ECLI:NL:RBSGR:2009:BH2382

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
10 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
324502 KG ZA 08-1490
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dwangsom en onrechtmatige publicatie in kort geding tussen eiser en gedaagde

In deze zaak, die zich afspeelt in het kort geding, staat de vraag centraal of eiser dwangsommen heeft verbeurd door het niet naleven van een eerder vonnis van 24 september 2007. Dit vonnis, dat door het gerechtshof is bekrachtigd, verbiedt eiser om gedaagde in het openbaar te beschuldigen van corruptie. De voorzieningenrechter heeft op 10 februari 2009 geoordeeld dat eiser in strijd heeft gehandeld met dit verbod door verwijzingen naar websites te maken die gedaagde in verband brengen met corruptie. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat gedaagde niet mag overgaan tot executie van de dwangsommen die eiser zou hebben verbeurd, zolang er geen nader rechterlijk oordeel is over de aanspraak op deze dwangsommen.

De procedure begon met een dagvaarding door eiser op 9 december 2008, waarna de zitting op 14 januari 2009 plaatsvond. Tijdens deze zitting hebben beide partijen hun standpunten toegelicht, en is er een schriftelijke ronde geweest om de argumenten verder uit te diepen. Eiser heeft betoogd dat hij aan zijn verplichtingen heeft voldaan en dat er geen dwangsommen zijn verbeurd. Gedaagde heeft echter gesteld dat eiser herhaaldelijk inbreuk heeft gemaakt op het vonnis door uitlatingen te doen die de suggestie wekken dat gedaagde corrupt is.

De voorzieningenrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat eiser op verschillende momenten, waaronder in een email en op zijn website, verwijzingen heeft gemaakt die in strijd zijn met het eerder opgelegde verbod. Dit heeft geleid tot de conclusie dat eiser dwangsommen heeft verbeurd, maar de voorzieningenrechter heeft ook geoordeeld dat gedaagde niet mag overgaan tot incassering van deze dwangsommen totdat er een definitief oordeel is gegeven over de hoogte en de verbeurdheid ervan. Eiser is veroordeeld in de proceskosten, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht - voorzieningenrechter
Vonnis in kort geding van 10 februari 2009,
gewezen in de zaak met zaak- / rolnummer: 324502 / KG ZA 08-1490 van:
[eiser],
wonende te [plaats],
eiser,
advocaat mr. J.H. van Meurs te Rotterdam,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [plaats],
gedaagde,
advocaat mr. M. Metselaar te Amsterdam.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘[eiser]’ en ‘[gedaagde]’.
1. Verloop van de procedure
[Eiser] heeft [gedaagde] bij exploot van 9 december 2008 gedagvaard om te verschijnen ter zitting van 14 januari 2009. Partijen hebben voorafgaand aan de zitting niet om een verlenging van de spreektijd gevraagd. Ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de zaak ruimschoots de daarvoor beschikbare tijd van een uur zou overschrijden. De voorzieningenrechter heeft naar aanleiding hiervan in overleg met partijen besloten partijen in de gelegenheid te stellen hun standpunten gedeeltelijk in een schriftelijke ronde nader uiteen te zetten. De raadslieden van partijen hebben de zaak ter terechtzitting aan de hand van (een gedeelte van hun) pleitnota’s en producties, voor zover mogelijk binnen de daarvoor beschikbare tijd, toegelicht. Bij brief van 20 januari 2009 heeft mr. Van Meurs namens [eiser] een conclusie van repliek ingediend, met één productie. Bij brief van 22 januari 2009 heeft mr. Metselaar namens [gedaagde] een conclusie van dupliek ingediend. Het vonnis is bepaald op heden.
2. De feiten
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 14 januari 2009 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1. [Gedaagde] is wethouder geweest in het college van burgemeesters en wethouders van Delft (hierna: het college van B&W). [gedaagde] heeft op 20 april 2005 zijn vertrek als wethouder per 1 juni 2005 bekend gemaakt.
