Parketnummer: 09/757895-08
Datum uitspraak: 27 februari 2009
De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte 1],
geboren te [plaats] ([...]) op [datum] 1977,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Midden Holland,
Huis van Bewaring "De Geniepoort" te Alphen aan den Rijn.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 24 oktober 2008, 5 december 2008 en 13 februari 2009.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. I.J.E.H.C. Degeling en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. A.J.F. Gonesh, advocaat te 's-Gravenhage, en door de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 04 juli 2008 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening heeft weggenomen
- een (gouden) ketting en/of
- een autosleutel van een personenauto merk Audi A3 en/of
- een sleutelhanger Eiffeltoren en/of
- een geldbedrag (van ongeveer 330 euro) en/of
- een mobiele telefoon merk Sony Ericsson en/of
- een of meer sleutelbos(sen) en/of
- een geldbedrag (van ongeveer 150 euro),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
- [A] en/of
- [B] en/of
- [C] en/of
- [D],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd
van geweld en/of bedreiging met geweld tegen
- [A] en/of
- [E] en/of
- [D] en/of
- [B] en/of
- [F] en/of
- [C],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn
mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld
bestond(en) uit het
- tonen van een of meer vuurwapen(s), althans op (een) vuurwapen(s)
gelijkend(e) voorwerp(en) en/of
- richten van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp
op (het gezicht van die) [A] en/of die [E] en/of die
[D] en/of die [B] en/of [F] en/of die [C] en/of
- plaatsen en/of drukken van/met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen
gelijkend voorwerp op de/een slaap van die [A] en/of
- slaan met een vuurwapen, althans met een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp, in ieder geval met een hard en/of zwaar voorwerp op het hoofd/in
het gezicht van die [A] en/of
- tegen de achterzijde van het hoofd van die [C] drukken van een
vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of
- beetpakken en/of het naar zich toe trekken van die [A] en/of
- met zich meetrekken van die [A] en/of
- op (het lichaam van) die [E] gaan staan en/of
- op de grond gooien/duwen van die [D] en/of
- uit de hand van die [C] trekken van een sleutelbos en/of
- bij de nek omhoog trekken van die [C] en/of
- doorzoeken van de kleding/zakken van die [B] en/of [D] en/of [F]
en/of
- roepen/zeggen: "Kas, kluis, tas" en/of "geld" en/of "Maak die deur open,
anders schiet ik" en/of "que kassa" en/of "doe die ding open" en/of "loop
naar achteren" en/of "kassa, kassa" en/of
- trappen in de rug van die [E] en/of
- roepen/schreeuwen dat die [E] op de grond moest gaan
liggen en/of dat hij/zij achter de toonbank moesten kruipen en/of "liggen"
en/of "ga liggen, liggen" en/of
- met een of meerdere vuurwapen(s) schieten in de richting van die [A] en/of [F];
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 04 juli 2008 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [A] en/of [F] van het leven te beroven, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en al dan
niet na kalm beraad en rustig overleg, met een of meer vuurwapens meermalen,
althans eenmaal, geschoten heeft/hebben op de zich in zijn, verdachtes, en/of
zijn mededaders nabijheid bevindende [A] en/of [F], terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 04 juli 2008 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander,
althans alleen, al dan niet met voorbedachten rade, aan een persoon genaamd [A] en/of [F], opzettelijk en al dan niet na kalm beraad en
rustig overleg zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet een of
meermalen met een of meerdere vuurwapens heeft/hebben geschoten in de richting
van die [A] en/of [F], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of
een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 04 juli 2008 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met
een ander [A] en/of [F] heeft bedreigd met enig misdrijf
tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft
verdachte opzettelijk dreigend op of aan de openbare weg een of meer
vuurwapens heeft getoond en/of een of meermalen heeft geschoten in de
richting van die [A] en/of [F]
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks de periode van 10 juli 2008 tot en met 11 juli 2008 te
Amsterdam en/of Rotterdam en/of Schiedam en/of Capelle aan den Ijssel, in
ieder geval in Nederland ter voorbereiding van het met anderen of een ander te
plegen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van
acht jaren of meer is gesteld, te weten medeplegen van diefstal met geweld
en/of afpersing, althans een met anderen of een ander te plegen misdrijf
waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of
meer is gesteld, opzettelijk
- een (gestolen) (vlucht)auto merk Opel Astra, kleur paars/blauw en/of
- valse en/of gestolen kentekenplaten [NR 1] en/of
- valse en/of gestolen kentekenplaten [NR 2] en/of
- een of meer vuurwapen(s) en/of
- een pruik en/of
- (een) pantie(s) en/of
- handschoenen en/of
- touw en/of
- een sporttas en/of
- een mes
kennelijk bestemd tot het in vereniging begaan van dat misdrijf, heeft
verworven en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd
en/of voorhanden heeft gehad;
art 46 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 11 juli 2008 te Rotterdam een of meer wapens van categorie
III, te weten Fratelli Tanfoglio 6.35mm, en/of munitie van categorie III, te
weten 6 kogelpatronen S&B 6.35 mm, voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
hij in of omstreeks periode van 14 april 2008 tot en met 15 april 2008 te
Vlaardingen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
twee kentekenplaten [NR 1], in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [G], in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks periode van 14 april 2008 tot en met 11 juli 2008 te
Vlaardingen en/of Rotterdam, in elk geval in Nederland, twee kentekenplaten
[NR 1] heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen,
terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die
kentekenplaten wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een)
door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
hij in of omstreeks periode van 11 april 2008 tot en met 12 april 2008 te
Schiedam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een (personen)auto merk Opel Astra, kenteken [NR 3], in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [H] en/of [I], in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks periode van 11 april 2008 tot en met 11 juli 2008 te
Schiedam en/of Rotterdam, in elk geval in Nederland, een (personen)auto merk
Opel Astra, kenteken [NR 3] heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of
heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden
krijgen van die auto wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat
het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
hij in of omstreeks periode van 28 juni 2008 tot en met 01 juli 2008 te
Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
twee kentekenplaten [NR 2], in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [J], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks periode van 28 juni 2008 tot en met 11 juli 2008 te
Amsterdam en/of Rotterdam, in elk geval in Nederland, twee kentekenplaten
[NR 2] heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen,
terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die
kentekenplaten wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het
(een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 18 juni 2008 te Vlaardingen met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- een (personen)auto merk Ford focus, kenteken [NR 4] en/of
- een kentekenbewijs deel I van het kenteken [NR 4] en/of
- een kentekenbewijs deel II van het kenteken [NR 4] en/of
- een anwb formulier op naam van [K] en/of
- een overschrijvingspapier kenteken [NR 4] en/of
- een keuringsrapport kenteken [NR 4] en/of
- een motorrijtuigenverzekeringsbewijs kenteken [NR 4],
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [K] en/of
[L], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in de periode van 18 juni 2008 tot en met 11 juli 2008 te Vlaardingen
en/of te Amsterdam en/of te Rotterdam, in elk geval in Nederland,
- een (personen)auto merk Ford focus, kenteken [NR 4] en/of
- een kentekenbewijs deel I van het kenteken [NR 4] en/of
- een kentekenbewijs deel II van het kenteken [NR 4] en/of
- een anwb formulier op naam van [K] en/of
- een overschrijvingspapier kenteken [NR 4] en/of
- een keuringsrapport kenteken [NR 4] en/of
- een motorrijtuigenverzekeringsbewijs kenteken [NR 4],
heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij
ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die/dat
- (personen)auto merk Ford focus, kenteken [NR 4] en/of
- kentekenbewijs deel I van het kenteken [NR 4] en/of
- kentekenbewijs deel II van het kenteken [NR 4] en/of
- anwb formulier op naam van [K] en/of
- overschrijvingspapier kenteken [NR 4] en/of
- keuringsrapport kenteken [NR 4] en/of
- motorrijtuigenverzekeringsbewijs kenteken [NR 4],
wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf
verkregen goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
hij in of omstreeks periode van 01 januari 2008 tot en met 11 juli 2008 te
's-Gravenhage en/of Rotterdam en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, 91
biljetten van 20 euro heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft
overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden
krijgen van die biljetten wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden,
dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
- samen met een ander een gewapende overval heeft gepleegd op pizzeria [pizzeria], waarbij verdachte en zijn mededader tijdens hun vlucht met voorbedachten rade gericht op twee medewerkers van de pizzeria hebben geschoten,
- samen met die ander een tweede overval heeft voorbereid,
- in het bezit was van een vuurwapen en munitie,
- kentekenplaten heeft gestolen dan wel geheeld en
- een groot contant geldbedrag en autopapieren heeft geheeld.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte feit 1, de onder feit 2 primair ten laste gelegde poging moord, feit 3, feit 4, feit 5 subsidiair, feit 6 subsidiair, feit 7 primair, feit 8 subsidiair en feit 9 heeft begaan.
3.2 Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1 en 2
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat niet bewezen kan worden dat verdachte de hem ten laste gelegde overval heeft gepleegd en hierop volgend de medewerkers van de beroofde pizzeria heeft beschoten.
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat verdachte weliswaar voorafgaand aan de overval over een paarse Opel Astra beschikte, doch dat hij deze auto op de avond van de overval aan "[M]" heeft meegegeven. In de auto bevond zich op dat moment de mobiele telefoon van verdachte. Het is aldus zeer wel mogelijk dat die "[M]" bij de overval betrokken was en in Den Haag gebruik heeft gemaakt van de telefoon van verdachte. Dat toen drie contacten uit het adresboek van verdachte zijn gebeld kan worden verklaard door het feit dat die "[M]" dezelfde personen als verdachte kent en zou willen bellen. Indien één van de gebelde contacten, in het adresboek van verdachte als "[M]" vermeld, "[M]" zelf betreft, is niet uitgesloten dat "[M]" de auto en/of telefoon aan een derde heeft verstrekt, mogelijk ook uit de omgeving van verdachte. Ook de omstandigheid dat verdachte de ochtend na de overval zijn SIM-kaart heeft geplaatst in de bij de overval buitgemaakte mobiele telefoon en een week later, ten tijde van zijn aanhouding, beschikte over de memorystick uit die telefoon, duiden er eveneens op dat de werkelijke dader zich in de kring rondom verdachte bevindt. Mogelijk was (ook) de in het dossier genoemde [N] alias "[N]" bij de overval betrokken, doch deze persoon is nooit gevonden.
