ECLI:NL:RBSGR:2009:BH4477

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
4 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
314363
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gezag en omgangsregeling na intentieverklaring tussen ouders van minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 4 februari 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen de vader en de moeder van de minderjarige [A.], geboren op 4 december 2002. De vader heeft verzocht om gezamenlijk gezag over de minderjarige, terwijl de moeder zich hiertegen verzet. Partijen hebben voor de geboorte van het kind een intentieverklaring ondertekend waarin is afgesproken dat de moeder het alleenstaande gezag zou uitoefenen. De vader heeft echter sterke vadergevoelens ontwikkeld en wil meer betrokken zijn bij de opvoeding van zijn dochter. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 7 januari 2009, waarbij beide ouders en hun advocaten aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er sinds de geboorte van de minderjarige altijd omgang is geweest tussen de vader en het kind. De moeder heeft verzocht om de omgangsregeling te beperken, terwijl de vader een uitbreiding van de omgang wenst. De rechtbank heeft de verzoeken van de vader tot gezamenlijk gezag afgewezen, omdat de huidige gezagssituatie al bijna zeven jaar bestaat en er geen noodzaak is voor wijziging. De rechtbank heeft wel een voorlopige omgangsregeling vastgesteld, waarbij de minderjarige eenmaal per veertien dagen op vrijdag van school wordt gehaald door de vader en op zaterdag om 18.30 uur weer door de moeder wordt opgehaald.

De rechtbank heeft partijen de gelegenheid gegeven om in onderling overleg tot een definitieve regeling te komen en heeft de behandeling van de zaak aangehouden tot 1 mei 2009, om te evalueren hoe de omgangsregeling verder kan worden uitgebreid. De rechtbank heeft benadrukt dat het belang van de minderjarige voorop staat en dat partijen in goed overleg moeten proberen tot een oplossing te komen.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector familie- en jeugdrecht
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: 08-5084
Zaaknummer: 314363
Datum beschikking: 4 februari 2009
Gezag en omgang
Beschikking op het op 27 juni 2008 ingekomen verzoek van:
[de vader]
wonende te [woonplaats],
advocaat: mr. I. van Santbrink te Delft.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[de moeder]
wonende te [woonplaats],
advocaat: mr. C. Nobel te 's-Gravenhage.
Procedure
De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken waaronder:
- het verzoekschrift;
- de brief met bijlagen d.d. 30 juni 2008 van de zijde van de vader;
- de brief d.d. 12 augustus 2008 van de zijde van de moeder;
- het faxbericht d.d. 10 oktober 2008 van de zijde van de vader;
- het faxbericht d.d. 26 november 2008 van de zijde van de vader;
- het verweerschrift.
Op 7 januari 2009 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de vader met zijn advocaat alsmede de moeder met haar advocaat. Namens de raad voor de kinderbescherming is verschenen de heer V. van den Berg. Van de zijde van de vader zijn pleitnotities overgelegd.
Feiten
Uit de moeder is op 4 december 2002 te [woonplaats] geboren, de minderjarige [A.]. De vader heeft de minderjarige erkend. De moeder is van rechtswege alleen met het ouderlijk gezag over de minderjarige belast.
Verzoek en verweer
De vader heeft verzocht - voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad - met wijziging van de overeenkomst tussen partijen:
- te bepalen dat partijen met ingang van de datum van de te wijzen beschikking gezamenlijk het gezag zullen uitoefenen over de minderjarige, althans een zodanige beslissing te nemen als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren;
- te bepalen dat de vader met ingang van 1 september 2008 gerechtigd is de minderjarige bij zich te hebben:
* iedere week op vrijdagmiddag na schooltijd,
* eenmaal per veertien dagen van vrijdagmiddag na schooltijd aansluitend op zaterdag tot 18.30 uur,
- te bepalen dat de vader met ingang van 1 januari 2010 gerechtigd is de minderjarige bij zich te hebben:
* iedere week op vrijdagmiddag na schooltijd,
* eenmaal per veertien dagen van vrijdagmiddag na schooltijd aansluitend op zaterdag tot 18.30 uur,
* gedurende een nader te bepalen deel van de schoolvakanties,
- te bepalen dat de vader met ingang van 1 september 2011 gerechtigd is de minderjarige bij zich te hebben:
* eenmaal per veertien dagen van vrijdagmiddag na schooltijd tot zondagavond 18.30 uur,
* gedurende de helft van alle schoolvakanties;
- althans vaststelling van een zodanige regeling als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren.