2.2. Leefbaar Delft is een lokale politieke partij in Delft die aldaar in de gemeenteraad is vertegenwoordigd. [eiser] was destijds lid van Leefbaar Delft en had namens Leefbaar Delft als fractievoorzitter zitting in de gemeenteraad van Delft. De fractie gebruikt(e) de website www.leefbaar-delft.nl.
2.3. [Gedaagde] is op 2 mei 2005 benaderd door [A] (hierna: [A]), eigenaar van restaurant [restaurant ] te [plaats], met de mededeling dat hij beschikte over een (video-)opname met voor [gedaagde] belastende opnames van het bezoek van [gedaagde] aan restaurant [restaurant ] op 28 mei 2004. Tijdens dat bezoek hebben [gedaagde], [A] en ambtenaren van de gemeente Delft gesproken over de mogelijkheden van subsidie dan wel het krijgen van een vergunning van de gemeente Delft voor door [A] te exploiteren Venetiaanse gondels in de grachten van Delft.
2.4. [A] heeft de video-opnamen getoond aan Leefbaar Delft, [eiser] en diverse media. Naar aanleiding hiervan is er in diverse media veel gepubliceerd over [gedaagde] en voornoemd gesprek met [A]. Leefbaar Delft en [eiser] hebben zich eveneens over [gedaagde] uitgelaten, onder meer op de website www.leefbaar-delft.nl.
2.5. Op of omstreeks 12 mei 2005 heeft het college van B&W een verslag uitgebracht naar aanleiding van een in haar opdracht door de gemeentesecretaris uitgevoerd intern onderzoek. In dit rapport wordt geconcludeerd dat er geen aanwijzingen of signalen aan het licht zijn gekomen die een nader en intensiever onderzoek binnen de ambtelijke organisatie van Delft, naar de geuite beschuldigingen aan het adres van [gedaagde], rechtvaardigen.
2.6. Bij vonnis in kort geding van 19 juli 2005 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank Leefbaar Delft en [eiser] – kort gezegd – op vordering van [gedaagde] veroordeeld tot het plaatsen van een rectificatie in de Delftse Post en op www.leefbaar-delft.nl. Dit vonnis is door het gerechtshof ’s-Gravenhage bij arrest van 23 mei 2006 bekrachtigd. Bij arrest van 18 januari 2008 heeft de Hoge Raad het hiertegen door [eiser] ingestelde cassatieberoep verworpen.
2.7. Op basis van een op of omstreeks 28 juli 2005 uitgekomen rapport van de rijksrecherche over vermeende corruptiepraktijken van [gedaagde], heeft het Openbaar Ministerie op 9 september 2005 besloten om niet tot vervolging van [gedaagde] over te gaan.
2.8. Na daartoe bij beschikking van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 7 april 2006 verlof te hebben verkregen, heeft [gedaagde] ten laste van (onder meer) [eiser] conservatoir beslag laten leggen. De voorzieningenrechter heeft de vordering van [gedaagde] op [eiser] daarbij begroot op een bedrag van € 250.000,--.
2.9. [gedaagde] heeft Leefbaar Delft en [eiser] gedagvaard voor de rechtbank ’s-Gravenhage en gevorderd onder meer [eiser] te veroordelen tot betaling van de door [gedaagde] geleden schade ten gevolge van onrechtmatig handelen. Bij vonnis van 25 juli 2007 heeft de rechtbank – voor zover thans van belang – het navolgende overwogen:
“ [eiser] heeft jegens [gedaagde] onrechtmatig gehandeld met de publicatie van zijn webcolumn ‘Bidden voor Delft’ d.d. 13 juli 2005 en met het op 3 juni 2005 mede plaatsen van de advertentie in de Delftse Post en van dezelfde tekst op de site www.leefbaar-delft.nl
Leefbaar Delft en [eiser] zijn ieder voor zich jegens [gedaagde] aansprakelijk voor de schade die zij zelf met hun onrechtmatig handelen hebben veroorzaakt. In dat verband overweegt de rechtbank nog als volgt. Vaststaat dat [bedrijf] op 18 mei 2005 heeft besloten af te zien van de voorgenomen voordracht van [gedaagde] als statutair directeur. De publicaties van de zijde van Leefbaar Delft en/of [eiser] van voor die datum worden, zoals hiervoor overwogen, niet als onrechtmatig aangemerkt. Hieruit volgt dat het vereiste causaal verband tussen de onrechtmatige publicaties van de zijde van Leefbaar Delft en/of [eiser] en het afzien door [bedrijf] van de voordracht van [gedaagde] als statutair directeur ontbreekt.
