ECLI:NL:RBSGR:2009:BH4182

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
26 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/610580-08
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van Rossum
  • P. Pabbruwe
  • A. Smelt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door onvoorzichtig handelen van bestuurder

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 26 februari 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als bestuurder van een auto betrokken was bij een verkeersongeval. Het ongeval vond plaats op 21 september 2007 te Zoetermeer, toen de verdachte, bij het naar school brengen van jonge kinderen, aanmerkelijk onvoorzichtig handelde. Door zijn onzorgvuldige parkeergedrag veroorzaakte hij een ongeval waarbij een jong kind, genaamd [A], zwaar lichamelijk letsel opliep. Het slachtoffer onderging plastische chirurgie aan het achterhoofd en gezicht en verbleef maanden in het ziekenhuis, maar herstelde uiteindelijk volledig, met slechts een licht litteken als gevolg.

De officier van justitie had een gevangenisstraf van twee maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor twaalf maanden geëist. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan het primair ten laste gelegde feit, namelijk het veroorzaken van een verkeersongeval door aanmerkelijk onvoorzichtig handelen, in strijd met artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank legde een voorwaardelijke werkstraf van 80 uur op, met een proeftijd van twee jaar, en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van zes maanden, eveneens met een proeftijd van twee jaar.

De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn goede relatie met het slachtoffer en diens familie, en de impact van het ongeval op alle betrokkenen. De rechtbank concludeerde dat een onvoorwaardelijke straf niet in het belang van het slachtoffer zou zijn, gezien de hechte band tussen hen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer 09/610580-08
Datum uitspraak: 26 februari 2009
(Verkort vonnis)
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [datum] 1969,
adres: [adres].
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 12 februari 2009.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. H.P.A. Nawijn, advocaat te Zoetermeer, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. Van der Laan heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem onder het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, alsmede een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden.
De tenlastelegging.
Aan de verdachte is ten laste gelegd, na wijziging tenlastelegging, dat:
hij op of omstreeks 21 september 2007 te Zoetermeer, als verkeersdeelnemer,
namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (auto), daarmede rijdende over de
weg, de Busken Huethove zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te
wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer,
althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, als volgt te handelen:
hij heeft -nadat hij op de Busken Huethove zijn motorrijtuig schuin, met één
of beide voorwielen op het troittoir van genoemde weg had geparkeerd, en/of
terwijl de motor van zijn motorrijtuig nog in werking was en/of terwijl de
handrem en/of parkeerrem van zijn motorrijtuig buiten werking en/of defect was-
zijn passagier [A] laten uitstappen en/of is vervolgens zelf uitgestapt,
en/of (vervolgens) is hij, verdachte, bij het (weer) instappen in zijn
motorrijtuig en/of bij het wegrijden daarmee, de controle over zijn
motorrijtuig verloren, waardoor hij, verdachte, plotseling met zijn motorrijtuig is
achteruit gereden en/of met zijn motorrijtuig een U-bocht achteruit heeft gereden,