De moeder heeft verweer gevoerd. Zij heeft verzocht de verzoeken van de vader af te wijzen en te bepalen dat de vader elke veertien dagen op zaterdag van 9.00 uur tot 18.30 uur omgang met de minderjarige zal hebben.
Beoordeling
Het gezag
De ontvankelijkheid
Op grond van artikel 1:253c van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de tot het gezag bevoegde vader van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder heeft uitgeoefend, de rechtbank verzoeken hem met het (mede)gezag over het kind te belasten. Hoewel in voornoemd artikel is bepaald dat de vader slechts kan verzoeken om hem alleen met het ouderlijk gezag te belasten, is de rechtbank - gelet op de huidige jurisprudentie - van oordeel dat de vader ontvankelijk is in zijn verzoek tot het gezamenlijk gezag.
Feiten
Partijen hebben op 23 december 2001 een intentieverklaring ondertekend waarin zij onder meer zijn overeengekomen dat de moeder het één-ouder gezag zal hebben en dat zij geheel verantwoordelijk is voor de opvoeding, begeleiding en verzorging van het kind. Voorts heeft de moeder de volledige vrijheid in het nemen van beslissingen omtrent de zaken die het kind aangaan. De vader mag het kind op regelmatige basis zien, in goed overleg gezamenlijk tussen partijen af te spreken, en hij is bereid om af en toe op het kind te passen.
Beide partijen woonden tot voor kort in [woonplaats]. Er is vanaf de geboorte van de minderjarige altijd omgang geweest tussen haar en de vader. De moeder en de minderjarige zijn eind januari 2009 verhuisd naar Zutphen.
Inhoudelijke beoordeling
De moeder heeft gesteld dat uit de door partijen opgestelde intentieverklaring blijkt dat zij nooit de bedoeling hebben gehad om de minderjarige samen op te voeden en de moeder heeft ook altijd een eenoudergezin voor ogen gehad. Er is volgens de moeder door de onrust en spanningen als gevolg van de onderhavige procedure, thans geen communicatie meer mogelijk tussen de ouders. De minderjarige zal bij gezamenlijke gezagsuitoefening klem raken, nu partijen uiteenlopende visies hebben over de opvoeding en zij door de ontstane spanningen en onrust niet in staat zijn om overleg met elkaar te voeren over zaken die de minderjarige aangaan, aldus de moeder.
De vader acht het in het belang van de minderjarige indien de ouders, in afwijking van hetgeen zij eerder zijn overeengekomen, voortaan gezamenlijk het gezag over haar zullen uitoefenen. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat hij ten tijde van het ondertekenen van de intentieverklaring niet heeft voorzien dat hij na de geboorte sterke vadergevoelens zou ontwikkelen. Inmiddels heeft hij een sterke band met zijn dochter. De vader wil daarom meer betrokken worden bij beslissingen die de minderjarige aangaan. Voorts is hij bang dat de moeder in de toekomst met de minderjarige naar het buitenland zal verhuizen.
Vast is komen te staan dat partijen lange tijd een vriendschappelijke relatie hebben gehad en dat de vader de moeder op haar verzoek heeft geholpen bij haar kinderwens. Partijen hebben blijkens de intentieverklaring bij de geboorte duidelijke afspraken gemaakt over hun beider rol in het leven van de minderjarige.
De rechtbank stelt voorop dat de vraag of de vader moet worden belast met het gezamenlijk gezag beantwoord dient te worden aan de hand van het criterium of gezagswijziging in het belang van [minderjarige] is.
Ter terechtzitting is gebleken dat de verhouding tussen partijen thans gespannen is. De vader heeft verklaard dat er sinds het voorjaar van 2008, toen de moeder haar verhuisplannen bekend maakte, geen communicatie meer mogelijk is. Door de ontstane onrust is overleg niet goed meer mogelijk. De rechtbank is van oordeel dat de onrust die ontstaan is bij de moeder niet in het belang van de minderjarige is. Gezien de intentieverklaring is ieders rol in de opvoeding en verzorging van de minderjarige altijd duidelijk is geweest.
De rechtbank acht de angsten van de vader voor een verhuizing van de moeder naar het buitenland en voor de gevolgen van een eventueel wegvallen van de moeder als verzorgende ouder, ongegrond. Nu de moeder gelet op haar verklaring ter terechtzitting niet voornemens is om zich met de minderjarige in het buitenland te vestigen en gezien de sterke positie die de man als juridische vader heeft in het geval dat de moeder iets zou overkomen, ziet de rechtbank geen aanleiding om de huidige gezagssituatie, die bijna zeven jaar bestaat, te wijzigen.