De rechtbank heeft [eiser] veroordeeld de dientengevolge ontstane schade van [gedaagde] te vergoeden, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet. [eiser] heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld. Hierop is nog niet beslist.
2.10. [eiser] heeft op 8 juli 2007 een column gepubliceerd op www.leefbaar-delft.nl over zijn bezoek aan het concentratiekamp in Auschwitz-Birkenau, waarin hij verwijst naar de “corruptiepraktijken van wethouder [gedaagde]”. Op 15 juli 2007 verscheen in het lokale zondagsblad Delft op Zondag een advertentie van [eiser] met daarin de tekst die overeenkomt met de tekst op de hiervoor genoemde website.
2.11. Op 28 juli 2007 heeft [eiser] op de website leefbaar-delft.nl een tekst geplaatst waarin hij meedeelt dat hij in zijn column van 8 juli 2007 jegens [gedaagde] beschuldigingen van corruptie heeft geuit, alsmede dat de voorzieningenrechter van deze rechtbank bij vonnis heeft geoordeeld dat deze beschuldigingen ongefundeerd zijn en de voorzieningenrechter de publicatie jegens [gedaagde] onrechtmatig heeft geoordeeld. Diezelfde tekst heeft [eiser] op 29 juli 2007 in Delft op Zondag laten plaatsen.
2.12. Op 24 juli 2007 heeft [gedaagde] Leefbaar Delft en [eiser] gedagvaard in kort geding. De voorzieningenrechter van deze rechtbank heeft bij vonnis van 24 september 2007 de door [gedaagde] ingestelde vordering tot rectificatie afgewezen, gelet op de onder 2.11. genoemde rectificaties, en overigens onder meer als volgt beslist:
“verbiedt Leefbaar Delft en [eiser] om [gedaagde] in het openbaar (waaronder in elk geval doch niet uitsluitend te verstaan: via de website van Leefbaar Delft, via advertenties in media, via nieuwsuitzendingen, internet, radio, het verspreiden van pamfletten, of hoegenaamd ook) te beschuldigen van corruptie, corruptiepraktijken, of de suggestie te wekken dat [gedaagde] corrupt is (geweest), zulks op straffe van een dwangsom van € 5.000,-- per dag of gedeelte van een dag dat de betreffende gedaagde in strijd met dit verbod handelt, met een maximum van € 100.000,--;
bepaalt dat bovenstaande dwangsom vatbaar is voor matiging op de wijze zoals onder 3.6. is vermeld;”
(…)
In artikel 3.6. van dit vonnis is als volgt overwogen:
“De gevorderde dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd. Voorts zal er worden bepaald dat de op te leggen dwangsom vatbaar is voor matiging door de rechter, voor zover handhaving daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, zulks mede in aanmerking genomen de mate waarin aan de veroordeling is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid daarvan.”
Voormeld vonnis is op 25 september 2007 aan [eiser] betekend.
2.13. [eiser] heeft tegen voornoemd dit kort geding vonnis hoger beroep ingesteld. Het gerechtshof ’s-Gravenhage heeft het vonnis van de voorzieningenrechter bij arrest van 21 oktober 2008 bekrachtigd.
2.14. Na daartoe bij beschikking van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 27 november 2008 verlof te hebben verkregen, heeft [gedaagde] ten laste van [eiser] conservatoir (derden)beslag gelegd. De voorzieningenrechter heeft de vordering van [gedaagde] daarbij voorlopig begroot op een bedrag van € 1.150.000,-- ( € 1.400.000,-- minus een bedrag van
€ 250.000,--, waarvoor op grond van het onder 2.8. genoemde beslagverlof al beslag was gelegd).