Het door verdachte aangevoerde scenario is onvoldoende onderzocht door de politie en het openbaar ministerie.
De raadsman heeft gesteld dat het aangetroffen vuurwapen weliswaar voldoet aan de omschrijving van één van de bij de overval gebruikte vuurwapens en hetzelfde kaliber heeft, doch dat deze omschrijving en dit kaliber veelvoorkomend zijn. Daar komt bij dat het bij verdachte aangetroffen wapen niet met enige mate van zekerheid aan de op de plaats delict aangetroffen hulzen kan worden gelieerd, ook al is één van die hulzen afkomstig van een patroon van hetzelfde merk en kaliber als de in bedoeld wapen aangetroffen patronen. Bovendien is er op die hulzen geen DNA van verdachte aangetroffen.
Ten slotte voert de raadsman aan dat verdachte een alibi heeft voor het tijdstip van de overval. Verdachte verbleef op dat moment immers bij zijn broer, getuige [O]. Hoewel deze getuige ter terechtzitting, na gerichte en herhaalde vragen van de rechtbank, voorzichtig is geworden over de datum waarop hij verdachte voor het laatst heeft gezien, is diens verklaring ten overstaan van de rechter-commissaris, dat verdachte op de avond van de overval bij hem verbleef, geloofwaardig.
Ten aanzien van feit 3
De raadsman heeft verder gesteld dat niet bewezen kan worden dat verdachte de hem ten laste gelegde voorbereidingshandelingen ten behoeve van een diefstal met geweld en/of afpersing heeft gepleegd. De bij verdachte in de auto aangetroffen goederen hebben niet de kennelijke bestemming een crimineel doel te dienen. De aangetroffen gestolen kentekenplaten dienden bijvoorbeeld voor het gratis tanken van benzine. De gevoerde telefoongesprekken met medeverdachte [verdachte 2] zijn dusdanig vaag van aard dat daaraan geen enkele conclusie kan worden verbonden. De waarneming van het observatieteam dat verdachte langdurig in zijn auto voor een LIDL supermarkt heeft staan wachten is onvoldoende voor strafbare voorbereidingshandelingen. Wanneer verdachte de winkel zou zijn binnengegaan was dit wellicht anders geweest.
Ten aanzien van feit 4
De raadsman heeft gesteld dat bewezen kan worden dat verdachte een vuurwapen en munitie voorhanden heeft gehad.
Ten aanzien van feit 5
De raadsman heeft gesteld dat bewezen kan worden dat verdachte kentekenplaten met code [NR 1] heeft geheeld.
Ten aanzien van feit 6
De raadsman heeft gesteld dat bewezen kan worden dat verdachte de Opel Astra met oorspronkelijk kenteken [NR 3] heeft geheeld.
Ten aanzien van feit 7
De raadsman heeft gesteld dat bewezen kan worden dat verdachte de kentekenplaten met code [NR 2] heeft gestolen.
Ten aanzien van feit 8
De raadsman heeft gesteld dat bewezen kan worden dat verdachte de papieren inzake de Ford Focus met kenteken [NR 4] heeft geheeld.
Ten aanzien van feit 9
De raadsman heeft gesteld dat bewezen kan worden dat verdachte de 91 biljetten van 20 euro heeft geheeld.
3.3 De beoordeling van de tenlastelegging1
De rechtbank leidt uit de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting het volgende af.
Ten aanzien van feit 1 en 2
Binnenkomst
Het slachtoffer [A] heeft verklaard dat op 4 juli 2008 omstreeks 23.30 uur twee mannen met panty's over hun hoofd zijn pizzeria [pizzeria] binnenkomen. De mannen hebben beiden een vuurwapen.2 Ook de slachtoffers [B], [F], [C] en [D] hebben in hun aangifte dienovereenkomstig verklaard.3
[A]
Eén van de daders richt zijn vuurwapen op het gezicht van [A] en plaatst dit daarna tegen diens slaap.4 [F] neemt dit waar.5 De man pakt vervolgens de kraag van het T-shirt van [A] en trekt hem naar zich toe. De man roept "Kas, kluis, tas" en "Geld". De man trekt [A] naar de toonbank, waar de kassa zich bevindt.6 [E] hoort de man "Que kassa" en "Doe die ding open" roepen.7 Volgens [C] roept de man "Kassa, kassa".8 [A] maakt de kassa open. De man pakt vervolgens een handvol papiergeld en steekt dit in zijn broekzak. Later blijkt € 330 te zijn weggenomen. [A] raakt met de man in worsteling en ziet kans hem op de grond te werpen. De man houdt de gouden ketting van [A] vast tijdens de val, waardoor deze breekt.9 [B] hoort de worsteling terwijl hij op de grond ligt.10
Terwijl [A] met de man op de grond ligt slaat de mededader van de man hem met diens vuurwapen in het gezicht.11 [C] hoort de klap en daarna hoort hij [A] roepen "Niet slaan, daar staat de kassa". Na de overval ziet [C] een beurse plek op het gezicht van [A].12 Later ontdekt [A] dat de daders ook zijn autosleutel van een Audi A3 met sleutelhanger hebben weggenomen.13
[D], [B], [F]
[D] heeft verklaard dat hij na binnenkomst van de overvallers naar het toilet is gevlucht.14 [A] ziet de mededader van de man die hem vast heeft gepakt naar het toilet lopen en hoort hem roepen "Maak die deur open, anders schiet ik".15 [D] komt naar buiten en moet op de grond gaan liggen, terwijl een vuurwapen op hem wordt gericht. De man doorzoekt vervolgens zijn zakken en pakt € 150,00.16 [F] ziet dat [D] op de grond wordt geduwd en dat er iets uit zijn zakken wordt weggenomen.17 [B] en [F] hebben verklaard dat zij met [D] op de grond moesten gaan liggen, terwijl een vuurwapen door dezelfde man op hen werd gericht.18 Tegen [F] roept de man eerst "Loop naar achteren".19 De man doorzoekt vervolgens de zakken van [B] en neemt een sleutelbos en een mobiele telefoon, merk Sony Ericsson, weg.20 [F] ziet dat bij [B] uit zijn zakken een mobiele telefoon en iets anders wordt weggenomen. Ook bij [F] worden de zakken doorzocht, doch niets buitgemaakt.21
[C]
[C] heeft bij de politie verklaard dat hij voor de ingang van de pizzeria stond toen de overvallers arriveerden. Eén van de mannen richt een pistool op het hoofd van [C]. De man trekt vervolgens een sleutelbos uit zijn hand en roept dat hij moet gaan liggen. De man trekt [C] daarna bij de nek omhoog en plaatst zijn vuurwapen tegen de achterzijde van zijn hoofd. In de winkel moet [C] opnieuw op de grond gaan liggen.22
[E]
[E] heeft verklaard dat één van de twee mannen een vuurwapen op hem heeft gericht. Een man roept dat hij op de grond moet gaan liggen en achter de toonbank moet kruipen. De man roept "Liggen" en "Ga liggen, liggen". [E] wordt vervolgens in de rug getrapt om op de grond te gaan liggen, waarna de mannen op hem stappen alsof hij vloerbedekking is.23
Antilliaans
[E], [C] en [D] hebben verklaard dat zij de daders onderling op enig moment Antilliaans horen spreken.24 [E] herkent het accent als afkomstig van Curaçao.25
Achtervolging en schietpartij
Na de worsteling met [A] rennen de daders de zaak uit. [A] rent achter de daders aan. Wanneer [A] hen bijna heeft ingehaald draaien de beide mannen zich om en schieten meermalen gericht op hem.26 Ook [F], [B] en [D] rennen achter de daders aan.27 [F] heeft verklaard dat één van de mannen tijdens de achtervolging zijn vuurwapen op [A] en op hem richt, waarna [F] meerdere schoten hoort.28 [D] ziet en hoort dat beide mannen op [A] schieten.29 Getuige [P] ziet en hoort twee mannen richting twee andere mannen schoten lossen.30
Vluchtauto
[A] ziet de overvallers wegrijden in een paarse Opel, type Astra of Vectra.31 [D] ziet de mannen in een donkere Opel Astra vertrekken.32 Ook [F] spreekt over een donkere Opel.33
Contact met [verdachte 2]
Op de avond van de overval, 4 juli 2008, heeft het telefoonnummer [nummer], het telefoonnummer van verdachte, tweemaal telefonisch contact met het telefoonnummer [nummer], het nummer van zijn medeverdachte [verdachte 2].34 De telefoongesprekken vinden plaats om 19.16 en 19.23 uur en duren beide iets minder dan een minuut.35
Verdachte heeft verklaard dat hij zich niet kan herinneren dat hij die gesprekken met [verdachte 2] heeft gevoerd. Hij denkt die avond geen enkel telefoontje te hebben gepleegd.36 Later heeft verdachte gesteld dat hij die dag en avond niemand heeft gebeld.37 Ter terechtzitting van 13 februari 2009 heeft verdachte geweigerd opheldering ter zake te verschaffen.38
Verdachte heeft verklaard dat hij [verdachte 2] pas een week kent.39 Ter terechtzitting van 13 februari 2009 heeft verdachte deze verklaring echter gewijzigd en verklaard dat hij [verdachte 2] al een paar weken kent.40 [verdachte 2] heeft bij de politie aanvankelijk verklaard dat hij niets weet van verdachte en niet met hem is bevriend.41 Daarna verklaarde [verdachte 2] dat hij verdachte ongeveer twee maanden kende.42 Ter terechtzitting van 13 februari 2009 heeft [verdachte 2] deze verklaring echter weer gewijzigd en verklaard dat hij verdachte één of twee weken kende.43
De rechtbank stelt vast dat verdachte en [verdachte 2] bij herhaling wisselend, vaag en tegenstrijdig verklaren over de duur van de periode dat zij elkaar kennen en over hun contacten op 4 juli 2008, en dat verdachte ter terechtzitting van 13 februari 2009 heeft geweigerd opheldering ter zake te verschaffen. De rechtbank acht de verklaringen van verdachte en [verdachte 2] op dit punt dan ook ongeloofwaardig.
