar de BMW zou hebben gestaan. Het is niet vreemd dat de verdachte is weggerend op het moment dat de politie ter plaatse kwam. Er is onvoldoende bewijs dat de verdachte het voornemen had [A.] van haar vrijheid te beroven. Voorts zijn de uitvoeringshandelingen onvoldoende voor poging tot vrijheidsberoving. Evenmin kan bewezen worden dat de verdachte aangevers heeft bedreigd met een wapen. [B.] weet niet of hij met een revolver of pistool is bedreigd, terwijl dat een groot verschil maakt en bovendien kan het goed zijn dat [B.], voorafgaande aan het afleggen van zijn verklaring, reeds van de politie had gehoord dat er een wapen was gevonden. [I.] heeft verklaard dat hij binnen een half uur na het incident van een politieagent hoorde dat er een wapen was gevonden. [B.] heeft met de politie staan praten. [B.] kan daarna hebben verzonnen dat hij en [A.] met een wapen zijn bedreigd. De woorden die door de verdachte zijn geuit vormen voorts geen bedreiging met de dood of met zware mishandeling.
De raadsman heeft verzocht de verbalisant [F.] als getuige te horen, indien de rechtbank de verdachte niet vrijspreekt van de feiten 1 en 2. [F.] moet naar de mening van de raadsman gevraagd worden op welk moment [B.] tegen haar heeft gezegd dat hij een pistool heeft gezien, meer in het bijzonder of hij dat heeft verklaard voor of nadat hij van de politie had gehoord dat er een wapen was gevonden.
De raadsman is van mening dat feit 3 bewezen kan worden verklaard.
Ten aanzien van de feiten 7 en 8 heeft de raadsman - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd:
Het slachtoffer heeft één van de mannen die hem heeft aangevallen goed gezien. In zijn aangifte heeft hij deze man uitvoerig beschreven. Hij heeft evenwel de foto van de verdachte niet aangewezen bij een foslo-confrontatie. Dat is sterk ontlastend voor de verdachte. De omstandigheid dat de auto van de verdachte mogelijk is gebruikt bij de overval betekent nog niet dat de verdachte de overval ook daadwerkelijk heeft gepleegd. De verdachte kan zijn auto immers hebben uitgeleend. Ook de in de auto van de verdachte aangetroffen schroevendraaier en de handschoen met het DNA van het slachtoffer en [medeverdachte E.] zeggen om diezelfde reden niets omtrent de mogelijke deelname van verdachte aan die inbraak.
Het schoenspoor is niet bruikbaar voor het bewijs, nu het slechts gaat om een visuele overeenkomst tussen het aangetroffen spoor en - algemeen verkrijgbare - schoenen van de verdachte. Het sms-verkeer kan evenmin strekken tot bewijs tegen de verdachte, omdat niet vaststaat dat de verdachte deze sms-berichten heeft ontvangen en verstuurd. Het is aannemelijk dat de verdachte zijn telefoon heeft uitgeleend nu er ook sms-berichten in het Pools met het toestel zijn verstuurd. Op grond van bovengenoemde omstandigheden kan niet worden vastgesteld dat het de verdachte is geweest die - samen met een ander - de overval en het geweld tegen de aangever heeft gepleegd.
3.3 De beoordeling van de tenlastelegging
3.3.1. Vrijspraak
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde overweegt de rechtbank dat gelet op het onderzoek ter terechtzitting en de stukken van het dossier niet wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte dit feit heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe dat uit de zich in het dossier bevindende aangiftes, getuigenverklaringen en processen-verbaal van bevindingen geen eenduidig beeld naar voren komt over wat er - waar het een eventuele poging tot wederrechtelijke vrijheidsberoving betreft - precies is gebeurd op de avond van 6 juli 2008. Onvoldoende duidelijk is of aangeefster [A.] door de verdachte en/of [medeverdachte E.] is vastgegrepen of tegengehouden en in de richting van de BMW is getrokken. De verdachte behoort dan ook van dit feit te worden vrijgesproken.
De rechtbank is voorts met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de onder 8 primair (impliciet primair) tenlastegelegde poging tot moord zodat hij ook van dat feit behoort te worden vrijgesproken.
3.3.2 Feiten 2 en 32
Bewijs
Op 6 juli 2008 heeft [A.] aangifte gedaan van bedreiging. (3) Zij heeft verklaard dat zij op 6 juli 2008 omstreeks 01.00 uur samen met een vriend in Den Haag over straat liep.(4 ) Op enig moment heeft zij gezien dat [verdachte] (5) - haar voormalige pooier (6) - haar aldaar achterna is gerend met een pistool in zijn hand. Zij zag het pistool in zijn rechterhand. Ze kwam toen een vrouw tegen die zich legitimeerde als politieagente en ze zag een politieauto. Ze zag dat verdachte vervolgens wegrende (7).
