1. De aard en de ernst van het delict:
Verzoeker is veroordeeld tot 24 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
2. Het tijdsverloop sinds het misdrijf is gepleegd en de gedragingen nadien.
Sinds het delict is anderhalf jaar verstreken. Over verzoekers gedrag valt niets te zeggen, verzoeker verbleef ten tijde van het bestreden besluit in detentie.
3. De nationaliteit van alle betrokkenen
Verzoeker heeft de Ecuadoraanse nationaliteit evenals zijn moeder. Zijn partner en dochter hebben de Nederlandse nationaliteit.
4. De gezinssituatie en ander factoren die uitdrukking geven aan de feitelijke invulling van het huwelijk.
Verweerder acht van belang dat verzoeker altijd bij zijn moeder heeft gewoond en verblijf bij haar had. Met zijn moeder heeft verzoeker overigens, volgens verweerder, geen meer dan normale emotionele band. De relatie met R. C. is ontstaan toen verzoeker nog niet legaal in Nederland verbleef. Het legale verblijf van verzoeker is geweest op basis van een verblijfsvergunning voor verblijf bij zijn moeder en niet bij zijn partner en kind. Verzoeker heeft ook nooit met hen samengewoond. M. is niet erkend. Weliswaar werd erkenning door de detentie van verzoeker bemoeilijkt, maar in de jaren daarvoor heeft verzoeker ook geen acties ondernomen om M. te erkennen. M. was vier toen verzoeker werd gedetineerd. Er is niet gebleken van een regelmatig contact tussen verzoeker en M. tijdens zijn detentie.
5. De vraag of de partner op de hoogte was van het misdrijf toen zij de relatie aanging.
De partner was daarvan niet op de hoogte.
6. De vraag of er kinderen uit het huwelijk zijn geboren en hun leeftijd.
M. is thans vijf jaar. Verweerder is van oordeel dat zij zo jong is dat zij zich nog in Ecuador kan vestigen. Zij is nog niet leerplichtig. De twee schoolgaande kinderen van verzoekers partner kunnen geacht worden al vrij zelfstandig te zijn. Zij zouden ofwel mee kunnen met hun moeder naar Ecuador of bij hun vader blijven in Nederland.
7. De ernst van de moeilijkheden die de echtgenote zou ondervinden in Ecuador.
Verweerder schat deze problemen laag in, want R. C. komt uit Peru en spreekt Spaans. Haar arbeidscontract is voor een half jaar. M. kan zij meenemen naar Ecuador.
8. Het belang en welzijn van de kinderen en de ernst van de problemen die zij zouden kunnen gaan ondervinden.
M. is nog jong en kan haar ouders volgen. Dat de economische situatie in Ecuador minder rooskleurig is dan in Nederland doet hieraan niet af. Het namens verzoeker overgelegde rapport van dr. M.E. Kalverboer, ziet op gedwongen uitzetting van kinderen van asielzoekers en dat is M. niet. M. heeft de Nederlandse nationaliteit en kan zich overal ter wereld vestigen.
9. Sociale, culturele en familiebanden.
Verzoeker is met 17 jaar in Nederland gekomen. Hij is nu 22 jaar. Niet kan worden gezegd dat hij de Ecuadoraanse maatschappij zodanig is ontwend dat van hem, ondanks het gepleegde misdrijf, niet verwacht kan worden zich in Ecuador te vestigen. Er woont een broer (met gezin) en een oma in Ecuador, met wie hij contact heeft. Ook spreekt hij de taal nog.
2.13. In beroep is namens verzoeker –samengevat- aangevoerd dat verweerder heeft nagelaten stukken die zijn opgevraagd bij de dienst Justitiële inrichtingen (DJI) over de band van verzoeker met zijn dochter af te wachten. Voorts is aangevoerd dat verzoeker met de ongewenstverklaring en de intrekking van zijn verblijfsvergunning dubbel wordt gestraft, eerst strafrechtelijk en nu administratiefrechtelijk. Ook is aangevoerd dat verweerder zeer lichtvoetig denkt over de gevolgen die een ongewenstverklaring heeft voor de partner en de dochter van verzoeker. De partner van verzoeker wordt voor een duivels dilemma geplaatst: kiezen voor haar man en meegaan naar Ecuador of kiezen voor haar kinderen. Verweerder heeft geen enkel oog voor de dramatische gevolgen van het bestreden besluit voor de moeder van verzoeker. De belangenafweging die verweerder heeft gemaakt is dan ook onjuist geweest. Er is geen sprake van “fair balance”, behorend bij de in het kader van artikel 8 EVRM te maken belangenafweging.
2.14. In het verweerschrift heeft verweerder zijn standpunt nader toegelicht. Aangegeven is dat geen sprake is van een incompleet dossier. De stukken van DJI zouden niets hebben toegevoegd aan hetgeen reeds uit de hoorzittingen naar voren is gekomen. Verweerder heeft er op gewezen niet alleen verzoeker, maar ook zijn moeder en echtgenote te hebben gehoord en daarmee in verregaande mate onderzoek heeft gedaan naar de belangenafweging die voor artikel 8 EVRM relevant is. Toegelicht is dat van een dubbele bestraffing geen sprake is. Een ongewenstverklaring is geen straf maar een administratieve maatregel. Verweerder heeft gewezen op de openbare orde belangen die spelen. Verzoeker is voor zware delicten veroordeeld. Verweerder is van oordeel een goed gemotiveerde en gedegen belangenafweging in het kader van artikel 8 EVRM te hebben verricht.
2.15. Ter zitting hebben partijen hun standpunten toegelicht. Namens verzoeker is de voorzieningenrechter verzocht bij de toetsing of het bestreden besluit al dan niet in strijd is met artikel 8 EVRM te betrekken de omstandigheid dat de maatregel van bewaring van verzoeker, blijkens een uitspraak van de rechtbank, nevenzittingsplaats Groningen, van
30 december 2008, met ingang van die dag is opgeheven en dat verzoeker sindsdien bij zijn vrouw en kind verblijft. Verzoeker wenst een ex nunc beoordeling van artikel 8 EVRM. Verweerder heeft zich daartegen verzet. Verweerder is van mening dat artikel 8 EVRM dient te worden beoordeeld naar het moment dat het bestreden besluit is genomen. Partijen verschillen voorts van mening over de vraag of de intrekking van verzoekers verblijfsvergunning al dan niet in geschil is. Verzoeker stelt dat dit wel het geval is. Verweerder is van mening dat de gronden van beroep beperkt zijn tot de ongewenstverklaring van verzoeker.