Den Haag
De telefoon van verdachte straalt op 4 juli 2008 om 22.01 en 23.24 uur - derhalve vlak voor het tijdstip van de overval - een telefoonmast in Den Haag aan, die zich zeer dicht in de buurt van plaats van de overval bevindt.44 Verdachte heeft ten overstaan van de politie verklaard dat hij langer dan twee maanden geleden in Den Haag is geweest. Op 4 juli 2008 was hij in elk geval niet in Den Haag. Hij heeft die dag wel in de rode Opel Corsa van zijn vriend "[vriend]" gereden in Rotterdam, Capelle en Amsterdam.45 Op deze avond wordt met het toestel van verdachte rond 19.30 uur meermalen gebeld met "[p1]" en om rond 20.30 uur met "[p2]", personen die voorkomen in het adresboek van verdachte.46 Verdachte heeft echter gesteld dat hij die dag en avond niemand heeft gebeld.47 Ter terechtzitting van 13 februari 2009 heeft verdachte geweigerd opheldering ter zake te verschaffen.48
De telefoon van medeverdachte [verdachte 2] straalt op 4 juli 2008 om 22.11, 22.14, 22.17 en 22.18 uur twee masten in Den Haag aan, die zich dicht in de buurt van de plaats van de overval bevinden.49 [verdachte 2] heeft hierover ten overstaan van de rechter-commissaris verklaard dat hij die avond bij zijn vriendin [Q] in Rotterdam is geweest. [verdachte 2] heeft geopperd dat misschien vrienden van hem met zijn telefoon in Den Haag hebben gebeld.50
De telefoonnummers van verdachte en [verdachte 2] stralen op 5 juli 2008 vervolgens tussen 00.23 en 0.58 uur - derhalve kort na het tijdstip van de overval - eenzelfde telefoonmast in Rotterdam aan. Daarna stralen beide nummers (tegelijkertijd) om 01.29 uur opnieuw eenzelfde telefoonmast in Rotterdam aan.51 Ter terechtzitting van 13 februari 2009 heeft verdachte geweigerd opheldering ter zake te verschaffen.52 [verdachte 2] heeft ten overstaan van de rechter-commissaris verklaard dat het kan kloppen dat hij later op de avond in Rotterdam heeft gebeld.53
De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van verdachte en [verdachte 2] dat zij op 4 juli 2008 elkaar niet hebben gezien en niet in Den Haag zijn geweest zeer wisselend zijn, onderling niet overeenstemmen en strijdig zijn met de vastgelegde telefoongegevens, die op zichzelf niet zijn bestreden. Bovendien heeft verdachte ter terechtzitting van 13 februari 2009 geweigerd opheldering ter zake te verschaffen.
Verkrijgen/afgeven Opel, eigen mobiel en gestolen mobiel
Om 9.06 uur op de ochtend na de overval, 5 juli 2008, bevindt de SIM-kaart van verdachte zich in de gestolen mobiele telefoon, merk: Sony Ericsson, van [B].54 Verdachte belt om 9.45 uur die dag naar zijn vriendin [R] met de vraag of zij een oplader voor een Sony Ericsson heeft.55 Om 12.01 uur die dag bevindt een tweede SIM-kaart zich in voornoemde mobiel, welke SIM-kaart ook van verdachte blijkt te zijn.56
Op 11 juli 2008 wordt verdachte aangehouden als bestuurder van een gestolen paars/blauwe Opel Astra.57 In deze auto wordt onder meer de geheugenkaart van de gestolen mobiele telefoon van [B] aangetroffen.58
Verdachte heeft over de gestolen auto en gestolen mobiele telefoon het volgende verklaard.
- Politieverhoor 11 juli 2008:
"Ik heb een auto van een vriend geleend. Ik ken hem via "[M]". Ik weet niet hoe hij heet. Het is een blanke jongen. Hij rookt base...crack." "Ik heb die auto nu één of twee dagen zo."59
- Politieverhoor 13 juli 2008:
"Ik heb de Sony Ericsson telefoon in de auto gekregen maar wil er verder niet over praten."60
- Politieverhoor 25 juli 2008:
"Ik heb de auto van "[M]" geleend. Ik heb de auto van een junk geleend. Ik heb hem daarvoor een aantal bolletjes gegeven. Ik heb de auto niet altijd. Als ik de auto nodig had, leende ik de auto. Ik weet niet waar "[M]" woont en ik heb geen telefoonnummer van hem. Als ik de auto moest terugbrengen spraken we af bij een eettent. Hij zit altijd in die tent.61 Op 4 juli 2008 ben ik 's avonds, in elk geval later dan 19.00 uur, in Charlois bij de auto weggegaan. Ik heb de auto aan "[M]" teruggegeven. Ik was mijn mobieltje in de auto vergeten. Die heb ik teruggekregen. Ik heb toen ook die Sony Ericsson gekregen. Ik heb mijn SIM-kaartje toen even in die telefoon gedaan, daarna heb ik de telefoon in Rotterdam op straat verkocht. De geheugenkaart heb ik gehouden."62
- Politieverhoor 19 september 2008:
"Ik ontmoet "[M]" altijd op straat. Als ik hem nodig heb ga ik naar de Delftshaven of Charlois.63 Ik heb de auto op 4 juli 2008 achtergelaten, met de sleutel in het contact. Ik ben vergeten mijn mobieltje uit de auto mee te nemen."64
- Ter terechtzitting van 5 december 2008:
"Ik heb de Opel Astra van [M] geleend. [M] had de auto op zijn beurt geleend van een man die base rookt. Op 11 juli 2008 had ik de Opel Astra twee dagen."65
- Ter terechtzitting van 13 februari 2009:
Verdachte heeft geweigerd opheldering ter zake te verschaffen.66
De neef van verdachte, [S], met wie hij samenwoont, heeft verklaard dat verdachte al meer dan anderhalve maand in een donkerkleurige Opel Astra rondreed. Verdachte heeft aan [S] verteld dat die auto gestolen was. Hij heeft daarover gezegd: "Je weet toch, soms laten mensen hun sleutel bij de auto".67
Nu verdachte vele wisselende, vage en op punten tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd over de mogelijkheid dat een ander met de gestolen paars/blauwe Opel Astra en de mobiele telefoon van verdachte op 4 juli 2008 in Den Haag is geweest en ter terechtzitting van 13 februari 2009 heeft geweigerd opheldering ter zake te verschaffen, en voorts zijn neef heeft verklaard dat verdachte al langer in de gestolen Opel Astra rondreed, acht de rechtbank de verklaringen van verdachte op dit punt ongeloofwaardig en zal zij daaraan voorbijgaan.
Geld
Verdachte zegt in een telefoongesprek op 5 juli 2008 om 9.45 uur, de ochtend na de overval, tegen zijn vriendin [R] dat hij "de boormachine" zal terugbrengen, "omdat hij nu geld heeft".68 [Q] verklaart dat haar vriend, [verdachte 2], na 4 juli 2008 een broek, twee shirts, een riem en een broek voor haar heeft gekocht, terwijl hij dit volgens haar niet vaak doet. [verdachte 2] heeft contant betaald.69
De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat beide verdachten (vlak) na de overval over meer (contant) geld beschikten.
Vuurwapen
Bij zijn aanhouding wordt in de broekzak van verdachte een zwart vuurwapen aangetroffen.70 De veiligheidspal stond op F (vuren).71 Het kaliber 6.35 mm blijkt overeen te komen met het kaliber van de twee hulzen die op de plaats delict zijn aangetroffen72 De systeemsporen op één van beide hulzen komt overeen met een door het bij verdachte aangetroffen vuurwapen afgeschoten proefhuls. De kraslijnen op die aangetroffen huls sluiten deels aan op die van voornoemde proefhuls. De kraslijnen zijn waarschijnlijk veroorzaakt door de onregelmatigheden in de kamerrand van het bij verdachte aangetroffen vuurwapen.73 Voorts is het merk van de patronen in het bij verdachte aangetroffen wapen hetzelfde als dat van de genoemde op de plaats delict aangetroffen huls, waarvan de systeemsporen overeenkomen met de proefhuls.74
Verdachte heeft ten overstaan van de politie verklaard dat hij het vuurwapen op 11 juli 2008 om 15.00 of 16.00 uur in de bosjes in Rotterdam heeft gevonden toen hij ging plassen.75 Ter terechtzitting van 5 december 2008 heeft verdachte verklaard dat dit tussen 16.00 en 17.00 uur was.76 Uit het verslag van het observatieteam van de politie blijkt echter dat verdachte tussen 16.00 en 17.00 uur op de A4 heeft gereden en alleen bij het tankstation Bospoort aan de A4 is gestopt.77 Toen verdachte hier op voornoemde terechtzitting mee is geconfronteerd heeft hij vervolgens verklaard dat hij het vuurwapen eerder die dag had gevonden. Vervolgens is verdachte ermee geconfronteerd dat hij ook eerder die dag reeds is geobserveerd. 78 Daarop en vervolgens ook ter terechtzitting van 13 februari 2009 heeft verdachte geweigerd opheldering ter zake te verschaffen.79
De eerdergenoemde neef van verdachte, [S], heeft verklaard dat verdachte hem enkele maanden geleden vertelde dat hij voor € 300,00 of € 400,00 een vuurwapen in Amsterdam had gekocht. [S] heeft het bijna zwarte wapen gezien en weet bijna zeker dat het kaliber 6.35 mm was.80
De rechtbank leidt uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting af dat de verklaring van verdachte ook op dit punt wisselt, strijdig is met de waarnemingen van de beide observatieteams die verdachte op 11 juli 2008 hebben geobserveerd en eveneens strijdig is met de verklaring van [S]. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat verdachte ter terechtzitting van 13 februari 2009 heeft geweigerd opheldering ter zake te verschaffen. De rechtbank acht de verklaring van verdachte omtrent het bij hem aangetroffen vuurwapen daarom kennelijk leugenachtig en zal daaraan voorbijgaan.