Op 6 juli 2008 heeft ook [B.] aangifte gedaan van bedreiging.(8) Hij heeft verklaard dat hij op 6 juli 2008 met zijn vriendin [A.] in Den Haag over straat liep. Op het Groenewegje zag hij dat de voormalige pooier van [A.] een klein, donkerkleurig wapen tegen zijn buik drukte. Hij dacht dat verdachte (9) hem dood wilde maken. Hij zag vervolgens dat [A.] wegrende en dat verdachte achter haar aanrende. Toen de politieauto kwam, zag hij hem wegrennen. (10)
In het proces-verbaal van [F.] is te lezen dat zij in de nacht van 6 juli 2008 rond 01.05 uur op het Groenewegje te Den Haag een hevig geëmotioneerde vrouw heeft opgevangen die haar vertelde dat ze was bedreigd door haar ex-pooier. Een man met een Turks uiterlijk, die naast de vrouw stond, heeft vervolgens tegen haar gezegd dat de ex-pooier hem had bedreigd met een zwart vuurwapen.(11) [F.] is met beide personen blijven wachten tot twee andere politieambtenaren bij hen kwamen staan. In het proces-verbaal van deze verbalisanten, te weten [G.] en [H.], is te lezen dat zij in de nacht van 6 juli 2008 om 01.06 uur op het Groenewegje te Den Haag reden. Zij hebben daar [A.] en [B.] gezien en met hen gesproken. Ze zagen een man met versnelde pas weglopen. Ze hoorden dat [A.] tegen hen zei dat zij de verdachte kende als [verdachte] en dat hij haar ex-pooier was.(12) Ze hoorden vervolgens [B.] zeggen dat de verdachte een vuurwapen had getrokken en op hem had gericht. (13)
Blijkens het proces-verbaal van aanhouding (14) is de verdachte - naar aanleiding van de melding van een incident op het Groenewegje te Den Haag - op 6 juli 2008 om 01.20 uur aangehouden te Den Haag.(15) Hij lag verscholen onder een auto op een nabij het Groenewegje gelegen parkeerplaats.(16)
In de nacht van 6 juli 2008 is op het Groenewegje te Den Haag met behulp van een speurhond door een politieambtenaar een vuurwapen aangetroffen en veiliggesteld.(17) Naar dat vuurwapen is onderzoek ingesteld.(18) In het proces-verbaal van dat onderzoek is te lezen dat het wapen een gasrevolver van het merk ME en kaliber 9 mm (19) betreft en dat het wapen een vuurwapen is in de zin van categorie III sub 1 van de Wet wapens en munitie.(20) Voorts is in het proces-verbaal gerelateerd dat in de rondsel van het wapen vijf niet verschoten knalpatronen zaten van het kaliber 9 mm knal, hetgeen munitie is in de zin van categorie III van de Wet wapens en munitie.(21)
De verdachte heeft op 6 juli 2008 verklaard (22) dat hij die nacht op [A.] stond te wachten en dat hij heeft gezien dat zij samen met een vriend over straat liep. Hij is naar haar toe gegaan. (23) Hij heeft voorts verklaard dat hij een gaspistool in Litouwen heeft gekocht en dat hij dat bij zich had die nacht.(24) Op 15 oktober 2008 heeft de verdachte verklaard dat het op het Groenewegje aangetroffen wapen van hem is.(25)
Oordeel van de rechtbank
Feit 2
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte [A.] en [B.] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht. Uit bovengenoemde verklaringen van de aangevers blijkt dat de verdachte de aangevers heeft aangesproken en dat hij hun een vuurwapen heeft getoond. Deze verklaringen worden ondersteund door de processen-verbaal van bevindingen van de verbalisanten en voorts door het feit dat in de directe nabijheid van de plaats waar het incident heeft plaatsgevonden het vuurwapen van de verdachte is aangetroffen, alsmede de verklaring van de verdachte zelf dat hij een wapen bij zich had en [A.] en [B.] heeft aangesproken. De verdachte is bovendien voor de politie weggerend en heeft zich schuilgehouden onder een auto.
Nu de verdachte naar eigen zeggen de gasrevolver bij zich had voor de confrontatie met [A.], acht de rechtbank het onaannemelijk dat hij het wapen heeft weggelegd toen hij [A.] en haar vriend zag. In zoverre acht de rechtbank de verklaring van verdachte dan ook ongeloofwaardig en zal zij deze terzijde stellen.
Wat betreft de verweren die zijn gevoerd ten aanzien van de door [B.] afgelegde verklaring aangaande het vuurwapengebruik door verdachte, overweegt de rechtbank in het bijzonder het volgende.
Het enkele feit dat [B.] bij de rechter-commissaris verklaart niet meer te weten of hij door een pistool of revolver met of zonder cilinder is bedreigd, doet aan zijn verklaring dat hij door verdachte met een vuurwapen is bedreigd niets af. [B.] heeft direct na het incident aangegeven te zijn bedreigd met een klein, zwart vuurwapen, welke beschrijving overeenkomt met de werkelijke omvang en kleur van de gasrevolver van verdachte. [B.] is voorts pas een halfjaar na het incident bij de rechter-commissaris gehoord en naar het oordeel van de rechtbank is het derhalve zeer goed mogelijk dat hij - gelet op de stressvolle gebeurtenis die zich in de nacht afspeelde - de exacte vorm en het type wapen niet meer weet.
Dat [B.], zoals door de verdediging is aangevoerd, van de politie zou hebben gehoord dat er een vuurwapen was gevonden blijkt voorts op geen enkele wijze uit de stukken. Sterker nog, uit het vorengenoemde proces-verbaal van [F.], alsook uit het genoemde proces-verbaal van [G.] en [H.] blijkt dat [B.] uit eigen beweging tegen de verbalisanten heeft gezegd dat hij met een wapen was bedreigd, en wel op een tijdstip dat het desbetreffende vuurwapen nog niet was gevonden. [B.] maakt immers omstreeks 01.05 uur voor het eerst melding van de bedreiging met een vuurwapen, terwijl dit vuurwapen pas om 02.35 is aangetroffen. De processen-verbaal zijn op ambtseed en/of op ambtsbelofte opgemaakt en de rechtbank ziet geen enkele aanleiding om niet van de juistheid van deze processen-verbaal uit te gaan. De rechtbank acht het, gelet op het voorgaande, voorts aannemelijk dat juist de in deze door [A.] en [B.] afgelegde verklaringen de grondslag hebben gevormd voor het - na een daartoe strekkende, omstreeks 01.30 uur gegeven opdracht26 - uitgevoerde speurhondonderzoek, welk onderzoek heeft geleid tot de vondst van de gasrevolver.