2.15. [gedaagde] heeft jegens [eiser] vele malen schriftelijk aanspraak gemaakt op betaling van dwangsommen. Bij deurwaardersexploot van 10 november 2008 heeft [gedaagde] [eiser] (hernieuwd) bevel gedaan tot betaling van een bedrag van onder meer € 100.000,-- ter zake van verbeurde dwangsommen, vermeerderd met kosten.
2.16. Nadien heeft [gedaagde] ten laste van [eiser], afgezien van de hiervoor al vermelde conservatoire beslagen, diverse executoriale beslagen laten leggen.
3. De vorderingen, de gronden daarvoor en het verweer
3.1. [eiser] vordert – zakelijk weergegeven –:
1) [gedaagde] te verbieden dwangsommen te incasseren of daartoe pogingen in het werk te stellen, zolang over de aanspraak daarop, de hoogte en een eventuele matiging ervan nog geen nader rechterlijk oordeel is verkregen;
2) de hoogte van het bedrag waarvoor verlof is verleend tot het leggen van conservatoir beslag ten laste van [eiser] te stellen op ten hoogste € 10.000,--, althans tot een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag.
3.2. Daartoe voert [eiser] – verkort weergegeven – het volgende aan.
[gedaagde] kan geen aanspraak maken op betaling van dwangsommen. [eiser] heeft al het mogelijke gedaan ter voorkoming van een overtreding van het in het vonnis van 24 september 2007 neergelegde verbod. Dat andere personen in het optreden van [gedaagde] of in de gondelaffaire aangrijpingspunten zien om uitspraken over [gedaagde] te doen en daarbij wellicht over de schreef gaan, kan [eiser] niet worden aangerekend. Voor zover [eiser] benaderd wordt door derden geeft hij steeds te kennen zich over [gedaagde] en de gondelaffaire niet te willen uitspreken. [gedaagde] weigert evenwel om met de tenuitvoerlegging van de voordeling te wachten totdat de rechter zich in concreto over het verbeurd worden van dwangsommen heeft kunnen uitspreken. [eiser] heeft derhalve recht op en belang bij een verbod tot tenuitvoerlegging van de inning van dwangsommen, waarvan in rechte nog niet is vastgesteld dat [eiser] die door eigen handelen of nalaten daadwerkelijk heeft verbeurd en waarvan in rechte nog geen uitspraak is verkregen over de vraag of er aanleiding bestaat het bedrag van de verbeurde dwangsommen te matigen. Bovendien gaat [gedaagde] onverkort door met het leggen van zowel conservatoire als executoriale beslagen. Inmiddels zijn alle vermogensbestanddelen waarover [eiser] beschikt in beslag genomen. [eiser] ondervindt daarvan aanzienlijke hinder en schade, zowel in privé als zakelijk. [eiser] heeft er, mede in het licht van het hiervoor onder 2.9. aangehaalde vonnis belang bij dat “het bedrag waarvoor verlof tot het leggen van conservatoir beslag is verleend” wordt gematigd tot ten hoogste € 10.000,--, althans tot een door de voorzieningenrechter te bepalen bedrag.
3.3. [gedaagde] voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
4. De beoordeling van het geschil
4.1. In dit kort geding draait het onder meer om de vraag of [eiser] dwangsommen heeft verbeurd omdat hij het vonnis van 24 september 2007 (dat door het gerechtshof bekrachtigd is bij arrest van 21 oktober 2008) niet of niet voldoende heeft nageleefd. Vooropgesteld wordt dat de beoordeling beperkt is tot de toetsing van de ter uitvoering van het veroordelend vonnis verrichte handelingen aan de inhoud van de veroordeling, zoals deze door uitleg moet worden vastgesteld. Het moet daarbij gaan om handelingen waarvan in ernst niet kan worden betwijfeld dat die, mede gelet op de gronden waarop de veroordeling werd uitgesproken, inbreuk maken op het vonnis. De omstandigheid dat de veroordeling in dit geval is versterkt met een dwangsom, dwingt tot een beperkte uitleg van de veroordeling.