Alibi
Verdachte heeft verklaard dat hij op 4 juli 2008 tussen 23.30 en 00.30 uur bij zijn broer [O] was met zijn vriend "[vriend]".81 Getuige [O] is ter terechtzitting van 13 februari 2009 als getuige gehoord en heeft desgevraagd verklaard dat, hoewel hij weet dat zijn broer begin juli 2008 bij hem thuis op bezoek is geweest, hij niet meer zeker weet op welke dag dit was. Getuige [O] heeft voorts verklaard dat zijn broer zonder gezelschap bij hem op bezoek was en dat hij niet weet wie "[vriend]" is. Getuige [O] heeft verklaard dat hij zijn broer na dit bezoek niet meer heeft gezien noch gesproken.82 Uit een getapt telefoongesprek op 8 juli 2008 blijkt dat getuige [O] telefonisch contact heeft gehad met zijn broer.83 De rechtbank leidt hieruit af dat het bezoek van verdachte aan getuige [O], waarover de getuige spreekt, in elk geval niet op 4 juli 2008 kan hebben plaatsgevonden, nu de getuige verdachte na 4 juli 2008 nog heeft gesproken. Ter terechtzitting van 13 februari 2009 heeft verdachte geweigerd opheldering ter zake te verschaffen.84
De rechtbank stelt vast dat op grond hiervan de verklaring van deze getuige het alibi van verdachte niet ondersteunt.
Conclusie
De rechtbank acht op grond van de hierboven opgesomde bewijsmiddelen, te weten -kort weergegeven-:
- het gelijktijdig of zeer kort na elkaar aanstralen van dezelfde en/of vlak bij elkaar gelegen telefoonmasten door de mobiele telefoons van verdachte en [verdachte 2] in Den Haag en in Rotterdam, zowel voor als na de overval
- het aantreffen van een gestolen paars/blauwe Opel Corsa bij verdachte, voorzien van valse kentekenplaten, vergelijkbaar met de waargenomen vluchtauto na de overval,
- de aanwezigheid van twee SIM-kaarten van verdachte in de bij de overval buitgemaakte Sony Ericsson-telefoon, de eerste slechts een aantal uren na die overval en de tweede nog weer enkele uren nadien,
- het aantreffen van een vuurwapen bij verdachte met hetzelfde kaliber als de op de plaats delict aangetroffen hulzen, waarin kogels van hetzelfde merk als één van de op de plaats delict aangetroffen hulzen en
- de plotselinge beschikking over meer geld (vlak) na de overval bij beide verdachten
wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met zijn medeverdachte [verdachte 2] de ten laste gelegde overval heeft gepleegd.
De verklaringen van verdachte op punten die een door hem geschetst mogelijk alternatief scenario zouden moeten ondersteunen zijn bovendien zeer wisselend, op onderdelen tegenstrijdig, op onderdelen strijdig met de verklaringen van anderen en overigens dusdanig vaag dat de rechtbank hier geen geloof aan hecht. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte - hoewel hij bij herhaling in de gelegenheid is gesteld al die onduidelijkheden weg te nemen - daarover geen opheldering heeft willen verschaffen.
Poging tot moord respectievelijk doodslag
Op grond van de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen staat vast dat verdachte en zijn medeverdachte [verdachte 2] zich tijdens hun vlucht hebben omgedraaid, hun wapen op de achtervolgers hebben gericht en meermalen hebben geschoten. Deze omstandigheden zijn op zich onvoldoende om tot de conclusie te komen dat verdachten hebben nagedacht over en zich rekenschap hebben gegeven van de betekenis en de gevolgen van hun handelen. Van overige feiten en omstandigheden die tot een andere conclusie zouden kunnen leiden, is niet gebleken uit de bewijsmiddelen. Voor de vaststelling dat sprake is geweest van kalm beraad en rustig overleg biedt het bewijsmateriaal dus onvoldoende steun, zodat de rechtbank de voor poging tot moord vereiste voorbedachte raad niet bewezen acht.
Wel komt de rechtbank op grond van de aangehaalde bewijsmiddelen tot de conclusie dat sprake is van poging tot doodslag in vereniging, nu verdachte en [verdachte 2] gericht op hun achtervolgers hebben geschoten en daarbij op zijn minst bewust de naar algemene ervaringsregels aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat één of meer van die achtervolgers ten gevolge daarvan van het leven zouden worden beroofd.
Ten aanzien van feit 3
Tapgesprekken
Op 8, 10 en 11 juli 2008 hebben verdachte en medeverdachte [verdachte 2] meermalen contact met elkaar via hun mobiele telefoons.
- 8 juli 2008
10.54 uur: Verdachte en [verdachte 2] spreken elkaar over "dat ding". Verdachte zegt: "het is beter als wij tot vrijdag wachten".85
- 10 juli 2008
17.38 uur: Verdachte zegt "ik ben er klaar voor". [verdachte 2] antwoordt "eigenlijk moet het morgen". [verdachte 2] vraagt hoe ze elkaar morgenochtend vroeg zullen ontmoeten. Verdachte stelt voor elkaar 's nachts te ontmoeten en te "wachten totdat het tijd is".86
19.36 uur: Verdachte en [verdachte 2] spreken elkaar over "dat ding" waarop [verdachte 2] niet wil wachten. Verdachte zegt dat hij geld nodig heeft. [verdachte 2] antwoordt hierop "dat is wat ik tegen je zeg: je moet mij komen ophalen, we gaan dan daar naartoe om die dingen te doen, we verdelen onze dingen precies precies". [verdachte 2] zegt ook "blijf vandaag rustig zodat we dat ding netjes doen, ik neem gewoon nette dingen mee".87
20.15 uur: [verdachte 2] stuurt een SMS-bericht aan verdachte: "broer: haal een panty en handschoenen voor mij morgen".88
- 11 juli 2008
6.33 uur: Verdachte zegt tegen [verdachte 2] dat hij geen panty en "dinges" heeft. [verdachte 2] antwoordt hierop dat dat niet geeft, hij heeft wel "dinges".89
7.13 uur: [verdachte 2] heeft het over "dat ding" bekijken als ze "daar" aankomen zodat ze daar morgen "netjes" aan komen rijden. Hij vraagt verdachte te kijken of hij "dat ding" ziet.90
7.23 uur: Verdachte zegt tegen [verdachte 2] dat hij hartstikke blut is en "dit ding" vandaag moet doen. [verdachte 2] antwoordt dat het ook hartstikke slecht gaat met hem.91
16.41 uur: [verdachte 2] belt met zijn vriendin [Q] om die rode tas klaar te leggen. Hij heeft de tas nodig om spullen in te doen. Hij gaat niet op reis. Hij vraagt zijn vriendin al zijn reispapieren eruit te halen zodat niks achterblijft met zijn naam erop.92
Verdachte heeft aanvankelijk ten overstaan van de politie verklaard dat hij de ochtend van 11 juli 2008 met niemand telefonisch contact heeft gehad.93 Toen verdachte met de getapte telefoongesprekken is geconfronteerd heeft hij zijn verklaring evenwel als volgt gewijzigd:
- Hij ging die dag [verdachte 2] ophalen om te helpen met verhuizen, maar toen hij bij [verdachte 2] aankwam hoefde het niet meer.94
- Het spreken over geld betrof een betaling voor zijn hulp bij het verhuizen van [verdachte 2].95
- Het verzoek van [verdachte 2] om onder meer een panty mee te nemen betrof een panty voor verdachte die hij onder zijn pet draagt, nu hij door die pet kaal wordt.96 Verdachte heeft evenwel ter terechtzitting van 13 februari 2009 verklaard dat het SMS-bericht van [verdachte 2] sokken betrof en niet een panty.97
- Verdachte heeft verklaard dat "dat ding" dat ze gingen bekijken het huis was dat [verdachte 2] voor het verhuizen zou aanwijzen. Zodoende zouden verdachte en [verdachte 2] het huis de volgende dag in één keer kunnen vinden, oftewel "netjes" aan kunnen komen rijden.98
Ter terechtzitting van 13 februari 2009 heeft verdachte geweigerd opheldering ter zake de telefoongesprekken te verschaffen.99
[verdachte 2] heeft ten overstaan van de politie verklaard dat hij zich niet herinnert dat hij verdachte op 8 juli 2008 dan wel op 10 juli 2008 heeft gesproken. Hij was niet van plan om iets met verdachte te doen, hij heeft niets met hem besproken. Vervolgens heeft [verdachte 2] zich op zijn zwijgrecht beroepen.100
De rechtbank stelt vast dat in de telefoongesprekken en het SMS-bericht tussen verdachte en [verdachte 2], gelet op de inhoud ervan, kennelijk sprake is van versluierd taalgebruik door te spreken in termen van "ding", "netjes doen", "dinges", "dingen", "nette dingen". Naar het oordeel van de rechtbank valt uit de overige stukken in het dossier, zoals hierna te bespreken, en de context die daaruit blijkt, op te maken dat dit versluierd taalgebruik is bedoeld om te verhullen dat het in deze gesprekken gaat over het plannen van een gewapende overval. Tevens blijkt uit de gesprekken dat verdachte en [verdachte 2] geld nodig hadden en daarom "dit ding" moesten doen. De verklaringen van verdachte en [verdachte 2] over de inhoud en betekenis van deze gesprekken zijn wisselend en komen niet met elkaar overeen. Bovendien geven hun verklaringen, in geen enkele vorm, afzonderlijk noch in samenhang, een sluitende verklaring voor hetgeen daadwerkelijk tijdens de getapte gesprekken is gezegd. Daar komt bij dat verdachte ter terechtzitting van 13 februari 2009 geweigerd heeft opheldering ter zake de telefoongesprekken te verschaffen. De rechtbank acht de verklaringen van verdachte en [verdachte 2] ter zake de telefoongesprekken en het SMS-bericht daarom niet geloofwaardig.
