ECLI:NL:RBSGR:2009:BH3896

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
29 januari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/1597
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.T.H. Zimmerman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige bewaring van Venezolaanse vreemdeling en schadevergoeding voor niet gebruikt vliegticket

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 29 januari 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Venezolaanse vreemdeling, eiser, en de Staatssecretaris van Justitie, verweerder. Eiser was in bewaring gesteld op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) en had een geldig Venezolaans paspoort en een vliegticket naar Londen overgelegd. De rechtbank oordeelde dat de voortduring van de maatregel met ingang van 21 januari 2009 onrechtmatig was, omdat eiser de mogelijkheid had om Nederland te verlaten. De rechtbank concludeerde dat de maatregel geen doel meer diende, aangezien eiser zelfstandig het land kon verlaten. Eiser had op 23 januari 2009 een vlucht naar Groot-Brittannië willen nemen, maar kon dit niet vanwege zijn onrechtmatige bewaring. De rechtbank kende eiser een schadevergoeding toe voor de kosten van het niet gebruikte vliegticket en voor de onrechtmatige vrijheidsontneming. De totale schadevergoeding werd vastgesteld op € 1.331,--, inclusief de proceskosten van € 644,-- die aan eiser moesten worden vergoed. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en beval de opheffing van de bewaring.

Uitspraak

Rechtbank 's-Gravenhage
zittinghoudende te Amsterdam
enkelvoudige kamer vreemdelingenzaken
Uitspraak
op grond van artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
jo artikel 94 en artikel 106 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)
reg. nr.: AWB 09/1597
inzake:
[eiser], geboren in [1968], van (gestelde) Venezolaanse nationaliteit,
gemachtigde: mr. C.F. Wassenaar, advocaat te Amsterdam,
tegen:
de Staatssecretaris van Justitie, verweerder,
gemachtigde: mr. K.E.V.M.P. van der Velde, ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie .
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Op 14 januari 2009 is eiser op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 in bewaring gesteld.
Bij beroepschrift van 18 januari 2009 heeft eiser beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder tot oplegging van de vrijheidsontnemende maatregel.
Ingevolge artikel 94, eerste lid, van de Vw 2000 strekt het beroep tevens tot een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Het beroep is behandeld ter openbare zitting van 27 januari 2009. Eiser is aldaar in persoon verschenen, bijgestaan door mr. V.V. Essenburg, kantoorgenoot van zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn voornoemde gemachtigde. Tevens was ter zitting aanwezig R.C. Pronk als tolk in de Spaanse taal. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
II. OVERWEGINGEN
Eiser heeft het volgende - zakelijk weergegeven - aangevoerd. Eiser voldoet aan de voorwaarden van artikel 59, derde lid, van de Vw 2000. Verweerder heeft ten onrechte geen toepassing gegeven aan dit artikellid. Eiser was in het bezit van een geldig paspoort en heeft op 21 januari 2009 een op zijn naam gesteld vliegticket voor een vlucht op 23 januari 2009 naar Londen overgelegd. Eiser heeft op 19 januari 2009 al laten weten dat hij naar Groot Brittannië wilde vertrekken en niet naar Venezuela. Eiser is niet visumplichtig voor Groot-Brittannië. Dit blijkt uit de website www.ukvisas.gov.uk. Eiser heeft dus toegang tot Groot Brittannië. De Dienst Terugkeer & Vertrek heeft echter aangegeven niets met het ticket naar Groot-Brittannië te zullen doen en eiser te zullen uitzetten naar Venezuela. Er was een vlucht voor eiser geboekt voor 23 januari 2009 naar Venezuela, die niet door is gegaan omdat eiser zich daartegen heeft verzet. Eiser heeft een bezwaarschrift en een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend tegen de uitzetting naar Venezuela. Het verzoek om een voorlopige voorziening is mondeling afgewezen door de deze rechtbank, zittingsplaats Almelo. Een uitspraak op schrift is nog niet ontvangen. Eiser verzoekt primair de bewaring op te heffen vanwege strijd met artikel 59, derde lid, van de Vw 2000. Subsidiair verzoekt eiser de bewaring op te heffen op grond van een belangenafweging. Eiser had verzocht om het telefoonnummer van de piketadvocaat, maar heeft dit telefoonnummer in eerste instantie niet gekregen. Hij werkt mee aan vertrek naar Groot Brittannië en er is bij de poging tot uitzetting naar Venezuela op 23 januari 2009 disproportioneel geweld gebruikt. Hierover is ook een klacht ingediend. Eiser is geschopt, geslagen, geboeid en gewurgd. Eiser is naar aanleiding hiervan een korte periode in hongerstaking gegaan. Eiser meent dat de bewaring onrechtmatig is vanaf het moment dat hij om het telefoonnummer van de piketadvocaat vroeg, subsidiair vanaf 21 januari 2009, te weten het moment dat hij een ticket naar Londen heeft overgelegd, dan wel meer subsidiair vanaf 23 januari 2009 in verband met het gebruikte disproportionele geweld. Voorts verzoekt eiser om toekenning van schadevergoeding voor de door hem gemaakte kosten voor het ticket naar Londen. Eiser had op 23 januari 2009 naar Groot Brittannië willen vliegen, maar doordat hij in vreemdelingenbewaring zat is dit ticket niet gebruikt.
