ECLI:NL:RBSGR:2009:BH2728

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
12 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/612043-08
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onvoorzichtig en onoplettend handelen van bestuurder leidt tot dodelijk verkeersongeval

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 12 februari 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was bij een dodelijk verkeersongeval op 25 januari 2008. De verdachte heeft aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend gehandeld, wat resulteerde in de dood van een bromfietser. De rechtbank oordeelde dat de verdachte geen enkele poging heeft gedaan om te remmen of het slachtoffer te ontwijken, ondanks dat hij zich bewust was van de verkeerssituatie. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig werd verklaard aan het primair tenlastegelegde feit, terwijl de verdediging betoogde dat de verdachte niet met een te hoge snelheid had gereden en het slachtoffer niet tijdig had kunnen zien. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de verdachte onvoldoende aandacht heeft gehad voor het verkeer en niet tijdig heeft geremd, wat leidde tot de aanrijding. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 120 uren, met een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft daarbij de ernst van het delict en de gevolgen voor de nabestaanden van het slachtoffer in overweging genomen.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer 09/612043-08
Datum uitspraak: 12 februari 2009
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [datum] 1971,
adres: [adres].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 29 januari 2009.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. H.G. de Koning en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. J.H. Pelle, advocaat te 's-Gravenhage, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 25 januari 2008 te 's-Gravenhage als verkeersdeelnemer,
namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (auto), daarmede rijdende over de
weg, het Schenkviaduct, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te
wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer,
althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, als volgt te handelen:
hij, verdachte aldaar,
- heeft gereden met een gelet op de situatie ter plaatse te hoge snelheid
en/of (vervolgens)
- niet de nodige voorzichtigheid in acht heeft genomen en/of onvoldoende
aandacht heeft gehad voor het verkeer ter plaatse en/of (vervolgens)
- zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om zijn
motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of
- niet tijdig heeft geremd, tengevolge waarvan hij met zijn motorrijtuig tegen een voor hem rijdende bromfietser is aangereden/gebotst, waardoor een ander (genaamd [A]) werd gedood;
art 6 Wegenverkeerswet 1994
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 januari 2008 te 's-Gravenhage als bestuurder van een
voertuig (auto), daarmee rijdende op de weg, het Schenkviaduct, als volgt
heeft gehandeld:
hij, verdachte aldaar,
- heeft gereden met een gelet op de situatie ter plaatse te hoge snelheid
en/of (vervolgens)
- niet de nodige voorzichtigheid in acht heeft genomen en/of onvoldoende
aandacht heeft gehad voor het verkeer ter plaatse en/of (vervolgens)
- zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om zijn
motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg
kon overzien en waarover deze vrij was tengevolge waarvan hij met zijn
motorrijtuig tegen een voor hem rijdende bromfietser is aangereden/gebotst,
waardoor een ander (genaamd [A]) werd gedood, door welke gedraging(en)
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 5 Wegenverkeerswet 1994
3. Het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het, op 25 januari 2008, als bestuurder van een motorrijtuig aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend handelen waardoor een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaats gevonden waardoor een ander is gedood.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte dit primair tenlastegelegde feit heeft begaan. Zij vordert daarbij vrijspraak van het onderdeel dat verdachte met een te hoge snelheid heeft gereden.
3.2 Het standpunt van de verdediging (1)
De verdediging heeft betoogd dat op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting niet bewezen kan worden dat verdachte, gelet op de situatie ter plaatse, met een te hoge snelheid heeft gereden.
Voorts heeft de verdediging betoogd dat niet vaststaat dat verdachte de bromfiets tijdig heeft kunnen zien. De raadsman heeft hiertoe de volgende argumenten aangevoerd:
1- Uit het lampenonderzoek dat heeft plaatsgevonden door TRL te Engeland en waarvan de conclusie is overgenomen door het NFI (2) komt naar voren dat het aantreffen van "brosse" breukvlakken waarschijnlijker is wanneer de gloeilamp bij het breken van de gloeidraad niet brandde dan wanneer de gloeilamp bij het breken van de gloeidraad wel brandde. Kortom, het achterlicht van de bromfiets brandde hoogstwaarschijnlijk niet.
2- De foto van de proefopstelling, foto 22, geeft ten aanzien van de fietstassen een andere situatie weer dan de situatie op foto 21 (3). Foto 21 toont de bromfiets waarmee het ongeval is gebeurd; de fietstassen zijn opgevouwen waardoor de reflecterende strepen niet of nauwelijks zijn te zien. Op foto 22 zijn de fietstassen uitgevouwen waardoor de reflecterende strepen wel goed zijn te zien. Hieruit volgt dat foto 22 niet de situatie op het moment van het ongeval weergeeft.