Observatie
Op 11 juli 2008 wordt verdachte door het observatieteam van de politie gevolgd. Het observatieteam heeft het volgende waargenomen.Verdachte vertrekt vanuit Rotterdam met een donkere Opel Astra en haalt medeverdachte [verdachte 2] om 12.12 uur op in Schiedam. Verdachte en [verdachte 2] rijden samen naar Amsterdam. Verdachte gaat om 13.15 uur een flat aan de Kleiburg te Amsterdam binnen. [verdachte 2] wacht voor het portiek. Om 14.26 uur vertrekken verdachte en [verdachte 2] met de Opel Astra. De beide verdachten kijken opvallend veel achterom.
Om 15.20 staat de auto ongeveer een kwartier bij een LIDL supermarkt in Amsterdam geparkeerd. Verdachte en [verdachte 2] stappen uit om etensresten in een vuilnisbak te gooien. Verdachte bezoekt vervolgens om 15.44 uur een coffeeshop te Amsterdam. [verdachte 2] blijft in de auto zitten. Daarna rijden de twee in de Opel Astra richting Den Haag.101 Zij bezoeken om 16.30 uur het benzinestation Bospoort aan de A4. Verdachte en [verdachte 2] lopen beiden de tankshop binnen. Om 16.47 uur vertrekken zij opnieuw met de Opel Astra. Verdachte en [verdachte 2] zitten om 18.04 uur in de geparkeerde auto nabij een LIDL supermarkt te Schiedam. Ze kijken de omgeving af. Ruim 20 minuten later vertrekken zij. Beiden kijken direct na vertrek achterom. Verdachte en [verdachte 2] rijden dan naar Rotterdam.102
Verdachte heeft ten overstaan van de politie hierover verklaard dat hij op 11 juli 2008 in Amsterdam is geweest met [verdachte 2] en hem daarna heeft thuisgebracht. Hij ontkent aanvankelijk bij een tankstation te zijn geweest en bekent dit pas na confrontatie met beveiligingsbeelden.103 Verdachte heeft verklaard dat hij die ochtend met niemand telefonisch contact heeft gehad. Hij gaat [verdachte 2] ophalen om te helpen met verhuizen, maar wanneer hij bij hem aankomt hoeft het niet meer.104 Verdachte heeft ter terechtzitting van 13 februari 2009 hierover verklaard dat hij met [verdachte 2] naar Amsterdam is gereden om iets te kopen en omdat verdachte zijn vriendin wilde opzoeken. Hij is inderdaad bij een tankstation geweest. Bij de LIDL supermarkt te Schiedam zijn verdachte en [verdachte 2] uit de auto gestapt en de winkel binnengegaan. Verdachte heeft daar een tijd staan wachten op een vriend. Verdachte heeft ter terechtzitting niet willen niet verklaren hoe laat hij [verdachte 2] die dag heeft opgehaald, noch waarom hij voor de LIDL supermarkt in Amsterdam en de LIDL supermarkt te Schiedam stond te wachten. Verdachte heeft vervolgens geweigerd ook op andere punten nader te verklaren over die dag.105
[verdachte 2] heeft hieromtrent aanvankelijk verklaard dat hij op 11 juli 2008 niet bij verdachte in de auto heeft gezeten.106 Hij stelt 's ochtends in Amsterdam en de hele middag bij zijn vriendin [Q] in Capelle te zijn geweest.107 [Q] heeft echter verklaard dat zij [verdachte 2] 's middags niet thuis aantrof.108 [verdachte 2] heeft zijn verklaring later gewijzigd en verteld dat hij die dag naar Amsterdam is gegaan met de trein. In Amsterdam heeft hij voor badkamerspullen gekeken, omdat je daar goedkope spullen kan krijgen. Verdachte heeft hem met de auto in Amsterdam opgehaald en in Capelle aan den IJssel afgezet. Hij heeft met verdachte voor een supermarkt op een vriend van verdachte staan wachten. Hij kwam tussen 12.00 en 12.30 uur thuis.109
De rechtbank stelt vast dat verdachte en [verdachte 2] ter terechtzitting van 13 februari 2009 leugenachtige verklaringen hebben afgelegd ter zake hun handelingen op 11 juli 2008. Verdachte heeft immers verklaard dat hij en [verdachte 2] bij de LIDL supermarkt te Schiedam uit de auto zijn gestapt en de winkel zijn binnengegaan. Dit strijdt met de door het observatieteam waargenomen handelingen dat zij in de auto zijn blijven zitten. Bovendien heeft verdachte ter terechtzitting van 13 februari 2009 geweigerd opheldering ter zake de telefoongesprekken te verschaffen. De rechtbank acht de verklaringen van verdachte en [verdachte 2] ter zake hun handelingen op 11 juli 2008 daarom kennelijk leugenachtig.
Aanhouding
Verdachte wordt bij aanhouding op 11 juli 2008 aangetroffen in een gestolen paars/blauwe Opel Astra, kenteken [NR 1], met daarin onder meer:
- zwart lederen handschoenen,
- zwarte stoffen handschoenen,
- mes,
- twee kentekenplaten [NR 2],
- een stuk touw,
- een sporttas,
- een schaar en
- een pruik voorzien van zwart kroeshaar.110
De kentekenplaten [NR 1] en [NR 2] blijken te zijn gestolen.111 In de broekzak van verdachte wordt een zwart vuurwapen aangetroffen.112 De veiligheidspal stond op F (vuren).113
Vuurwapen
Verdachte heeft - zoals reeds ten aanzien van feit 1 en 2 omschreven114 - wisselend verklaard over de wijze waarop en het tijdstip waarop hij het bij hem aangetroffen vuurwapen heeft verkregen. Bovendien worden deze verklaringen door zijn neef [S] weersproken.
De rechtbank leidt uit het dossier af dat de verklaringen van verdachte strijdig zijn met de waarnemingen van de beide observatieteams die verdachte op 11 juli hebben geobserveerd en met de de verklaring van [S] en aldus kennelijk leugenachtig zijn.115
Opel Astra
Verdachte heeft -zoals reeds ten aanzien van feit 1 en 2 omschreven116- wisselend en vaag verklaard over het verkrijgen van de bij hem aangetroffen paars/blauwe Opel Astra. Bovendien worden deze verklaringen door zijn neef [S] weersproken. De rechtbank acht de verklaringen van verdachte op dit punt ongeloofwaardig.
Kentekenplaten
Verdachte heeft ten overstaan van de politie verklaard dat hij de de in de auto aangetroffen kentekenplaten [NR 2] drie weken eerder te Amsterdam heeft gestolen. Hij heeft de platen vervolgens op de Opel Astra geplaatst en getankt zonder te betalen.117 Later heeft verdachte echter verklaard dat hij geen benzine heeft gestolen, doch wanneer hij met zijn eerdere verklaring wordt geconfronteerd, wijzigt hij zijn verklaring opnieuw en zegt hij dat dit toch wel het geval was.118 Ter terechtzitting van 5 december 2008 heeft verdachte verklaard de kentekenplaten [NR 2] in Amsterdam ten behoeve van tanken zonder te betalen heeft gestolen, hoewel hij pas weken later de Opel Astra in Rotterdam heeft geleend. De gestolen kentekenplaten [NR 1] zaten al op de Opel Astra.119
Pruik, handschoenen, touw
Verdachte heeft ten overstaan van de politie verklaard dat de pruik van hem is en dat hij deze voor een feestje ging gebruiken. De handschoenen zijn niet van hem. Het touw heeft hij niet gezien.120 Ter terechtzitting van 13 februari 2009 heeft verdachte geweigerd opheldering ter zake de telefoongesprekken hierover te verschaffen.121
Veruiterlijking criminele intentie
De rechtbank leidt uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting af dat verdachte voorbereidingshandelingen tot een diefstal met geweld en/of afpersing in vereniging met zijn medeverdachte [verdachte 2] heeft gepleegd. De bij verdachte in de Opel Astra aangetroffen voorwerpen konden immers afzonderlijk voor wat betreft het doorgeladen vuurwapen, en gezamenlijk naar hun uiterlijke verschijningsvorm ten tijde van het handelen dienstig zijn voor het misdadig doel dat de verdachte en zijn medeverdachte met het gebruik van de voorwerpen voor ogen hadden. De criminele intentie van verdachte en zijn medeverdachte blijkt uit:
- de getapte telefoongesprekken en het getapte SMS-bericht met versluierd taalgebruik inzake het plannen van een overval omdat beiden geld nodig hebben,
- de observaties van de politie waarbij verdachte en zijn medeverdachte onder meer, zonder aannemelijke verklaring, 20 minuten bij een supermarkt hebben staan wachten zonder uit te stappen en
- de constatering dat verdachte en zijn mededader een week eerder ook een gewelddadige overval hebben gepleegd.
Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de bij verdachte aangetroffen voorwerpen, te weten een doorgeladen vuurwapen, een gestolen auto, twee sets gestolen kentekenplaten, een mes, twee paar handschoenen, een pruik, een sporttas, een stuk touw en een schaar naar algemene ervaringsregels op de gemiddelde rechtsgenoot - mede gelet op vorenstaande bewijsmiddelen - geen andere indruk maken dan dat deze kennelijk bestemd waren voor een misdadig doel, te weten het in vereniging plegen van diefstal met geweld en/of afpersing.
Bewust en nauwe samenwerking
Voorts is er naar het oordeel van de rechtbank ter uitvoering van het gezamenlijk plan een overval te gaan plegen sprake geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [verdachte 2]. Daartoe acht de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden redengevend:
- de tapgesprekken en het SMS-bericht tussen verdachte en [verdachte 2] en
- de observaties van de politie op 11 juli 2008.