Gelet hierop wijst de rechtbank het verzoek van de raadsman tot het horen van [getuige F.] af, nu zulks niet noodzakelijk is voor enige door de rechtbank in het kader van deze strafzaak te nemen beslissing. De vraag die de raadsman aan de getuige [F.] zou willen stellen, namelijk op welk moment [B.] tegen haar heeft gezegd dat hij met een vuurwapen is bedreigd, wordt immers reeds beantwoord in het hiervoor genoemde, door haar opgemaakte, proces-verbaal.
Feit 3
Uit de verklaring van de verdachte dat hij de aangetroffen gasrevolver in zijn bezit had en het proces-verbaal van onderzoek naar het wapen en de munitie blijkt dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een verboden vuurwapen en munitie.
De rechtbank overweegt nog dat in de tenlastelegging abusievelijk is vermeld 'wapen van categorie III' in plaats van 'vuurwapen van categorie III'. Gelet op het vervolg van de tenlastelegging waaruit blijkt dat het om een gasrevolver gaat, acht de rechtbank duidelijk dat met de term 'wapen' een 'vuurwapen' wordt bedoeld. Ter terechtzitting van 19 februari 2009 is de rechtbank gebleken dat ook verdachte en de raadsman hebben begrepen wat aan de verdachte in deze is tenlastegelegd, zodat daarover geen onduidelijkheid bestaat. De rechtbank zal de tenlastelegging in voornoemde zin verbeterd lezen, nu verdachte daardoor niet in zijn belangen wordt geschaad.
3.3.3. Feiten 7 en 827
Op 4 juli 2008 heeft [C.] aangifte gedaan.(28) Hij heeft daarbij - onder meer - het volgende verklaard. Hij kwam op 4 juli 2008 rond 12.15 uur thuis in zijn woning aan de [a-straat] 11 te Pijnacker. Hij is in de keuken van de woning gaan zitten. Toen hoorde hij boven geluiden. Hij is boven gaan kijken en keek achter de deur van zijn kamer. Hij zag twee mannen staan die hem meteen begonnen te slaan. Hij is door de klappen op de grond gevallen. Op een gegeven moment is hij geslagen met een lamp en heeft hij een trap gekregen. Daarna weet hij niets meer. Toen hij wakker werd, waren de mannen weg.(29) De verbalisant heeft onderaan de aangifte het door hem bij de aangever waargenomen letsel genoteerd, te weten bloeduitstortingen onder beide ogen en op zijn linker en rechter wang, alsmede een dikke rechterwang. Op 7 juli 2008 heeft [C.] een vervolgaangifte gedaan.(30) Hierin verklaart hij onder meer het navolgende. Hij woonde in de woning aan de [a-straat] 11 te Pijnacker met elf Poolse mensen. Hij had een kamer die hij deelde met twee andere personen. Toen hij deze kamer binnenging, zag hij twee personen verscholen achter de toegangsdeur staan.(31) Zonder dat er iets werd gezegd, werd hij door beide mannen aangevallen. Hij werd door beide mannen geduwd tegen zijn lichaam. Hij verloor zijn evenwicht en kwam ten val op een bed. Hij voelde dat zijn beide handen en armen op zijn rug werden gedraaid en daar werden vastgehouden. Hij zag dat door de mannen een lus werd gemaakt van de elektriciteitskabel van een lamp. Hij dacht dat hij het niet zou overleven en dat de lus voor hem bedoeld was. Toen hij zich ging verzetten is hij in zijn gezicht geslagen met vuistslagen. Het waren harde klappen op zijn gezicht. Hij heeft meerdere vuistslagen gekregen. Hij is voorts door één van de mannen tegen zijn gezicht getrapt. Daarna werd hij met een hard voorwerp tegen zijn rechterwang geslagen. Toen heeft hij het bewustzijn verloren.(32)
In de medische informatie betreffende [C.] is te lezen dat bij hem sprake is van inwendig bloedverlies en blijvend letsel. Hij heeft een bloeding in de hersenen opgelopen en houdt waarschijnlijk een blijvend litteken.(33) Daarnaast is bij hem een fractuur in het rechter jukbeen geconstateerd.(34)
[K.] heeft verkaard dat zij op 4 juli 2008 omstreeks 12.10-12.20 uur naast de woning [a-straat] 13 te Pijnacker een geparkeerde lichtgrijze auto heeft gezien met witte nummerplaten en zwarte cijfers/letters met naast de kentekenplaat de L in een blauw vierkantje.(35) [getuige L.] heeft voorts verklaard dat hij op 4 juli 2008 omstreeks 12.15 uur aan de zijde van de [a-straat] 13 te Pijnacker een zilvergrijze auto (voor 90% een Audi) met lichtmetalen velgen en een witte kentekenplaat en zwarte letters heeft gezien.36 [D.] heeft verklaard dat hij op 3 juli 2008 een zilverkleurige auto met de letters LT in de [a-straat] te Pijnacker heeft gezien (37) en [M.] heeft verklaard dat hij op 2 of 3 juli 2008 een zilverkleurige Audi A6 met de letters LT met twee mannen erin op de [a-straat] heeft zien rijden en daar parkeren.(38)
In het bedrijfsprocessensysteem Genesys is onderzoek gedaan naar een grijze Audi A6 voorzien van een Litouws kenteken en daar is als enige treffer uitgekomen dat verdachte in het bezit is van een Audi A6 voorzien van het Litouws kenteken [nummer].(39) Er zijn foto's van deze Audi genomen.(40) Aan getuigen [L.], [D.] en [M.] zijn deze foto's getoond.(41) [L.] herkent de auto voor 90% en de velgen voor 100%.(42) [D.] en [M.] herkennen de auto als de auto waarover zij hebben verklaard.(43)