tengevolge waarvan genoemde [A], die zich op het trottoir van
de Busken Huethove zich links naast het door hem, verdachte, bestuurde
motorrijtuig bevond, door het motorrijtuig is geraakt en/of onder het
motorrijtuig is gekomen en/of met het motorrijtuig werd meegesleurd,
waardoor een ander (genaamd [A]) zwaar lichamelijk letsel, te
weten een gebroken neus en/of een gebroken kaak en/of een gebroken sleutelbeen
en/of een gebroken schouderblad en/of een gebroken bekken en/of een gekneusde
long en/of een gescheurde milt, of zodanig lichamelijk letsel werd
toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening
van de normale bezigheden is ontstaan;
art 6 Wegenverkeerswet 1994
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 september 2007 te Zoetermeer als bestuurder van een
motorrijtuig (auto), daarmee rijdende op de weg, de Busken Huethove, als volgt
heeft gehandeld:
hij heeft -nadat hij op de Busken Huethove zijn motorrijtuig schuin, met één
of beide voorwielen op het troittoir van genoemde weg had geparkeerd, en/of
terwijl de motor van zijn motorrijtuig nog in werking was en/of terwijl de
handrem en/of parkeerrem van zijn motorrijtuig buiten werking en/of defect was-
zijn passagier [A] laten uitstappen en/of is vervolgens zelf uitgestapt,
en/of (vervolgens) is hij, verdachte, bij het (weer) instappen in zijn
motorrijtuig en/of bij het wegrijden daarmee, de controle over zijn
motorrijtuig verloren, waardoor hij, verdachte, plotseling met zijn motorrijtuig
is achteruit gereden en/of met zijn motorrijtuig een U-bocht achteruit heeft gereden,
tengevolge waarvan genoemde [A], die zich op het trottoir van
de Busken Huethove zich links naast het door hem, verdachte, bestuurde
motorrijtuig bevond, door het motorrijtuig is geraakt en/of onder het
motorrijtuig is gekomen en/of met het motorrijtuig werd meegesleurd,
waardoor die [A] een gebroken neus en/of een gebroken kaak en/of
een gebroken sleutelbeen en/of een gebroken schouderblad en/of een gebroken
bekken en/of een gekneusde long en/of een gescheurde milt, althans letsel
heeft bekomen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 5 Wegenverkeerswet 1994
De bewijsmiddelen.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
De bewezenverklaring.
De verdediging heeft allereerst aangevoerd dat verdachte geen kennis had van de omstandigheid dat zijn parkeerrem defect was. De raadsman stelt dat verdachte de handrem bij de garage had laten repareren en dat hij te horen had gekregen dat die daarna in orde was; hij wist derhalve niet van dat technische mankement aan zijn auto.
De rechtbank is van oordeel dat de technische staat waarin de parkeerrem verkeerde, geen rol heeft gespeeld bij het ontstaan van het ongeval. Hoewel zich in het dossier voldoende aanknopingspunten bevinden om te kunnen vaststellen dat de parkeerrem niet voldeed aan de technische vereisten, zal de rechtbank deze omstandigheid bij de vraag of verdachte schuld treft in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 dan ook verder buiten beschouwing laten.
Ten aanzien van het primair ten laste gelegd heeft de verdediging aangevoerd, dat uit alle gebeurtenissen zoals omschreven door de politie in de processen-verbaal, niet kan worden afgeleid dat verdachte roekeloos danwel ernstig onvoorzichtig is geweest, zodat hij vrijgesproken dient te worden van het primair ten laste gelegde.
De rechtbank verwerpt dit verweer.
De kern van het aan verdachte gemaakte verwijt is dat hij de auto zo heeft geparkeerd dat deze naar achteren kon rollen, dat hij de auto op geen enkele andere wijze heeft geblokkeerd tegen wegrijden en dat hij vervolgens is uitgestapt, terwijl de motor nog in werking was. Dit nu is volgens de eigen opgave van verdachte ter terechtzitting gebeurd.