Voorts neemt de rechtbank in aanmerking dat het afleggen van de kennelijk leugenachtige verklaringen ten aanzien van de activiteiten van verdachte en [verdachte 2] op 11 juli 2008 niet kunnen zijn afgelegd met een ander doel dan om de voorbereidingshandelingen (mede) te verhullen.
Ten aanzien van feit 4
Bij zijn aanhouding wordt in de broekzak van verdachte een zwart vuurwapen aangetroffen.122 Uit politiedeskundigenonderzoek blijkt dat het een vuurwapen met 6 kogelpatronen van de categorie III betreft.123 Verdachte heeft -zoals reeds ten aanzien van feit 1 en 2 omschreven124- wisselend verklaard over het verkrijgen van het bij hem aangetroffen vuurwapen. De rechtbank leidt uit het dossier af dat de verklaring van verdachte strijdt met de waarnemingen van de beide observatieteams die verdachte op 11 juli 2008 hebben geobserveerd en aldus kennelijk leugenachtig is.125
Overigens staat vast dat verdachte dit geladen vuurwapen in bezit had.
De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 4 ten laste gelegde feit, voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie van categorie III, heeft gepleegd.
Ten aanzien van feit 5
Verdachte wordt aangehouden als bestuurder van een paars/blauwe Opel Astra met gestolen kentekenplaten [NR 1].126 Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de gestolen kentekenplaten al op de Opel Astra zaten.127 Verdachte heeft echter -zoals reeds ten aanzien van feit 1 en 2 omschreven128- wisselend en vaag verklaard over het verkrijgen van de paars/blauwe Opel Astra. Bovendien worden deze verklaringen door zijn neef [S] weersproken. De rechtbank acht de verklaringen van verdachte op dit punt, het verkrijgen van de Opel Astra met de daarop aangebrachte kentekenplaten [NR 1] ongeloofwaardig. De rechtbank stelt vast dat verdachte wist dat de kentekenplaten [NR 1] door een misdrijf waren verkregen.
De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 5 subsidiair ten laste gelegde feit, opzetheling van de kentekenplaten [NR 1], heeft gepleegd.
Ten aanzien van feit 6
Verdachte wordt aangehouden als bestuurder van een gestolen paars/blauwe Opel Astra.129
Verdachte heeft -zoals reeds ten aanzien van feit 1 en 2 omschreven130- wisselend en vaag verklaard over het verkrijgen van de bij hem aangetroffen paars/blauwe Opel Astra. Bovendien worden deze verklaringen door zijn neef [S] weersproken. De rechtbank acht de verklaringen van verdachte op dit punt ongeloofwaardig. De rechtbank stelt vast dat verdachte wist dat de Opel Astra door een misdrijf was verkregen.
De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 6 subsidiair ten laste gelegde feit, opzetheling van de gestolen paars/blauwe Opel Astra, oorspronkelijk met kenteken [NR 3], heeft gepleegd.
Ten aanzien van feit 7
Verdachte wordt aangehouden als bestuurder van een paars/blauwe Opel Astra, waarbij in de kofferbak twee kentekenplaten [NR 2] worden aangetroffen.131 De kentekenplaten blijken te zijn gestolen.132 Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij die kentekenplaten in Amsterdam heeft gestolen.133
De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 7 primair ten laste gelegde feit, diefstal van de kentekenplaten [NR 2], heeft gepleegd.
Ten aanzien van feit 8
Tijdens de doorzoeking van de woning van de vriendin van verdachte, [R]134, wordt een zwarte sporttas aangetroffen met onder meer een kentekenbewijs deel I en II, een overschrijvingspapier, een keuringsrapport en een motorrijtuigenverzekeringsbewijs behorend bij kenteken [NR 4] en een ANWB-formulier op naam van [K] aangetroffen. Deze stukken zijn op 18 juni 2008 te Vlaardingen gestolen.135 Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij niets van die autopapieren weet. De papieren zaten al in de sporttas en hij had ze niet gezien.136 De rechtbank acht deze verklaring niet geloofwaardig, nu verdachte tevens persoonlijke goederen in deze tas had zitten, te weten een portemonnee met een bankpas, een OV-chipkaart en een zorgpas op zijn naam.137 Bovendien heeft verdachte ter terechtzitting verklaard wel wetenschap te hebben van de -criminele herkomst van de- eveneens in deze tas aangetroffen bankbiljetten.138 De rechtbank stelt vast dat verdachte wist dat de autopapieren door een misdrijf waren verkregen.
De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 8 subsidiair ten laste gelegde feit, opzetheling van de autopapieren behorende bij kenteken [NR 4], heeft gepleegd.
Ten aanzien van feit 9
Tijdens de doorzoeking van de woning van de vriendin van verdachte, [R]139, wordt een zwarte sporttas aangetroffen met onder meer 91 biljetten van 20 euro, die blauw/paars verkleurd zijn.140 Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de biljetten van een Dominicaan heeft gekregen die uit Curaçao kwam. Hij heeft gezien dat er verf op zat en had geen plannen met het geld.141 De rechtbank stelt vast dat nu verdachte de verf op de biljetten heeft opgemerkt en hij geen reden heeft gegeven waarom hij zomaar een dergelijk groot geldbedrag van iemand zou krijgen, hij wist dat de biljetten door een misdrijf waren verkregen.
De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 9 ten laste gelegde feit, opzetheling van 91 eurobiljetten van 20 euro, heeft gepleegd.
hij op 04 juli 2008 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met
een ander, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening heeft weggenomen
- een gouden ketting en
- een autosleutel van een personenauto merk Audi A3 en
- een sleutelhanger en
- een geldbedrag van ongeveer 330 euro en
- een mobiele telefoon merk Sony Ericsson en
- sleutelbossen en
- een geldbedrag van ongeveer 150 euro,
toebehorende aan
- [A] c.q.
- [B] c.q.
- [C] c.q.
- [D],
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd
van geweld en bedreiging met geweld tegen
- [A] en
- [E] en
- [D] en
- [B] en
- [F] en
- [C],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te
maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn
mededader de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld c.q. welke bedreiging met geweld
bestond uit het
- tonen van vuurwapens en
- richten van een vuurwapen op (het gezicht van die) [A] en die [E] en die
[D] en die [B] en [F] en die [C] en
- plaatsen en drukken van een vuurwapen op de slaap van die [A] en
- slaan met een vuurwapen in het gezicht van die [A] en
- tegen de achterzijde van het hoofd van die [C] drukken van een
vuurwapen en
- beetpakken en het naar zich toe trekken van die [A] en
- met zich meetrekken van die [A] en/of
- op het lichaam van die [E] gaan staan en
- op de grond duwen van die [D] en
- uit de hand van die [C] trekken van een sleutelbos en
- bij de nek omhoog trekken van die [C] en
- doorzoeken van de kleding/zakken van die [B] en [D] en [F] en
- roepen: "Kas, kluis, tas" en "geld" en "Maak die deur open,
anders schiet ik" en "que kassa" en "doe die ding open" en "loop
naar achteren" en "kassa, kassa" en
- trappen in de rug van die [E] en
- schreeuwen dat die [E] op de grond moest gaan
liggen en dat zij achter de toonbank moesten kruipen en "liggen"
en "ga liggen, liggen" en
- met vuurwapens schieten in de richting van die [A] en/of [F];
hij op 04 juli 2008 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander
opzettelijk [A] en [F] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met die ander met dat opzet en met vuurwapens meermalen geschoten heeft op de zich in zijn, verdachtes, en zijn mededaders nabijheid bevindende [A] en/of [F], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij in de periode van 10 juli 2008 tot en met 11 juli 2008 te
Schiedam ter voorbereiding van het met een ander
plegen van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van
meer dan acht jaren is gesteld, te weten medeplegen van diefstal met geweld
en/of afpersing, opzettelijk
- een gestolen vluchtauto, merk Opel Astra, kleur paars/blauw en
- gestolen kentekenplaten [NR 1] en
- gestolen kentekenplaten [NR 2] en
- een vuurwapen en
- een pruik en
- handschoenen en
- touw en
- een sporttas en
- een mes
kennelijk bestemd tot het in vereniging begaan van dat misdrijf, voorhanden heeft gehad;
hij op 11 juli 2008 te Rotterdam een wapen van categorie III, te weten Fratelli Tanfoglio 6.35mm, en munitie van categorie III, te weten 6 kogelpatronen S&B 6.35 mm, voorhanden heeft gehad;
hij in de periode van 14 april 2008 tot en met 11 juli 2008 in Nederland, twee kentekenplaten [NR 1] heeft verworven, terwijl hij ten tijde van het verwerven van die
kentekenplaten wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
hij in de periode van 11 april 2008 tot en met 11 juli 2008 in Nederland een personenauto, merk Opel Astra, kenteken [NR 3], heeft verworven, terwijl hij ten tijde van het verwerven wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
hij in de periode van 28 juni 2008 tot en met 01 juli 2008 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee kentekenplaten [NR 2] toebehorende aan [J];
hij in de periode van 18 juni 2008 tot en met 11 juli 2008 in Nederland
- een kentekenbewijs deel I van het kenteken [NR 4] en
- een kentekenbewijs deel II van het kenteken [NR 4] en
- een ANWB formulier op naam van [K] en
- een overschrijvingspapier kenteken [NR 4] en
- een keuringsrapport kenteken [NR 4] en
- een motorrijtuigenverzekeringsbewijs kenteken [NR 4]
heeft verworven, terwijl hij ten tijde van het verwerven van dat
- kentekenbewijs deel I van het kenteken [NR 4] en
- kentekenbewijs deel II van het kenteken [NR 4] en
- anwb formulier op naam van [K] en
- overschrijvingspapier kenteken [NR 4] en
- keuringsrapport kenteken [NR 4] en
- motorrijtuigenverzekeringsbewijs kenteken [NR 4]
wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
hij in de periode van 01 januari 2008 tot en met 11 juli 2008 in Nederland, 91biljetten van 20 euro heeft verworven, terwijl hij ten tijde van het verwerven van die biljetten wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
4. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van omstandigheden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 14 jaren, met aftrek van de door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter zake van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken.