De rechtbank zal het verzoek van de vader tot gezamenlijk gezag daarom afwijzen. De rechtbank gaat er vanuit dat de moeder - gelet op haar toezegging ter terechtzitting - de vader in de toekomst in het belang van de minderjarige zal blijven informeren over het wel en wee van hun dochter.
De omgangsregeling
De vader is van oordeel dat de omgang zoals die bestond, door de voorgenomen verhuizing van de minderjarige ernstig zal worden beperkt. Dit is niet in het belang van de minderjarige, nu dit gevolgen zal hebben voor hun hechte band. De vader wil door haar op vrijdag op te halen uit school, betrokken blijven in het leven van zijn dochter.
De moeder acht de verzochte regeling te uitgebreid. De minderjarige heeft tot nu toe slechts driemaal bij de vader gelogeerd, voor het laatst in maart 2008. Zij is niet gewend om bij de vader te overnachten. De moeder wil op termijn wel meewerken aan een geleidelijke opbouw van de omgangsregeling met overnachtingen. Bij een goed verloop daarvan kan worden bezien of de omgang op termijn kan worden uitgebreid met een overnachting tot zondagochtend en een aantal aaneengesloten dagen in de zomervakantie, aldus de moeder.
Partijen zijn ter terechtzitting een voorlopige regeling overeengekomen, waarbij de vader de minderjarige eenmaal per veertien dagen op vrijdag van school haalt en de moeder haar op zaterdag om 18.30 uur weer bij de vader ophaalt in [woonplaats]. Nu niet is gebleken dat het belang van de minderjarige zich hiertegen verzet, zal de rechtbank dit als voorlopige omgangsregeling vaststellen.
De rechtbank zal haar definitieve beslissing aanhouden om partijen in de gelegenheid te stellen overleg met elkaar te voeren over een verdere uitbreiding van de omgang en de vormgeving van de omgang gedurende de zomervakantie.
Beide partijen hebben de rechtbank verzocht vóór de zomervakantie een nieuwe zittingsdatum te bepalen, zodat op deze zitting het verloop van de voorlopige regeling kan worden geëvalueerd en kan worden bezien hoe de omgang in de zomervakantie zal worden vormgegeven. De rechtbank zal als na te melden beslissen. Zij gaat er in beginsel vanuit dat partijen erin zullen slagen om in onderling overleg tot een definitieve regeling te komen. De voortgezette mondelinge behandeling ter terechtzitting zal in dat geval geen doorgang vinden waarna de zaak op de stukken zal worden afgedaan.
Beslissing
De rechtbank:
wijst af het verzoek van de vader hem tezamen met de moeder te belasten met het gezag;
bepaalt dat de minderjarige [A.], geboren op [datum] 2002 te [woonplaats], voorlopig eenmaal per veertien dagen van vrijdag uit school tot zaterdag 18.30 uur, bij de vader zal zijn, waarbij de vader de minderjarige op vrijdag uit school zal halen en de moeder haar op zaterdag bij de vader in [woonplaats] zal ophalen, en verklaart deze omgangsregeling uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de behandeling van het verzoek aangaande de omgangsregeling aan tot 1 MEI 2009 PRO FORMA om partijen in de gelegenheid te stellen overleg met elkaar te voeren over een verdere uitbreiding van de voorlopige omgangsregeling, uiterlijk twee weken vóór die datum dienen partijen de rechtbank te berichten of zij overeenstemming hebben bereikt over een geleidelijke opbouw van de omgangsregeling en hoe deze omgangsregeling luidt. Indien zij geen overeenstemming hebben bereikt dienen zij dit uiterlijk twee weken voor die datum aan de rechtbank mee te delen en zich daarbij uit te laten omtrent de voortgang van de procedure;
bepaalt dat, indien partijen hierom verzoeken en de rechtbank een voortgezette behandeling van de zaak ter terechtzitting noodzakelijk acht, de behandeling ter terechtzitting zal worden voortgezet op de terechtzitting van 20 mei 2009 te 12.30 uur in aanwezigheid van de raad voor de kinderbescherming;
bepaalt dat deze beschikking heeft te gelden als oproeping;
houdt iedere verdere beslissing ten aanzien van de omgangsregeling aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.J. Don, kinderrechter, bijgestaan door
mr. E. Noorlander als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 februari 2009