Op 8 juli 2008 wordt de auto van de verdachte, de Audi type A6, zilvergrijs, voorzien van het Litouws [kenteken] inbeslaggenomen.(44) Op 10 juli 2008 wordt er forensisch-technisch sporenonderzoek gedaan in deze auto.(45) In de auto worden - onder meer - een schroevendraaier en een paar zwarte handschoenen aangetroffen.(46) Deze stukken van overtuiging zijn door de verbalisanten veiliggesteld, verpakt en als volgt gewaarmerkt:
- SVO 400, één paar zwarte handschoenen, zegelnummer CVA218
- SVO 403, zwarte schroevendraaier, merk Scandia.(47)
Op 5 september zijn het SVO 400, alsmede een set wangslijmvlies van [C.], aangeboden bij het NFI.(48)
Het NFI heeft onderzoek gedaan naar het paar zwarte handschoenen (SVO 400, nummer CVA218).(49) Op de buitenzijde van één van de handschoenen is een bloedspoor aangetroffen dat is bemonsterd en veiliggesteld.(50) Van de binnenzijde van beide handschoenen zijn voorts biologische contactsporen bemonsterd en veiliggesteld.(51) In de conclusie is te lezen dat het DNA-profiel in het bloedspoor matcht met het DNA-profiel van [C.] zodat het bloed afkomstig kan zijn van [C.]. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met dit profiel is kleiner dan 1 op 1 miljard.(52) Van het DNA in de bemonstering van de binnenzijde van de handschoenen zijn DNA-mengprofielen verkregen waaruit het DNA-profiel van de prominent aanwezige mannelijke celdonor is afgeleid. Een onbekende man A is de prominent aanwezige celdonor van het celmateriaal op één van de handschoenen en dat DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van de prominent aanwezige celdonor van het celmateriaal op de andere handschoen.(53) Vervolgens is het DNA-profiel van de onbekende man A vergeleken met dat van medeverdachte [E.].(54) In de conclusie is te lezen dat het DNA-profiel van [medeverdachte E.] matcht met de afgeleide DNA-hoofdprofielen van de DNA-mengprofielen van het celmateriaal in de bemonsteringen van de binnenzijde van de handschoenen. Dit betekent dat [medeverdachte E.] de prominent aanwezige celdonor kan zijn in dat celmateriaal. De kans dat een willekeurig gekozen man matcht met het afgeleide DNA-hoofdprofiel is kleiner dan 1 op 1 miljard.(55)
Op 4 juli 2008 is forensisch technisch onderzoek gedaan in de woning aan de [a-straat] 11 te Pijnacker.(56) In het proces-verbaal van dat onderzoek is te lezen dat de verbalisanten zagen dat twee deuren van naast elkaar gelegen slaapkamers in die woning waren geforceerd en dat op de vensterbank onder het linkerraam in de woonkamer een gedeeltelijk schoenspoor aanwezig was. Het schoenspoor is veiliggesteld.(57) Verder werden onder meer op de wand achter het bed een flinke hoeveelheid bloedspatten aangetroffen.(58)
In de woning van de verdachte is een paar schoenen in beslaggenomen. [N.], de vriendin van de verdachte, heeft medegedeeld dat deze schoenen aan de verdachte toebehoren. (59) Er is onderzoek verricht naar dit paar zwarte sportschoenen van het merk Puma. In het proces-verbaal van de technische recherche is te lezen dat de verbalisant een visuele overeenkomst ziet tussen het profiel van de Puma sportschoen en het profiel van het veiliggestelde schoenspoor.(60)
Naar de in de Audi van de verdachte aangetroffen schroevendraaier met nummer SVO 403 is door de technische recherche eveneens onderzoek gedaan.(61) In de conclusie is te lezen dat de afgevormde kraslijnenbeelden, veiliggesteld bij het onderzoek op 4 juli 2008 in de woning aan de [a-straat] 11 te Pijnacker, zijn veroorzaakt door deze schroevendraaier.(62)
Op 8 juli 2008 is onder de verdachte een mobiele telefoon behorende bij het telefoonnummer 06-[********] inbeslaggenomen.(63) Op 4 juli 2008 om 12.21 uur is op dit telefoonnummer vanaf het telefoonnummer 06-[********] een sms-bericht ontvangen in de Litouwse taal, inhoudende de (vertaalde) tekst 'Voorzichtig vrouw met kinderen, de buurvrouw heeft iemand gebeld.' (64) Op 4 juli 2008 is om 12.22 uur vanaf het telefoonnummer 06-[********] een sms-bericht gestuurd in de Litouwse taal naar het nummer 06-[********], inhoudende de (vertaalde) tekst: 'Nee het is niet voor ons' (kan ook zijn: 'wegens ons') (65). Deze sms-berichten zijn verzonden en ontvangen via de zendmast gelegen op de [b-straat] 38 te Pijnacker. Uit gegevens van het CIOT blijkt dat het telefoonnummer 06-[********] op naam staat van [medeverdachte E.].(66) [O.] heeft verklaard dat zij zich samen met twee kinderen op 4 juli 2008 omstreeks 12.15 uur op de [a-straat] op de oprit voor nummer 13 bevond en aldaar een vriendin heeft gebeld. (67)
De verdachte heeft geen verklaring omtrent zijn bezigheden en verblijfplaats op 4 juli 2008 willen afleggen.