Verweerder heeft het volgende - zakelijk weergegeven - aangevoerd. De bewaring is rechtmatig opgelegd en duurt rechtmatig voort. Artikel 5 van Verordening (EG) NR. 562/2006 (hierna: Schengengrenscode) is van toepassing. Eiser is weliswaar niet visumplichtig voor Groot Brittannië maar, gelet op artikel 5 van de Schengengrenscode, is eisers vrije termijn geëindigd voor het Schengengebied. Eiser is immers staandegehouden op verdenking van een strafbaar feit en heeft zelf verklaard geen geld te hebben. Eiser heeft derhalve geen rechtmatig verblijf meer in Europa en kan derhalve ook niet naar Groot Brittannië. Hij moet terug naar Venezuela. Voorts is er voldoende voortvarend gehandeld. Er was op 23 januari 2009 een vlucht naar Venezuela gepland, welke door eiser werd gefrustreerd. Op dezelfde dag is er een nieuwe vlucht met escortes aangevraagd.
De rechtbank overweegt het volgende.
Ingevolge artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 kan, indien het belang van de openbare orde of nationale veiligheid dat vordert, met het oog op de uitzetting, in bewaring worden gesteld de vreemdeling die geen rechtmatig verblijf heeft.
Ingevolge artikel 59, derde lid, van de Vw 2000, voor zover van belang, wordt de bewaring van een vreemdeling beëindigd zodra hij te kennen geeft Nederland te willen verlaten en hiertoe voor hem ook gelegenheid bestaat.
Volgens het beleid van verweerder, zoals neergelegd in A6/4.3.4 van de Vreemdelingencirculaire 2000, wordt aan dit laatste vereiste voldaan indien de vreemdeling beschikt over een geldig grensoverschrijdingsdocument en vlieg- of reistickets (of voldoende financiële middelen om het beoogde verblijf en de terugkeer te bekostigen). Voor vertrek naar een derde land kan van de vreemdeling gevraagd worden dat hij bovendien beschikt over een geldig visum of een geldige verblijfsvergunning voor dat land.
De rechtbank stelt vast dat eiser te kennen heeft gegeven Nederland te willen verlaten en hiertoe voor hem ook de gelegenheid bestond. Eiser beschikte bij zijn inbewaringstelling over een geldig Venezolaans paspoort en heeft op 21 januari 2009 een op zijn naam gesteld vliegticket voor 23 januari 2009 naar Londen overgelegd. Voorts blijkt uit de website waarnaar eiser heeft verwezen dat hij als Venezolaan voor Groot Brittannië niet hoeft te beschikken over een visum. Verweerder heeft dit ter zitting bevestigd. Eiser heeft derhalve toegang tot Groot-Brittannië.
Verweerders standpunt dat eiser in verband met openbare orde aspecten en het niet beschikken over voldoende middelen van bestaan niet voldoet aan de voorwaarden als neergelegd in artikel 5 van de Schengengrenscode en dus geen vrije termijn heeft voor Groot Brittannië, volgt de rechtbank niet. Zoals blijkt uit overweging 27 van de preambule van de Schengengrenscode is deze niet bindend voor noch van toepassing in het Verenigd Koninkrijk.
Gelet op het vorenstaande was verweerder op grond van artikel 59, derde lid, van de Vw 2000 verplicht de maatregel te beëindigen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de voortduring van de maatregel met ingang van 21 januari 2009, de datum waarop eiser het vliegticket voor Londen heeft overgelegd, niet langer rechtmatig is te achten. Derhalve wordt het beroep gegrond verklaard en wordt de opheffing van de bewaring bevolen, ingaande 29 januari 2009.
Voor zover eiser stelt dat de maatregel eerder dan 21 januari 2009 onrechtmatig moet worden geacht, omdat hem het telefoonnummer van de piketadvocaat niet werd gegeven, volgt de rechtbank hem hierin niet, reeds omdat dit niet uit het dossier blijkt en eiser deze stelling evenmin heeft onderbouwd.