Ter zake van de ten laste gelegde feiten 4 tot en met 9 heeft de raadsman gesteld dat, mocht de rechtbank een gevangenisstraf overwegen die de voorlopige hechtenis overtreft, een voorwaardelijke gevangenisstraf of taakstraf meer in de rede ligt.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft samen met zijn medeverdachte [verdachte 2] een overval gepleegd op een pizzeria, waar op dat moment de eigenaar, personeelsleden en klanten aanwezig waren. Daarbij hebben zij gebruik gemaakt van geladen vuurwapens, waarmee zij de aanwezigen hebben bedreigd. Zij hebben daarbij de slachtoffers gedwongen om op de grond te gaan liggen en hun zakken doorzocht. Alle aanwezigen werden gedwongen hun geld en goederen af te geven. Daarbij wordt grof geweld gebruikt. Eén van de overvallers heeft een pistool tegen de slaap van de eigenaar van de pizzeria gezet. Toen deze zich verzette werd hij in zijn gezicht geslagen met een pistool. Een andere medewerker kreeg te horen dat er op hem zou worden geschoten als hij niet de deur van het toilet zou openmaken, alwaar hij zich had verscholen. De vuurwapens zijn op verschillende aanwezigen gericht. Sommigen werden met geweld (duwen, trekken) tegen de grond gewerkt en zelfs is niet geschroomd om op het lichaam van één van de aanwezigen te gaan staan.
Als verdachte en [verdachte 2] vervolgens vluchten en door een aantal aanwezigen worden achtervolgd, schieten zij in de richting van hun achtervolgers, kennelijk met de bedoeling om niet te worden gepakt. Daarbij wordt gericht en meermalen geschoten op twee van de achtervolgers. Dat deze daardoor niet het leven hebben gelaten, kan een gelukkige omstandigheid worden genoemd die echter geenszins aan verdachte en [verdachte 2] te danken is. Hun handelen getuigt van een volkomen gebrek aan respect voor de waarde van het menselijk leven. Zij wilden slechts koste wat kost met hun buit ontsnappen en deinsden nergens voor terug om dat te bewerkstelligen. Daarbij hebben zij zelfs niet geaarzeld het leven van anderen in de waagschaal te stellen. Zij hebben uitsluitend uit eigenbelang gehandeld. De rechtbank rekent dit verdachte en zijn medeverdachte zwaar aan.
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank het plegen van een poging tot moord - als feit 2 ten laste gelegd - niet bewezen. De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van een poging tot doodslag. Zij is evenwel van oordeel dat die doodslag op grond van de omstandigheden kan worden aangemerkt als een gekwalificeerde doodslag in de zin van artikel 288 Wetboek van Strafrecht, dat wordt beschouwd als een zwaarder delict dan "eenvoudige" doodslag. Er is immers sprake van een gewapende overval, waarna de daders, teneinde met de gestolen goederen te ontkomen, gericht op hun achtervolgers hebben geschoten. Aldus is sprake van een poging tot doodslag, voorafgegaan door een ander strafbaar feit en met het kennelijke doel om zich straffeloosheid en/of zich het bezit van de gestolen goederen te verzekeren. De rechtbank stelt vast dat (poging tot) die gekwalificeerde doodslag niet ten laste is gelegd, maar zij zal bij de bepaling van de strafmaat wel met deze omstandigheid in strafverzwarende zin rekening houden.
Daarnaast hebben de bewezenverklaarde feiten - mede door het gebruikte geweld - grote onrust en gevoelens van verontwaardiging en onveiligheid in de maatschappij teweeg gebracht, niet alleen bij de directe slachtoffers, maar ook bij anderen in de samenleving. Verdachte en [verdachte 2] hebben in het geheel geen oog gehad voor de naar ervaringsregels veelal langdurige traumatische gevolgen, die een dergelijke brute en gewelddadige overval voor de direct betrokkenen, die met vuurwapens zijn bedreigd, kan hebben. Ook dit wordt hen in hoge mate aangerekend.
Verdachte en zijn medeverdachte hebben het bovendien niet gelaten bij de hiervoor omschreven overval. Ondanks de wijze waarop die overval was verlopen en het feit dat zij gericht hebben geschoten, waardoor de afloop voor een tweetal slachtoffers fataal had kunnen zijn, vonden zij het kennelijk geen enkel probleem om wederom - en wel zeer kort daarna - een overval te gaan plegen. Die overval was reeds in voorbereiding en heeft slechts geen doorgang gevonden door voortijdig ingrijpen van het arrestatieteam.
Verdachte en zijn medeverdachte zijn nietsontziend en deinsden er kennelijk - gezien het feit dat er onder andere een vuurwapen in hun auto is aangetroffen - niet voor terug wederom gebruik te gaan maken van een vuurwapen, met alle mogelijke gevolgen voor derden.
Voorts heeft verdachte een doorgeladen vuurwapen voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van dit soort wapens , dient, met name gezien het gevaarzettend karakter daarvan, te worden bestreden. Dit geldt temeer nu verdachte er kennelijk niet voor terugdeinst daarvan ook daadwerkelijk gebruik te maken.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan heling van een gestolen auto, heling van gestolen kentekenplaten en diverse officiële papieren betreffende een andere auto, alsmede een hoeveelheid gestolen bankbiljetten, waarbij verdachte bovendien wist dat al deze goederen van misdrijf afkomstig waren. .
Door deze goederen te helen hield verdachte mede een circuit in stand waardoor personen die zich bezighouden met diefstal een vast afzetgebied hebben voor de door hen gestolen goederen.
Voorts heeft verdachte zich ook zelf aan de diefstal van kentekenplaten schuldig gemaakt.
Ter effening van de schok die - met name door de bewezenverklaarde feiten 1 tot en met 3 -aan de rechtsorde is toegebracht kan niet anders worden gereageerd dan met een gevangenisstraf van zeer lange duur.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op een verdachte betreffende antecedentenstaat, afkomstig van het openbaar ministerie van de Nederlandse Antillen. Daaruit blijkt dat verdachte aldaar eerder is veroordeeld ter zake van gewelddadige strafbare feiten, te weten het medeplegen van diefstal met geweldpleging en het medeplegen van een poging tot doodslag, alsmede het bezit van vuurwapens. Voorts blijkt daaruit dat verdachte op 18 mei 2007 voorwaardelijk in vrijheid is gesteld, met een proeftijd die eindigt op 14 februari 2010.
De rechtbank weegt de omstandigheid dat verdachte de thans bewezenverklaarde feiten binnen die proeftijd heeft begaan en dat de hem eerder meerdere malen opgelegde forse vrijheidsstraffen verdachte er kennelijk niet van hebben weerhouden opnieuw zeer ernstige en soortgelijke stafbare feiten te plegen als een voor verdachte verzwarende omstandigheid mee bij het bepalen van de duur van de op te leggen gevangenisstraf.
Aangezien de rechtbank ten aanzien van feit 2 tot een bewezenverklaring van doodslag en -in tegenstelling tot de visie van de officier van justitie- niet van moord komt, zal zij de gevangenisstraf in vergelijking met de eis van de officier van justitie verminderen.
7. De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel
7.1. De vordering van de officier van justitie
Ten aanzien van [A]
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [A] tot een bedrag van € 3.326,17. De officier van justitie heeft hiertoe aangevoerd dat de schadeposten inzake het bij de overval weggenomen geld, het vervangen van de autosloten, de gederfde omzet en het smartengeld voldoende zijn onderbouwd en daarom in hun geheel toewijsbaar. Voor wat betreft de weggenomen gouden ketting heeft de officier van justitie een bedrag € 350,00 redelijk geacht. Ter zake van de gevorderde kosten van de rechtsbijstand heeft de officier van justitie geconcludeerd tot het toewijzen van een voorschot ter hoogte van € 1.000,00.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 3.326,17, subsidiair 46 dagen hechtenis ten behoeve van [A].
Ten aanzien van [B]
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [B] in zijn geheel, te weten een bedrag van € 1.694,85.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 1.694,85 subsidiair 33 dagen hechtenis ten behoeve van [B].
7.2. Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van [A] en [B]
De raadsman van de verdachte heeft gesteld dat nu vrijspraak voor feit 1 en 2 moet volgen, de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen.
Ten aanzien van [A]
De raadsman van de verdachte heeft subsidiair aangevoerd dat nu een bon ter zake van de gestolen gouden ketting ontbreekt, dit deel van de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
7.3. Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van [A]
[A] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 5.361,85.
De rechtbank acht de vordering voor wat betreft de schadeposten ter zake het bij de overval weggenomen geld, het vervangen van de autosloten, de gederfde omzet en het smartengeld van zo eenvoudige aard dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak. De vordering is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten. De rechtbank zal de gevorderde schadevergoeding voor deze posten in zijn geheel toewijzen.
Voor de schadepost ter zake de gouden ketting acht de rechtbank een schadevergoeding van € 900,00 toewijsbaar, nu de gevorderde € 1.800,00 de nieuwprijs van de ketting betrof. Voor het overige gevorderde bedrag zal de rechtbank de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Voor de schadepost ter zake de rechtsbijstand heeft de rechtbank het puntenstelsel in civiele zaken toegepast. De rechtbank acht op basis van dit puntenstelsel een schadevergoeding van € 600,00 toewijsbaar. Voor het overige gevorderde bedrag zal de rechtbank de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 3.476,17.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbare feiten is toegebracht en verdachte voor deze feiten zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 3.476,17 ten behoeve van [A].
De rechtbank bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededader opgelegde, verplichting tot betaling aan de staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag.
Ten aanzien van [B]
[B] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 1.694,85.