4.2. [eiser] gaat er, gelet op zijn vordering, kennelijk vanuit dat in een bodemprocedure definitief dient te worden vastgesteld of er dwangsommen zijn verbeurd. Het staat hem vanzelfsprekend vrij om daarover een bodemprocedure aanhangig te maken. Dat doet er niet aan af dat in deze procedure – summierlijk – kan en moet worden beoordeeld of [eiser] dwangsommen heeft verbeurd.
4.3. [eiser] grondt zijn vordering op de stelling dat hij genoegzaam aan alle hem opgelegde verplichtingen heeft voldaan en daarom geen dwangsommen is verschuldigd. De door [gedaagde] naar voren gebrachte overtredingen zullen hierna afzonderlijk aan de orde worden gesteld.
Artikel “Wissel vastgeroest”
Vast staat dat het (gecorrigeerde) artikel op 28 september 2007 van de website van Leefbaar Delft is verwijderd. [eiser] heeft niet weersproken dat de uitlatingen zoals die geplaatst zijn in het betreffende artikel op de website www.leefbaar-delft.nl, ook in gewijzigde vorm, onder het in het vonnis van 24 september 2007 opgelegde verbod vallen. [eiser] heeft betoogd dat hij dan wel zijn raadsman eind juli 2007 contact heeft gehad met de raadslieden van [gedaagde], hetgeen ertoe heeft geleid dat de naam van [gedaagde] uit het artikel is geschrapt. [gedaagde] heeft uitdrukkelijk en gemotiveerd betwist dat in dat kader overleg heeft plaatsgevonden, zodat [eiser] aan de enkele, verder niet onderbouwde, stelling in deze procedure geen gegrond verweer kan ontlenen. [eiser] heeft voorts betoogd dat hij het volstrekt niet in zijn macht had om iets aan de inhoud van de website te veranderen en dat hij er vanuit ging dat Leefbaar Delft, die immers ook tot hetzelfde was veroordeeld, eigener beweging of op aanschrijven van [gedaagde] tot verwijdering zou overgaan.
Geoordeeld wordt dat het zo moge zijn dat [eiser] niet eigener beweging tot wijziging van de inhoud van de betreffende websites kon overgaan. Dit laat in de gegeven omstandigheden echter onverlet dat het wel op zijn weg had gelegen de nodige actie te ondernemen om te bevorderen dat deze wijzigingen op de websites zouden plaatsvinden. Weliswaar heeft [eiser] in zijn conclusie van repliek gesteld dat hij alles gedaan heeft wat redelijkerwijs van hem kon en mocht worden verwacht om aan het rechterlijk bevel te voldoen, doch dit is door [gedaagde] uitdrukkelijk en gemotiveerd betwist. Bij afwezigheid van enige concrete onderbouwing van het standpunt van [eiser] op dit punt, is niet inzichtelijk geworden waaruit de in dit kader door [eiser] gestelde inspanningen hebben bestaan. Evenmin is gebleken dat hij hierover contact heeft opgenomen met (de raadslieden van) Leefbaar Delft of [gedaagde]. Daarbij komt dat [eiser] ook zelf heeft aangegeven dat hij gewacht heeft totdat Leefbaar Delft en [gedaagde] enige actie zouden ondernemen, juist omdat hij zelf niet in staat was de betreffende wijziging tot stand te brengen. In die gegeven omstandigheden kan derhalve niet gezegd worden dat [eiser] gedaan heeft wat van hem mocht worden verwacht, hetgeen hem ook kan worden aangerekend. Dit brengt met zich dat de in het vonnis van 24 september 2007 opgelegde dwangsommen tot een bedrag van € 15.000,-- zijn verbeurd, wegens overtreding van het verbod op 26, 27 en 28 september 2007.