Oordeel van de rechtbank
Het voorgaande in aanmerking genomen is de rechtbank van oordeel dat het de verdachte en [medeverdachte E.] zijn geweest die op 4 juli 2008 in de woning aan de [a-straat] 11 zijn geweest. Uit de hierboven genoemde aangifte blijkt immers dat twee blanke mannen het slachtoffer op 4 juli 2008 rond 12.15 uur in die woning hebben aangevallen en uit de genoemde verklaringen van [K.], [L.], [C.] en [M.] blijkt dat de auto van de verdachte kort voor en op 4 juli 2008 rond genoemd tijdstip gezien is nabij de plaats delict. Verder is in deze auto een schroevendraaier aangetroffen die bij de inbraak in voornoemde woning is gebruikt alsmede een paar handschoenen met daarop bloed van het slachtoffer en aan de binnenzijde ervan DNA van [medeverdachte E.]. Daarnaast is gebleken dat er tussen de telefoons van de verdachte en [medeverdachte E.] op 4 juli 2008 via een zendmast in Pijnacker sms-verkeer plaatsvindt betreffende een telefonerende vrouw met kinderen, in welke berichten de vragen met en vanwege wie deze vrouw belt een centrale rol spelen. Rond het tijdstip dat deze sms-berichten zijn verstuurd stond er op de [a-straat] voor nummer 13 een vrouw in het gezelschap van kinderen te bellen. Bovendien heeft de technische recherche vastgesteld dat er een visuele overeenkomst bestaat tussen een in de woning vastgelegd schoenspoor en de zool van de schoen van de verdachte.
Het standpunt van de verdediging dat het zou kunnen dat de verdachte zijn auto en telefoon had uitgeleend is op geen enkele wijze aannemelijk geworden. Noch door de verdachte, noch door zijn raadsman is een begin van onderbouwing voor deze stelling gegeven. Uit het dossier blijkt nergens uit dat de auto van de verdachte op 4 juli 2008 in handen was van een ander dan de verdachte. Het enkele feit dat er met de telefoon van de verdachte ook sms-berichten in de Poolse taal zijn verstuurd en ontvangen is onvoldoende om aan te nemen dat de telefoon op 4 juli 2008 in handen was dan een ander dan de verdachte. Uit het dossier en de door verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring volgt dat hij Poolse kennissen heeft, zodat geenszins is uitgesloten dat verdachte die taal in enige mate machtig is.
Dat het slachtoffer [C.] de verdachte niet heeft herkend bij de foslo-confrontatie laat zich verklaren door het feit dat het slachtoffer bij zijn verhoor heeft aangegeven slechts één van de daders duidelijk te hebben gezien. Verder is het slachtoffer bij het binnentreden van zijn kamer als het ware overvallen door de inbrekers, waarna hij binnen een korte tijdspanne is geconfronteerd met uitermate hevig geweld. De rechtbank acht aannemelijk dat het slachtoffer in die voor hem zeer bedreigende situatie, waarin hij naar eigen zeggen doodsangsten heeft uitgestaan, vooral bezig is geweest met zich tegen het op hem uitgeoefende geweld te verzetten en in mindere mate heeft gelet op het uiterlijk van de personen die dit op hem uitoefenden.
De rechtbank is van oordeel dat het proces-verbaal inhoudende de visuele overeenkomst tussen de zool van de schoen van de verdachte en het schoenspoor dat in de woning aan de [a-straat] 11 is veiliggesteld, kan meewerken voor het bewijs van het aan verdachte onder 8 tenlastegelegde feit. Het enkele gegeven dat de politie wellicht nog nader onderzoek aan dat spoor had kunnen doen, doet aan de bruikbaarheid van voornoemde visuele overeenkomst als ondersteunend bewijsmateriaal niets af.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte en [medeverdachte E.] zich schuldig hebben gemaakt aan poging tot diefstal met geweld en bedreiging met geweld. Dat zij opzet hadden op diefstal van goederen blijkt uit het feit dat er twee slaapkamerdeuren waren geforceerd en dat zij zich, toen [C.] onverwachts eerder van zijn werk thuiskwam, in een kamer schuil hebben gehouden. Toen zij door hem werden aangetroffen hebben zij hem - zoals volgt uit de aangiften - bedreigd met geweld en geweld tegen hem gebruikt en zijn zij weggevlucht.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de verdachte zich samen met [medeverdachte E.] heeft schuldig gemaakt aan poging tot doodslag. Uit de aangiften, ondersteund door de medische informatie, blijkt dat de verdachte en zijn mededader het ten val gebrachte slachtoffer meermalen met kracht op zijn gezicht hebben geslagen/gestompt en in zijn gezicht hebben getrapt en tot slot met een hard voorwerp tegen zijn hoofd hebben geslagen. Naar het oordeel van de rechtbank brengt het op een dergelijke wijze slaan en trappen tegen een zo kwetsbaar lichaamsdeel als het hoofd reeds in zijn algemeenheid een aanmerkelijke kans op de dood van de getroffene mee en is dit aan te merken als gedrag dat naar zijn uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht is op het toebrengen van letsel dat de dood tot gevolg heeft, dat verdachte daarmee de aanmerkelijke kans op het intreden van dit gevolg heeft aanvaard.