De rechtbank ziet in het vorenstaande aanleiding eiser ten laste van de Staat der Nederlanden een vergoeding als bedoeld in artikel 106 van de Vw 2000 toe te kennen en wel tot een bedrag van € 105,-- per dag dat eiser op een politiebureau ten onrechte aan de vrijheidsontnemende maatregel onderworpen is geweest en € 80,-- per dag dat eiser in het Huis van Bewaring ten onrechte aan de vrijheidsontnemende maatregel onderworpen is geweest, derhalve 2 x € 105,- en 13 x € 80,-, in totaal € 1.250,--.
Ten aanzien van eisers verzoek tot vergoeding van de kosten van het niet gebruikte vliegticket naar Londen op 23 januari 2009 overweegt de rechtbank het volgende.
Voor de beantwoording van de vraag of verweerder gehouden is tot schadevergoeding in verband met het gestelde onrechtmatige handelen dient aansluiting te worden gezocht bij het civielrechtelijke aansprakelijkheids- en schadevergoedingsrecht. Voor aansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad is vereist dat een daad van de overheid te kwalificeren is als onrechtmatig en deze de overheid is toe te rekenen. Voorts moet er sprake zijn van schade en moet er (voldoende) causaal verband bestaan tussen de schadeveroorzakende gebeurtenis en de geleden schade. Tot slot dient de geschonden norm ertoe te strekken het belang van de benadeelde te beschermen (relativiteitsvereiste).
Uit vorenstaande overwegingen is gebleken dat de voortduring van de maatregel met ingang van 21 januari 2009 onrechtmatig was. Er is derhalve sprake van een onrechtmatige overheidsdaad en gesteld noch gebleken is dat deze daad niet aan verweerder kan worden toegerekend.
Eiser heeft schade geleden doordat hij kosten voor een ticket naar Londen heeft gemaakt, terwijl dit ticket niet door hem is gebruikt.
De rechtbank is van oordeel dat er een causaal verband bestaat tussen het onrechtmatig handelen van verweerder en de schade die eiser heeft geleden. Verweerder heeft eiser immers ten onrechte na 21 januari 2009 in bewaring gehouden, waardoor eiser op 23 januari 2009 niet met de vlucht naar Groot Brittannië meekon. Eiser zal een nieuw ticket voor groot Brittannië moeten aanschaffen. De kosten van het ticket houden dan ook direct verband met en zijn het gevolg van de onrechtmatige voortduring van de bewaring.
Ten slotte is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan het relativiteitsvereiste. Een maatregel op grond van artikel 59 van de Vw 2000 dient ter fine van uitzetting. De achterliggende gedachte van artikel 59, derde lid, van de Vw 2000 is dat de bewaring geen doel (meer) dient op het moment dat blijkt dat de vreemdeling zelfstandig het land zal verlaten. Artikel 59, derde lid, van de Vw 2000 strekt derhalve tot bescherming van het belang het land in vrijheid te kunnen verlaten. Eiser kon het land verlaten omdat hij een ticket had gekocht. Nu dit ticket ongebruikt is, zal hij een nieuw ticket moeten kopen om alsnog van het recht om in vrijheid het land te verlaten gebruik te kunnen maken.
De rechtbank ziet in voorgaande aanleiding om aan eiser ten laste van de Staat der Nederlanden een vergoeding toe te kennen ter hoogte van de kosten van het vliegticket, te weten € 81,99.
Gelet op het voorgaande is er aanleiding om verweerder als in het ongelijk gestelde partij te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep bij de rechtbank redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 644,-- als kosten van verleende rechtsbijstand (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting; waarde per punt € 322,--, wegingsfactor 1).
III. BESLISSING
De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- beveelt dat de bewaring ingaande 29 januari 2009 wordt opgeheven;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden tot vergoeding van de schade, groot € 1.331,-- (zegge: éénduizend driehonderd en eenendertig euro), te betalen aan eiser;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag groot € 644,-- (zegge: zeshonderd vier en veertig euro), te betalen door de Staat der Nederlanden aan de griffier van deze rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan op 29 januari 2009 door mr. J.T.H. Zimmerman, voorzitter, in tegenwoordigheid van M.M.J. Mooijer, griffier, en bekendgemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum.
Afschrift verzonden op: 29 januari 2009
Conc.: MM
Coll:
D: B
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open op de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). De termijn voor het instellen van hoger beroep bedraagt één week. Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.