Interview RTV West
[gedaagde] heeft aangevoerd dat [eiser] op of omstreeks 4 oktober 2007 het verbod heeft overtreden door uitlatingen te doen in een nieuwsitem van RTV West, dat eveneens te raadplegen was via internet. Daarin zou [eiser] volgens [gedaagde] het navolgende gezegd hebben:
“Het is zo ongeloofwaardig dat, als een raadslid een film ziet, waar iets toch een beetje een behoorlijke mistoestand is, en dan zal ik het woord niet meer gebruiken, maar behoorlijk ongehoorzaam is, ja, wat moeten wij dan? Dat is de politiek monddood maken, de democratie om zeep helpen. Door rechtspraken! Dit kan toch niet, dit zal het toch zo niet worden.”
Volgens [gedaagde] toonde [eiser] tijdens dit interview aan de verslaggever vanaf zijn laptop beelden van de illegaal door [A] gemaakte opname. Deze filmopname draait volgens [gedaagde] herkenbaar op de achtergrond van het interview. [gedaagde] wijst er voorts op dat, gelet op de voorgeschiedenis van deze kwestie en de media-aandacht die er al is geweest, het aan kijkers duidelijk moet zijn dat [eiser] met zijn uitspraken doelde op [gedaagde] in combinatie met de gondelaffaire. [eiser] heeft van zijn kant betoogd dat de betreffende reportage niet ging over [gedaagde] of over corruptie, maar over de wettelijke/rechterlijke beperkingen aan de vrije meningsuiting, waarbij de naam [gedaagde] of het woord corruptie niet werd genoemd. [eiser] heeft echter niet weersproken dat er tijdens dit interview voor de kijker zichtbare beelden te zien waren (op de tijdens het gesprek aanwezige laptop) van de onder 2.3. genoemde video-opnamen. Gelet op de door [eiser] tijdens het interview gebruikte bewoordingen zoals hiervoor weergegeven, in samenhang met voornoemde beelden en in aanmerking nemende de voorgeschiedenis en de mede door toedoen van [eiser] gegenereerde media-aandacht, heeft [eiser] naar het oordeel van de voorzieningenrechter gehandeld in strijd met het in het vonnis van 24 september 2007 gegeven verbod om de suggestie te wekken dat [gedaagde] corrupt is geweest. Dat hij daarbij de woorden corruptie en [gedaagde] niet in de mond heeft genomen doet daaraan niet af. Ook deze dwangsom is derhalve verbeurd.
E-mail 1 december 2007
Vast staat dat [gedaagde] vóór 1 december 2007 een email heeft verstuurd aan belangstellenden voor of gelieerden aan de Delftse politiek, waaronder Delftse raadslieden en commissieleden en het college van B&W, met als onderwerp “Reactie op Motie Onafhankelijk Delft inzake excuses aan de heer [eiser].”. Naar aanleiding hiervan heeft [eiser] op 1 december 2007 aan dezelfden geadresseerden een email verstuurd met de navolgende tekst: “De enige waarheid, www.politiekdelft.nl/[...]l. Ga door met U geweten!, het is snel Kerstmis.” Op de betreffende website worden (een deel van) de onder 2.3. genoemde videobeelden getoond met als bijschrift: “CORRUPTIE JA OF NEE – de Gondelaffaire in Delft”.
Geoordeeld wordt dat [gedaagde] ook met het verzenden van deze email in strijd heeft gehandeld met het hem opgelegde verbod. Gelijk [eiser] heeft aangevoerd heeft hij geen invloed op de inhoud van deze websites en kan hij ook niet verantwoordelijk gehouden worden voor de standpunten die door derden op hun websites worden ingenomen. [eiser] heeft er echter bewust voor gekozen naar de website te verwijzen waarin de gondelaffaire aan de orde wordt gesteld en daarmee de beschuldigingen van corruptie aan het adres van [gedaagde] nogmaals onder de aandacht van alle geadresseerden gebracht. Met name de toevoeging van [eiser] zelf dat dit de enige waarheid betreft, wekt de suggestie dat [gedaagde] met corruptie in verband gebracht kan of zelfs moet worden. Een dergelijk handelen valt onder het bij vonnis van 24 september 2007 gegeven verbod, zodat [eiser] ook deze dwangsom heeft verbeurd.