De rechtbank acht derhalve ten laste van verdachte bewezen dat hij zich tezamen met zijn medeverdachte schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag, gepleegd ten aanzien van [C.].
3.4 De bewezenverklaring
Op grond van het onder 3.3 overwogene acht de rechtbank wettig bewezen en is zij tot de overtuiging gekomen dat de verdachte het op onder 2, 3, 7 en 8 primair (impliciet subsidiair) ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - zulks met verbetering van eventueel in de tenlastelegging voorkomende kennelijke schrijf- en taalfouten, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de tenlastelegging, dat:
2.
hij op 06 juli 2008 te 's-Gravenhage [slachtofferA.] en [B.] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend aan die [A.] en die [B.] een gasrevolver getoond.
3.
hij op 06 juli 2008 te 's-Gravenhage een vuurwapen van categorie III, te weten een gasrevolver (merk: ME, kaliber: 9mm), en munitie van categorie III, te weten 5 patronen (kaliber: 9 mm knal), voorhanden heeft gehad.
7.
hij op 04 juli 2008 te Pijnacker, gemeente Pijnacker-Nootdorp, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen geld en/of goederen van zijn gading, toebehorende aan [C.], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededader, met zijn mededader zich naar de woning van die [C.]
heeft begeven en die woning is binnen gegaan en zich achter een deur en in een kamer heeft verscholen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging tot diefstal werd gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die
[C.], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan een andere deelnemer aan het misdrijf de vlucht mogelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het
- meermalen slaan en/of stompen op het gezicht van die [C.] en
- maken van een lus met behulp van een kabel en
- slaan met een hard voorwerp tegen het hoofd van die [C.] en
- duwen tegen het lichaam van die [C.] en
- ten val brengen van die [C.] en
- op de rug draaien van de armen en de handen van die [C.] en
- vasthouden van de handen van die [C.] en
- trappen tegen het gezicht van die [C.].
8.
hij op 04 juli 2008 te Pijnacker, gemeente Pijnacker-Nootdorp,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander opzettelijk [C.] van het leven te beroven, tezamen
en in vereniging met een ander met dat opzet die [C.]
- meermalen op het gezicht heeft geslagen en/of gestompt en
- met een hard voorwerp tegen het hoofd heeft geslagen en
- meermalen tegen het gezicht heeft getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van omstandigheden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
6. De straf
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3, 7, en 8 primair (impliciet subsidiair) tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren met aftrek van voorarrest.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het hem onder 1, 2, 7 en 8 primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde en heeft zich om die reden niet uitgelaten over de aard en omvang van een eventuele daarvoor op te leggen straf. Hij heeft de rechtbank verzocht terzake van feit 3 een straf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf maatregel is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met zijn mededader op 4 juli 2008 schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal met geweld en bedreiging met geweld en een poging tot doodslag. Hij is samen met zijn mededader een woning binnengegaan om goederen te stelen en toen een bewoner van het pand thuis kwam hebben zij het slachtoffer bedreigd en grof geweld tegen hem gebruikt. Dat het slachtoffer ten gevolge van dit geweld niet is komen te overlijden is geenszins aan het handelen van de verdachte te danken. De verdachte en zijn mededader hebben het slachtoffer hulpeloos en buiten bewustzijn achtergelaten en zijn weggevlucht. De verdachte en zijn mededader hebben aldus handelende op grove wijze inbreuk gemaakt op de fysieke en psychische integriteit van het slachtoffer. Uit de toelichting bij de vordering tot schadevergoeding blijkt dat het slachtoffer naast lichamelijk letsel ook angstgevoelens aan de gebeurtenis heeft overgehouden.
Slechts twee dagen later heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan verboden vuurwapenbezit en bedreiging met de dood door de aangevers dat vuurwapen te tonen. De verdachte heeft aldus handelende beide aangevers schrik en angst aangejaagd.
Blijkens het hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 8 juli 2008 is de verdachte nog niet eerder veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, maar heeft hij wel twee keer een transactie voldaan voor diefstal.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank voorts acht geslagen op het de hem betreffende voorlichtingsrapport van de stichting Reclassering Nederland, regio Den Haag d.d. 13 oktober 2008.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank oplegging van een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden geruime duur passend en geboden. Gezien de vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde is deze gevangenisstraf van kortere duur dan door de officier van justitie is gevorderd.
7. De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel
7.1 De vordering
[C.] (gemachtigde mr. G.A. Dorsman), heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 11.782,90.