In deze omstandigheden moet het rijgedrag van verdachte als aanmerkelijk onvoorzichtig worden gekwalificeerd, zodat hij schuld heeft in de zin van artikel 6 wegenverkeerswet 1994.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan acht de rechtbank bewezen en is zij tot de overtuiging gekomen dat de verdachte het op de dagvaarding ten laste gelegde primaire feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de tenlastelegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de tenlastelegging, dat:
hij op 21 september 2007 te Zoetermeer, als verkeersdeelnemer,
namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (auto), daarmede rijdende over de
weg, de Busken Huethove, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te
wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig
als volgt te handelen:
hij heeft -nadat hij op de Busken Huethove zijn motorrijtuig schuin, met beide
voorwielen op het trottoir van genoemde weg had geparkeerd, en terwijl de
motor van zijn motorrijtuig nog in werking was en terwijl de parkeerrem van zijn motorrijtuig buiten werking was- zijn passagier [A] laten uitstappen
en is vervolgens zelf uitgestapt, en vervolgens is hij, verdachte, bij het instappen in
zijn motorrijtuig en bij het wegrijden daarmee, de controle over zijn motorrijtuig
verloren, waardoor hij, verdachte, plotseling met zijn motorrijtuig is achteruit
gereden en met zijn motorrijtuig een U-bocht achteruit heeft gereden, tengevolge
waarvan genoemde [A] door het motorrijtuig is geraakt en onder het
motorrijtuig is gekomen en met het motorrijtuig werd meegesleurd,
waardoor een ander (genaamd [A]) zwaar lichamelijk letsel, te
weten een gebroken neus en een gebroken kaak en een gebroken sleutelbeen
en een gebroken schouderblad en een gebroken bekken en een gekneusde
long en een gescheurde milt, werd toegebracht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft als bestuurder van een auto bij het naar school brengen van jonge kinderen, onder wie [A], aanmerkelijk onvoorzichtig gehandeld. Hij heeft door de auto niet op een zorgvuldige manier te parkeren een verkeersongeval veroorzaakt, tengevolge waarvan [A] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Het slachtoffertje is ernstig gewond geraakt, waardoor het noodzakelijk was om plastische chirurgie uit te voeren op het achterhoofd en het gezicht van het slachtoffer. Het slachtoffertje is, na maanden opgenomen te zijn geweest in het ziekenhuis, volledig hersteld. Slechts een licht litteken in zijn gezicht blijft zichtbaar.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitieel Documentatieregister d.d.
22 januari 2009, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op de inhoud van het op 3 oktober 2008 door
[B], unitmanager en [C], reclasseringswerker, van Reclassering Nederland, Regio Den Haag, uitgebrachte rapport betreffende verdachte. Hierin is onder meer het volgende vermeld.
De verdachte en het slachtoffer hebben een hechte band. Ook de vriendschap tussen de verdachte en de familie [A] is groot. De verdachte helpt het gezin met het halen en brengen van de kinderen, hij doet het huishouden en hij onderhoudt de tuin van de familie [A]. De verdachte heeft het verkeersongeluk samen met de familie [A] verwerkt.
Uit het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport en de houding van verdachte ter terechtzitting, leidt de rechtbank af dat het gebeurde grote indruk op verdachte en de familie [A] heeft gemaakt.
De rechtbank heeft bij haar straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat door de aanmerkelijk onvoorzichtige handelwijze van verdachte een ongeval heeft plaatsgevonden, waarbij een jong kind zwaar gewond is geraakt. Het ongeval heeft in de buurt van twee scholen plaatsgevonden en heeft de omwonenden en de schoolgaande kinderen tot beroering gebracht. De rechtbank is van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf danwel een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid, gezien het feit dat het slachtoffertje erg gehecht is aan verdachte, het slachtoffertje nogmaals zou confronteren met nieuwe negatieve gevolgen van het ongeval. De omstandigheid dat de verdachte werkzaamheden verricht voor het gezin van het slachtoffer, met als belangrijke taak het vervoeren per auto van de kinderen, waarmee de verdachte bovendien bijdraagt aan herstel van het traumatische gebeuren van alle betrokkenen, zowel van [A] en zijn ouders als van hemzelf, speelt een doorslaggevende rol bij de keus voor een geheel voorwaardelijke straf in dit geval.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c van het Wetboek van Strafrecht;
- 6, 175, 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een werkstraf voor de duur van 80 uren;
bepaalt dat de werkstraf bij gebreke van uitvoering zal worden vervangen door hechtenis voor de tijd van 40 dagen;
bepaalt, dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 6 maanden;
bepaalt, dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Van Rossum, voorzitter,
Pabbruwe en Smelt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Bouda, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 februari 2009.