3- De reflectie van de kentekenplaat hangt samen met de mate waarin de kentekenplaat is beschenen door de koplampen van de auto en onder welke hoek hij is belicht. In de proefopstelling is de kentekenplaat vol belicht. De vraag is of dit ook zo was ten tijde van de aanrijding. De raadsman verwijst hierbij naar foto 10 (4).
Op grond van deze argumenten en het feit dat het slachtoffer donkere kleding droeg, acht de raadsman verklaarbaar dat verdachte het slachtoffer niet, althans te laat, heeft gezien. Op het moment dat verdachte het slachtoffer zag, kon hij niet meer uitwijken omdat er een auto links naast hem reed. Dit brengt met zich mee dat verdachte niet een zodanig verwijt kan worden gemaakt dat het primair tenlastegelegde bewezen kan worden. De raadsman acht wel het subsidiair tenlastegelegde bewezen.
3.3 De beoordeling van de tenlastelegging
Verdachte reed op de ochtend van 25 januari 2008 met zijn auto op de rechterrijstrook van het Schenkviaduct in Den Haag. Op het Schenkviaduct botst hij achterop een bromfietser (5), die zijn nek breekt en overlijdt (6).
De raadsman heeft betoogd dat het aannemelijk is dat verdachte het slachtoffer niet heeft tijdig heeft kunnen opmerken. Verdachte heeft ter terechtzitting hierover verklaard dat hij bekend is met de verkeerssituatie ter plekke en dat hij geen verklaring heeft voor het feit dat hij de brommer niet tijdig heeft gezien. Verdachte heeft, naar zijn zeggen (7), het slachtoffer pas opgemerkt toen de afstand tussen hen ongeveer drie meter was.
De rechtbank overweegt dat uit het proces-verbaal Verkeersongeval Analyse (8) blijkt dat er ter plaatse van het ongeluk sprake is van een overzichtelijke verkeerssituatie; de weg loopt geleidelijk op en geleidelijk af. Hoewel verdachte bij de politie heeft verklaard dat het achterlicht van de brommer brandde, is uit onderzoek niet komen vast staan dat dit het geval was. De rechtbank is echter op grond van de ongevalsanalyse (9) van oordeel dat ook al brandde het achterlicht van de brommer niet, verdachte het slachtoffer eerder had moeten opmerken. De rechtbank neemt hierbij bij in overweging dat er ter plaatse van het ongeval straatverlichting is, die ten tijde van het ongeval in werking was (10).
Uit het dossier en uit het onderzoek ter terechtzitting komt naar voren dat verdachte geen enkele poging heeft gedaan om het slachtoffer te ontwijken. Verdachte heeft als verklaring hiervoor gegeven dat er een auto naast hem reed waardoor hij niet kon uitwijken. Deze verklaring wordt echter niet ondersteund door de verklaring van de getuige [B] (11). Bovendien komt uit de foto's (12) en het onderzoek naar voren dat het slachtoffer zich helemaal rechts op de rijbaan bevond, maar dat verdachte zelfs niet heeft getracht om op zijn eigen rijbaan naar links uit te wijken.
Tevens heeft verdachte verklaard (13) dat hij niet heeft geremd op het moment dat hij de bromfiets aanreed en raakte, tot het moment dat het slachtoffer van de motorkap viel. Deze verklaring wordt ondersteund door het onderzoek Verkeersongeval Analyse (14) en de verklaring van de getuige [B]..
Op grond van het vorenstaande in onderling verband gezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld.
3.4 De bewezenverklaring
hij op 25 januari 2008 te 's-Gravenhage als verkeersdeelnemer,
namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (auto), daarmede rijdende over de
weg, het Schenkviaduct, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te
wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend, als volgt te handelen:
hij, verdachte aldaar,
- niet de nodige voorzichtigheid in acht heeft genomen en onvoldoende
aandacht heeft gehad voor het verkeer ter plaatse en
- zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om zijn
motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was en
- niet tijdig heeft geremd,
tengevolge waarvan hij met zijn motorrijtuig tegen een voor hem rijdende bromfietser is aangereden, waardoor een ander (genaamd [A]) werd gedood.
4. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De straf/maatregel
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem primair tenlastegelegde feit wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis, alsmede tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om aan verdachte geen onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen omdat verdachte, gezien zijn lichamelijke beperkingen, geheel is aangewezen op het gebruik van zijn auto. Verdachte is bereid en in staat een werkstraf te verrichten, mits het gaat om zittend werk.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft op 25 januari 2008 te 's-Gravenhage als bestuurder van een motorrijtuig aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend gehandeld waardoor hij een ongeval heeft veroorzaakt waarbij het slachtoffer is omgekomen. De rechtbank neemt het verdachte vooral kwalijk dat hij geen enkele poging heeft ondernomen om te remmen of om het slachtoffer te ontwijken. De gevolgen van zijn handelen zijn met name voor de nabestaanden van het slachtoffer zeer tragisch, zoals ook blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaring. De rechtbank heeft tevens moeten constateren dat verdachte geen enkel contact met de nabestaanden van het slachtoffer heeft opgenomen.
De rechtbank heeft acht geslagen op een Uittreksel Justitiële Documentatie betreffende verdachte d.d. 9 januari 2009, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest.
De rechtbank is, op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de hiervoor staande overwegingen, van oordeel dat een onvoorwaardelijke taakstraf op zijn plaats is. De rechtbank zal verdachte tevens een deels onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen. Door of namens verdachte is aangevoerd dat een ontzegging van de rijbevoegdheid verdachte onevenredig zwaar zal treffen aangezien hij door zijn lichamelijke beperkingen geheel afhankelijk is van zijn auto. De rechtbank heeft echter overwogen dat gezien de aard en de ernst van het delict het algemene belang van de verkeersveiligheid dient te prevaleren boven het door verdachte genoemde persoonlijke belang. De rechtbank merkt op dat de op te leggen straffen in lijn zijn met de ook in andere soortgelijke zaken te hanteren uitgangspunten, met dien verstande dat in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een taakstraf zal worden opgelegd.
10. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d van het Wetboek van Strafrecht;
- 6, 175, 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
11. De beslissing
De rechtbank,
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij gewijzigde dagvaarding primair tenlastegelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
primair:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van 120 (HONDERDENTWINTIG) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van 60 (ZESTIG) DAGEN;
veroordeelt verdachte ter zake van feit voorts tot:
ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de tijd van 12 (TWAALF) maanden;
bepaalt dat een gedeelte van deze bijkomende straf, groot 9 (NEGEN) maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door
mrs. F.C. Bakker, voorzitter,
A.M.H. van der Poort-Schoenmakers en G.H.M. Smelt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr B. d'Arnaud Gerkens, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 februari 2009.
(1) Pleinota mr J.H. Pelle
(2) Deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI), zaaknummer 2008.02.28.115, pg. 4, gevoegd bij het Proces-verbaal Verkeersongevals Analyse van de politie Haaglanden , nummer PL1521/2008/2994.
(3) Proces-verbaal Verkeersongevals Analyse van de politie Haaglanden , nummer PL1521/2008/2994, foto 21 en foto 22.
(4) Proces-verbaal Verkeersongevals Analyse van de politie Haaglanden , nummer PL1521/2008/2994, foto 10.
(5) Proces-verbaal terechtzitting
(6) Verslag betreffende een niet natuurlijke dood, opgemaakt door de gemeentelijke lijkschouwer Van Knapen, als bijlage bij het proces-verbaal van politie Haaglanden, nummer Pl1521/2008/2994-38
(7) Proces-verbaal van verhoor verdachte, , nummer PL1521/2008/2994-21.
(8) Proces-verbaal Verkeersongevals Analyse van de politie Haaglanden , nummer PL1521/2008/2994, foto 16 en foto 17.
(9) Proces-verbaal Verkeersongevals Analyse van de politie Haaglanden , nummer PL1521/2008/2994, pg. 8 en foto 22.
(10) Proces-verbaal Verkeersongevals Analyse van de politie Haaglanden , nummer PL1521/2008/2994, foto 1 en pg. 6 opmerking bij c3.
(11) Proces-verbaal van verhoor getuige, nummer PL1521/2008/2994-21.
(12) Proces-verbaal Verkeersongevals Analyse van de politie Haaglanden , nummer PL1521/2008/2994, tekening ac0262008.dwg en foto 1 en foto 4.
(13) Proces-verbaal van verhoor verdachte, , nummer PL1521/2008/2994-21.
(14) Proces-verbaal Verkeersongevals Analyse van de politie Haaglanden , nummer PL1521/2008/2994, pg. 7, opmerking bij c8.