7.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering van de benadeelde partij met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de vordering betwist nu hij zich op het standpunt heeft gesteld dat verdachte van het tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. Subsidiair heeft hij aangevoerd dat onduidelijk is of de benadeelde partij verzekerd was voor ziektekosten en verzoekt hij de vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
7.4. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de vordering, voor zover deze betrekking heeft op de posten ambulance en derving inkomsten, in totaal € 1799,-- van zo eenvoudige aard dat dit deel van de vordering zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Dit deel van de vordering is door de benadeelde partij voldoende onderbouwd en de rechtbank overweegt nog dat ambulancevervoer in zijn algemeenheid niet op grond van een ziektekostenverzekering wordt vergoed. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij deze schade rechtstreeks heeft geleden als gevolg van de onder 7 en 8 primair (impliciet subsidiair) bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank acht de vordering voorts voor zover deze betrekking heeft op een bedrag van
€ 2000,--, als voorschot op een vergoeding ter zake van immateriële schade tot dat bedrag naar billijkheid toewijsbaar en in zoverre eenvoudig vast te stellen, nu vast is komen te staan dat de benadeelde partij ook deze schade rechtstreeks heeft geleden als gevolg van de onder 7 en 8 primair (impliciet subsidiair) bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de posten vergoeding ziekenhuiskosten, de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding. De benadeelde partij is Pools staatsburger en in Polen is sprake van een nationaal ziektekostenverzekeringsstelsel. Bij de toelichting op de vordering bevinden zich geen bewijsstukken waaruit kan blijken dat deze verzekering niet in Nederland geldig is, zodat niet eenvoudig kan worden vastgesteld of de benadeelde partij de gevorderde schade daadwerkelijk heeft geleden. Dit deel van de vordering is dan ook niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in deze strafzaak. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
7.5 De schadevergoedingsmaatregel
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de onder 7 en 8 primair (impliciet subsidiair) bewezenverklaarde strafbare feiten is toegebracht en verdachte voor deze feiten zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 3799,--.
8. De inbeslaggenomen goederen
8.1 Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft voorts met betrekking tot de op de van doorlopende nummering voorziene in kopie aan dit vonnis gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (verder beslaglijst) onder de verdachte inbeslaggenomen goederen gevorderd dat:
- de op de beslaglijst onder 1 genummerde Audi A6 zal worden verbeurdverklaard,
- de onder 2 genummerde revolver en de onder 4 genummerde knalpatronen zullen worden onttrokken aan het verkeer, en
- de onder 3 en 5 genummerde telefoons en de onder 6 genummerde sleutelbos zullen worden teruggegeven aan de verdachte.
8.2. Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de Audi A6 van de verdachte behoort te worden teruggegeven aan de verdachte, nu hij niet kon weten dat met zijn auto een overval zou worden gepleegd. Met betrekking tot de overige inbeslaggenomen voorwerpen heeft de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
8.3 Oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal het de op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp, te weten een auto Audi A6, verbeurdverklaren. Dit voorwerp is voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien dit voorwerp aan de verdachte toebehoort en met behulp van dit voorwerp de onder 7 en 8 primair (impliciet subsidiair) bewezenverklaarde feiten zijn begaan.
Bij de vaststelling van deze bijkomende straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
De rechtbank beveelt daarbij - ingevolge het bepaalde in artikel 33c van het Wetboek van Strafrecht - dat indien de verbeurdverklaarde auto meer opbrengt dan € 2.500,-- het verschil wordt vergoed aan de verdachte.
De rechtbank zal voorts de beslaglijst onder 2 en 4 genummerde voorwerpen, te weten een revolver en knalpatronen, onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien met behulp en betrekking tot deze voorwerpen de onder 2 en 3 bewezenverklaarde feiten zijn begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
De rechtbank zal ten slotte de teruggave aan de verdachte gelasten van de op de beslaglijst onder 3, 5 en 6 genummerde voorwerpen, te weten twee telefoons en een sleutelbos - met uitzondering van de sleutel van de Audi A6 - nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet.
9. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 24c, 33, 33a, 33c, 36b, 36c, 36f, 45, 47, 57, 285, 287, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
10. De beslissing
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 8 primair (impliciet primair) tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 2, 3, 7 en 8 primair (impliciet subsidiair) tenlastegelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 3:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
ten aanzien van feit 7:
poging tot diefstal, gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van feit 8:
medeplegen van poging tot doodslag;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren en zes maanden;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op : 6 juli 2008,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 9 juli 2008,
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte voorts om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [C.], een bedrag van € 3799,--,
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat hij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 3799,-- ten behoeve van het slachtoffer genaamd [C.];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 47 dagen;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededader opgelegde, verplichting tot betaling aan de Staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
verklaart verbeurd het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp, te weten: een auto Audi A6 en beveelt daarbij dat indien deze auto meer opbrengt dan € 2.500,-- het verschil wordt vergoed aan de verdachte;
verklaart onttrokken aan het verkeer de op de beslaglijst onder 2 en 4 genummerde voorwerpen, te weten: een revolver en knalpatronen;
gelast de teruggave aan de verdachte van de op de beslaglijst onder 3, 5 en 6 genummerde voorwerpen, te weten: twee telefoons en een sleutelbos, met uitzondering van de sleutel van de Audi A6.
Dit vonnis is gewezen door
mrs. E. Rabbie, voorzitter,
H. Dragtsma en M.M. Meessen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.E. Perquin, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 maart 2009.
Mr. H. Dragtsma is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt -tenzij anders vermeld- bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2 Waar ten aanzien van de feiten 2 en 3 wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit de pagina's van het doorgenummerde processen-verbaal (pagina's 1 t/m 121) met het nummer PL1514/2008/35250-18, Politie Haaglanden, met bijlagen.