Uitlating website 12 maart 2008
[eiser] heeft op de website www.[eiser].nl/uncensures.htm, waarvan hij niet heeft betwist dat deze als zijn website kan worden aangemerkt, een open brief aan het college van B&W geplaatst. In die brief is de navolgende passage opgenomen: “Oud-wethouder [gedaagde] zegt in een opgenomen gesprek het volgende: ‘De nummer drie op de lijst is ook een VVD’er maar een minder sterke bestuurder. Dat heb ik van [B], je weet wel, de persoon uit de vertrouwenscommissie die je gezien hebt.’Ja, als dat nog geen lekken is, maar [gedaagde] is er nooit voor veroordeeld.“
De inhoud van voornoemde tekst suggereert dat [gedaagde] als openbaar bestuurder vertrouwelijke informatie heeft laten uitlekken. [eiser] dient zich op grond van het vonnis van 24 september 2007 te onthouden van het uiten van beschuldigingen aan het adres van [gedaagde] die de suggestie van corruptie kunnen wekken. Met [eiser] is de voorzieningenrechter van oordeel dat een beschuldiging als de onderhavige niet valt onder het in het vonnis van 24 september 2007 neergelegde verbod. In dat vonnis is niets overwogen ten aanzien van het lekken van vertrouwelijke informatie. Dit brengt met zich dit lekken niet valt onder de inhoud van de veroordeling, zoals deze door uitleg moet worden vastgesteld. [eiser] heeft het verbod hiermee derhalve niet overtreden en heeft terzake geen dwangsom verbeurd.
Uitlatingen op www.[eiser].nl
[eiser] heeft op het onderdeel van de website www.[eiser].nl, waarvan hij niet heeft betwist dat deze als zijn website kan worden aangemerkt, de navolgende tekst geplaatst: “De bestuursstijl van deze stadsbestuurder in een democratie anno 2004-2005: GOED of FOUT?
Relevante links op het net:
www.politiekdelft.nl/[...]
http//nl.youtube.com/[...].”
Naar onweersproken is gebleven leidde de eerste link naar een tekst op de website met de tekst: “CORRUPTIE JA OF NEE – de gondelaffaire in Delft.” Daaronder werd een film getoond van de onder 2.3. genoemde videobeelden met als titel “[gedaagde] beld opnieuw met [C]”, welke beelden ondertiteld zijn. De tweede link leidde naar dezelfde film met dezelfde titel en vermeldt: “kijk en oordeel zelf…corrupt of niet?”.
Vast staat dat [gedaagde] [eiser] op 2 oktober 2008 gesommeerd heeft voornoemde uitlating op zijn website en voornoemde links onmiddellijk van zijn website te verwijderen, met aanzegging dat [eiser] vanaf 3 oktober 2008 dwangsommen zou verbeuren.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter zijn voornoemde verwijzingen naar de betreffende websites aan te merken als een overtreding van het verbod. In dat kader wordt verwezen wordt naar hetgeen is overwogen ten aanzien van de email van 1 december 2007. [eiser] heeft ook hier welbewust ervoor gekozen te verwijzen naar de betreffende websites. De daarin aangetroffen filmpjes, in samenhang met de daarbij geplaatste (onmiskenbaar suggestieve) teksten, brengen [gedaagde] in verband met corruptie en vallen daarmee onder het litigieuze verbod. Het betoog van [eiser] dat hij enkel beoogd heeft de bezoekers van de website te informeren omtrent de feitelijke gang van zaken wordt niet gevolgd. Van neutrale informatieverschaffing kan, gelet op voornoemde wijze waarop deze informatie op de websites wordt gepresenteerd in combinatie met de bij de verwijzing geplaatste tekst, naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet worden gesproken. [eiser] heeft daarmee gehandeld in strijd met het in het vonnis van 24 september 2007 neergelegde verbod. Ook hier geldt dat de omstandigheid dat [eiser] geen invloed heeft op de inhoud van de betreffende website daar niet aan afdoet. Het had in het licht van voornoemde omstandigheden op de weg van [eiser] gelegen de betreffende verwijzingen op zijn eigen website te verwijderen, hetgeen hij heeft nagelaten.