De rechtbank acht de vordering ter zake de bij de overval weggenomen mobiele telefoon van zo eenvoudige aard dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak. De vordering is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten. De rechtbank zal de gevorderde schadevergoeding voor deze post in zijn geheel toewijzen.
Voor de schadepost ter zake de immateriële schade acht de rechtbank een schadevergoeding van € 1.500,00 toewijsbaar, waarbij zij zich baseert op de smartengeldgids van de ANWB en het maandblad Verkeersrecht (laatste editie-2006). Voor het overige gevorderde bedrag zal de rechtbank de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 1.649,85.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbare feiten is toegebracht en verdachte voor deze feiten zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 1.649,85 ten behoeve van [B].
De rechtbank bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededader opgelegde, verplichting tot betaling aan de staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag.
8. De inbeslaggenomen goederen
8.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage aan dit vonnis is gehecht) onder 23 en 24 genummerde voorwerpen zullen worden verbeurdverklaard, dat het onder 34 genummerde voorwerp zal worden onttrokken aan het verkeer, dat de onder 6 tot en met 11 genummerde voorwerpen zullen worden teruggegeven aan de rechthebbende, te weten [K], en dat de onder 2 tot en met 5, 12 tot en met 22 en 25 tot en met 33 genummerde voorwerpen zullen worden teruggegeven aan de verdachte.
8.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft inzake de inbeslaggenomen voorwerpen geen standpunt ingenomen.
8.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal het op de beslaglijst onder 23 genummerde voorwerp, verbeurdverklaren. Dit voorwerp is voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien dit voorwerp aan verdachte toebehoort en met betrekking tot dit voorwerp de onder 8 en 9 bewezenverklaarde feiten zijn begaan.
Bij de vaststelling van deze bijkomende straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
De rechtbank zal de op de beslaglijst onder 12 en 34 genummerde voorwerpen onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien
- met betrekking tot het voorwerp onder 34 genummerd het onder 9 bewezenverklaarde feit is begaan,
- het voorwerp onder 12 genummerd aan de verdachte toebehoort, bij gelegenheid van het onderzoek naar de door verdachte begane feiten is aangetroffen en kan dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten
en deze beide voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
De rechtbank zal de teruggave, nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, aan de rechthebbende gelasten van de op de beslaglijst onder 1 en 6 tot en met 11 genummerde voorwerpen.
De rechtbank zal de teruggave, nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, aan verdachte gelasten van de op de beslaglijst onder 2 tot en met 5, 13 tot en met 22 en 24 tot en met 33 genummerde voorwerpen.
9. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 24c, 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 36f, 45, 46, 47, 57, 287, 310, 312 en 416 van het Wetboek van Strafrecht en
- 26, 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
10. De beslissing
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 5 primair, 6 primair en 8 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 primair, 3, 4, 5 subsidiair, 6 subsidiair, 7 primair, 8 subsidiair en 9 ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
diefstal, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en zijn mededader de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren;
ten aanzien van feit 2 primair:
medeplegen poging tot doodslag;
ten aanzien van feit 3:
medeplegen van voorbereiding van diefstal met geweld tegen personen en/of afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van feit 4:
handelen in strijd met art. 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, strafbaar gesteld bij art. 55 lid 2 sub a van de Wet wapens en munitie;
ten aanzien van feit 5 subsidiair, 6 subsidiair, 8 subsidiair en 9:
opzetheling;
ten aanzien van feit 7 primair:
diefstal;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 13 (DERTIEN) JAREN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op : 12 juli 2008,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 14 juli 2008;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partijen gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan:
[A], een bedrag van € 3.426,17 en
[B], een bedrag van € 1.649,85;
wijst de vordering tot schadevergoeding van [A] ter zake het bij de overval weggenomen geld voor wat betreft de € 50,00 die de benadeelde partij via teruggave beslag ontvangt, af;
bepaalt dat de benadeelde partijen voor het overige niet-ontvankelijk zijn in de vorderingen tot schadevergoeding, en dat zij dit gedeelte van de vorderingen in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 3.476,17 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [A] en € 1.649,85 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [B];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van respectievelijk 47 en 32 dagen;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader(s) aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededader(s) opgelegde, verplichting tot betaling aan de staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
verklaart verbeurd het op de beslaglijst onder 23 genummerde voorwerp;
verklaart onttrokken aan het verkeer de op de beslaglijst onder 12 en 34 genummerde voorwerpen;
gelast de teruggave aan de rechthebbende van de op de beslaglijst onder 1 en 6 tot en met 11 genummerde voorwerpen;
gelast de teruggave aan verdachte van de op de beslaglijst onder 2 tot en met 5, 13 tot en met 22 en 24 tot en met 33 genummerde voorwerpen.
Dit vonnis is gewezen door
mrs. S.L. Donker, voorzitter,
R. Brand en M.H. Rochat, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Wesseldijk, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 februari 2009.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit de pagina's van het doorgenummerde proces-verbaal met het nummer PL1533/2008/36681 van de politie Haaglanden.
2 Pag. 84-85
3 Pag. 91-91, 94-95, 97-98 en 107-108
4 Pag. 84-85
5 Pag. 94-95
6 Pag. 84-85
7 Pag. 87-88
8 Pag. 97-98
9 Pag. 84-85
10 Pag. 91-92
11 Pag. 84-85
12 Pag. 97-98
13 Pag. 84-85
14 Pag. 107-108
15 Pag. 84-85
16 Pag. 107-108
17 Pag. 94-95
18 Pag. 91-92 en 94-95
19 Pag. 94-95
20 Pag. 91-92
21 Pag. 94-95
22 Pag. 97-98
23 Pag. 87-88 en 156-157
24 Pag. 87-88, 97-98 en 107-108
25 Pag. 87-88
26 Pag. 84-85
27 Pag. 91-92
28 Pag. 94-95
29 Pag. 107-108
30 Pag. 173
31 Pag. 84-85
32 Pag. 107-108
33 Pag. 94-95
34 Pag. 146 en 192
35 Pag. 146
36 Pag. 410 en 412
37 Pag. 595
38 Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 februari 2009.
39 Pag. 410 en 412
40 Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 februari 2009.
41 Pag. 204
42 Pag. 418
43 Verklaring van [verdachte 2] ter terechtzitting van 13 februari 2009.
44 Pag. 146A en 621
45 Pag. 192-193
46 Pag. 146D, 431 en 435
47 Pag. 595
48 Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 februari 2009.
49 Pag. 146 en 621
50 Verklaring van [verdachte 2] ten overstaande van de rechter-commissaris op 15 juli 2008.
51 Pag. 146A
52 Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 februari 2009.
53 Verklaring van [verdachte 2] ten overstaande van de rechter-commissaris op 15 juli 2008.
54 Tap 01, nr. 18, p. 6-7
55 Tap 01, nr. 25, p. 10
56 Pag. 132, 185 en 423
57 Pag. 147 en 249
58 Pag. 302, 339-340, 341-345 en 553
59 Pag. 191
60 Pag. 198
61 Pag. 410
62 Pag. 412
63 Pag. 594
64 Pag. 596
65 Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 5 december 2008.
66 Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 februari 2009.
67 Pag. 337
68 Tap 01, nr. 25, p. 10
69 Pag. 217
70 Pag. 249
71 Pag. 150
72 Pag. 111, 124, 151 en 628
73 Pag. 627
74 Pag. 111, 124, 151 en 628
75 Pag. 191 en 411
76 Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 5 december 2008.
77 Pag. 257-261, 293 en pag. 1 van ongenummerd proces-verbaal met het nummer PL2008-07-11.A van de politie Haaglanden.
78 Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 5 december 2008.
79 Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 februari 2009.
80 Pag. 337
81 Pag. 411-412 en 596
82 Verklaring van [O] ter terechtzitting van 13 februari 2009.
83 Tap 04, nr. 21, p. 8
84 Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 februari 2009.
85 Tap 03, nr. 73, p. 28
86 Tap 03, nr. 120, p. 45
87 Tap 03, nr. 123, p. 47-48
88 Tap 03, nr. 124, p. 48
89 Tap 03, nr. 128, p. 50-51
90 Tap 03, nr. 134, p. 53
91 Tap 03, nr. 137, p. 54-55
92 Pag. 373, tap 07, nr. 141
93 Pag. 414
94 Pag. 414
95 Pag. 414
96 Pag. 414-415
97 Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 februari 2009.
98 Pag. 414-415
99 Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 februari 2009.
100 Pag. 420-421
101 Pag. 292-293
102 Pag. 1-2 van ongenummerd proces-verbaal met het nummer PL2008-07-11.A van de politie Haaglanden.
103 Pag. 411
104 Pag. 414
105 Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 februari 2009.
106 Pag. 204
107 Pag. 207
108 Pag. 215
109 Pag. 418-419
110 Pag. 147-148 en 551-552
111 Pag. 460-464, 471-477 en 585-589
112 Pag. 249
113 Pag. 150
114 Vonnis p. 13
115 Pag. 257-261, 292-293 en pag. 1 van ongenummerd proces-verbaal met het nummer PL2008-07-11.A van de politie Haaglanden.
116 Vonnis p. 12
117 Pag. 410
118 Pag. 594
119 Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 5 december 2008.
120 Pag. 413-414
121 Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 februari 2009.
122 Pag. 249
123 Pag. 150-152
124 Vonnis p. 13
125 Pag. 257-261, 292-293 en pag. 1 van ongenummerd proces-verbaal met het nummer PL2008-07-11.A van de politie Haaglanden.
126 Pag. 147, 249 en 460-464
127 Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 5 december 2008.
128 Vonnis p. 12
129 Pag. 147, 249 en 466-469
130 Vonnis p. 12
131 Pag. 147-148, 249 en 551-552
132 Pag. 471-477 en 585-589
133 Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 5 december 2008.
134 Pag. 184
135 Pag. 142-143 en 237-240
136 Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 5 december 2008.
137 Pag. 143 en 234-236
138 Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 5 december 2008.
139 Pag. 184
140 Pag. 143
141 Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 5 december 2008.