3 Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtofferA.] d.d. 6 juli 2008 p. 25-27
4 Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtofferA.] d.d. 6 juli 2008 p. 25
5 Proces-verbaal spiegelconfrontatie, p. 59-60
6 Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtofferA.] d.d. 6 juli 2008 p. 25
7 Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtofferA.] d.d. 6 juli 2008 p. 26
8 Proces-verbaal van verhoor aangever [B.] d.d. 6 juli 2008 p. 30-31
9 Proces-verbaal spiegelconfrontatie, p. 61-62
10 Proces-verbaal van verhoor aangever [B.] d.d. 6 juli 2008 p. 30
11 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 juli 2008 p. 38-39, p. 38
12 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 juli 2008 p. 36-37, p. 36
13 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 juli 2008 p. 36-37, p. 37
14 Proces-verbaal van aanhouding p. 15-17,
15 Proces-verbaal van aanhouding p. 15 en 16
16 Proces-verbaal van aanhouding p. 16
17 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 juli 2008 p. 41
18 Proces-verbaal d.d. 6 juli 2008 p. 33-35
19 Proces-verbaal d.d. 6 juli 2008 p. 33
20 Proces-verbaal d.d. 6 juli 2008 p. 34
21 Proces-verbaal d.d. 6 juli 2008 p. 34
22 Proces-verbaal van verhoor verdachte p. 47-52
23 Proces-verbaal van verhoor verdachte p. 49-50
24 Proces-verbaal van verhoor verdachte p. 51-52, p. 56
25 Proces-verbaal van verhoor verdachte p.119
26 Proces-verbaal van bevindingen, p. 41
27 Waar ten aanzien van de feiten 7 en 8 wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit - tenzij anders vermeld - de pagina's van het doorgenummerde proces-verbaal (pagina's 1 t/m 284) met het nummer PL1583/2008/16078-6, Politie Haaglanden, met bijlagen.
28 Proces-verbaal van aangifte [C.] p. 36-37
29 Proces-verbaal van aangifte [C.] p. 37
30 Proces-verbaal van aangifte (vervolg aangifte) [C.] p. 42-45
31 Proces-verbaal van aangifte (vervolg aangifte) [C.] p. 43
32 Proces-verbaal van aangifte (vervolg aangifte) [C.] p. 44
33 Een geschrift, te weten medische informatie d.d. 8 juli 2008 ingevuld en ondertekend de geneeskundige D.J. Warrelen, gevoegd bij een aanvraagformulier medische informatie met nummer PL1583/2008/16078-17, p. 58
34 Een geschrift, te weten medische informatie d.d. 4 juli 2008 van de spoedeisende hulp van de Reinier de Graaf Groep, p. 40-41
35 Proces-verbaal van verhoor getuige [K.] p. 73-75, p. 73
36 Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige L.] p. 76-77, p. 76
37 Proces-verbaal van verhoor getuige [D.] p. 78-79, p. 78
38 Proces-verbaal van verhoor getuige [M.] p. 80-81, p. 80
39 Proces-verbaal d.d. 22 juli 2008 p. 05-13, p. 07
40 Proces-verbaal op pagina 05-13, pagina 8
41 Foto's van grijze Audi met kenteken DNB 736, p. 105-110, uit het proces-verbaal d.d. 22 juli 2008 p. 05-13, p. 8 en 10, blijkt dat de foto's die aan de getuigen worden getoond, deze foto's zijn.
42 Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige L.] p. 82-84, p. 82
43 [C.]: proces-verbaal van bevindingen p. 61, [M.]: proces-verbaal van bevindingen p. 63
44 Proces-verbaal van bevindingen p. 66-67
45 Proces-verbaal forensisch technisch onderzoek, p. 219-221
46 Proces-verbaal forensisch technisch onderzoek, p. 220
47 Proces-verbaal forensisch technisch onderzoek, p. 220
48 Proces-verbaal forensisch technisch onderzoek, abusievelijk genummerd 17-20 [p. 179-182], p. 19 [p. 181]
49 Een geschrift, te weten een deskundigenrapport d.d. 4 december 2008 uitgebracht en ondertekend door dr. A.B. Raggers-Schroeijers p. 253-262 (hierna te noemen NFI rapport 1) en een geschrift, te weten een deskundigenrapport d.d. 12 januari 2009 uitgebracht en ondertekend door dr. A.B. Raggers-Schroeijers (hierna te noemen NFI rapport 2) p. 263-267
50 NFI rapport 1, p. 255
51 NFI rapport 1, p. 256
52 NFI rapport 1, p. 259
53 NFI rapport 1, p. 259
54 NFI rapport 2, p. 265
55 NFI rapport 2, p. 266
56 Proces-verbaal forensisch technisch onderzoek, abusievelijk genummerd 17-20 [p. 179-182],
57 Proces-verbaal forensisch technisch onderzoek, abusievelijk genummerd p. 18 [p. 180]
58 Proces-verbaal forensisch technisch onderzoek, abusievelijk genummerd p. 18 [p. 180] en foto 8 p. 31 [p. 193]
59 Proces-verbaal van bevindingen p. 66-67, p.67
60 Proces-verbaal forensisch technisch onderzoek, abusievelijk genummerd p. 18 [p. 180]
61 Een geschrift, te weten een deskundigenrapportage van de Politie Hollands Midden, technische recherche d.d. 6 februari 2009 opgemaakt en ondertekend door deskundige A
63 Proces-verbaal van bevindingen met bijlagen d.d. 16 juli 2008 p. 68-72, p. 68
64 Proces-verbaal van bevindingen met bijlagen d.d. 16 juli 2008 p. 68 en 72
65 Proces-verbaal van bevindingen met bijlagen d.d. 16 juli 2008 p. 68 en 72
66 Proces-verbaal van bevindingen met bijlagen d.d. 16 juli 2008 p. 68
67 Proces-verbaal van verhoor getuige [O.], p. 90-91