Gebleken is dat de verwijzing naar de website www.politiekdelft.nl/[...] op 3 oktober 2008 nog op de website van [eiser] was geplaatst. Te dien aanzien heeft [eiser] een dwangsom van € 5.000,-- verbeurd. Naar onweersproken vast staat werkte de link naar de website van politiek Delft na 3 oktober 2008 nog wel, maar was de betreffende film daarvan verwijderd. De link naar de website van You Tube werkte ook nog na 3 oktober 2008 en daarin was, hetgeen door [eiser] niet is weersproken, tot 8 oktober 2008 nog de betreffende (ten aanzien van voor 3 oktober 2008 ongewijzigde) film te zien met de tekst “kijk en oordeel zelf…corrupt of niet?”. Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor is overwogen wordt geoordeeld dat [eiser] in strijd heeft gehandeld met het hem opgelegde verbod, door te blijven verwijzen naar deze website waarin [gedaagde] in verband wordt gebracht met corruptie. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [eiser] gedurende de periode 3 tot en met 8 oktober 2008 de door [gedaagde] gestelde dwangsommen heeft verbeurd.
Beleidsmedewerker [D]
Vast staat dat de heer [D] (hierna: [D]) fractiemedewerker is geweest van [eiser] in zijn hoedanigheid van gemeenteraadslid. [D] heeft op verschillende websites uitlatingen gepubliceerd waarin [gedaagde] wordt beticht van corruptie. Het gaat de voorzieningenrechter echter te ver [eiser] hiervoor verantwoordelijk te houden. Dat [eiser] [D] heeft aangezet tot het schrijven van dergelijke publicaties is in deze procedure niet aannemelijk geworden. [gedaagde] acht [eiser] mede verantwoordelijk voor het plaatsen van deze publicaties, aangezien [eiser] via zijn eigen website verwijst naar websites, waarop via een link de betreffende artikelen te zien zijn. Dit acht de voorzieningenrechter echter een te ver verwijderd verband om te kunnen spreken van een overtreding van het verbod. Geoordeeld wordt derhalve dat de in dit kader door [gedaagde] gevorderde dwangsommen niet zijn verbeurd.
4.4. Op grond van het voorgaande wordt geoordeeld dat het door [eiser] gevorderde verbod tot incassering van dwangsommen toewijsbaar is voor zover deze betrekking hebben op de uitlatingen op de website op 12 maart 2008 en de uitlatingen van [D] als voornoemd. Naar de voorzieningenrechter begrijpt begroot [gedaagde] de naar aanleiding daarvan verschuldigde dwangsommen op een bedrag van € 35.000,--. Ten aanzien van deze dwangsommen is de vordering van [eiser] toewijsbaar op de hierna te vermelden wijze. [eiser] heeft ook nog gevraagd [gedaagde] te verbieden de dwangsommen te incasseren totdat over een “eventuele matiging” daarvan een rechtelijk oordeel is verkregen. Hij heeft evenwel geen gronden aangevoerd ter onderbouwing van een eventuele vordering strekkende tot matiging, zodat er geen aanleiding is hierop verder in te gaan. Het verbod tot incassering van dwangsommen zal derhalve overigens worden afgewezen.
4.5. Gelet op de onder 3.1. onder 2) weergegeven vordering van [eiser] staat ter beoordeling of er aanleiding is de vordering waarvoor door [gedaagde] beslagen zijn gelegd opnieuw te begroten. Vast staat dat [gedaagde] deze beslagen heeft laten leggen op grond van (kort gezegd) het onrechtmatig handelen van [eiser] en de dientengevolge door [gedaagde] geleden schade. Uit het verzoek tot verlof om beslag te mogen leggen uit november 2008 is af te leiden dat [gedaagde] zijn aanspraak op schadevergoeding baseert op het hiervoor onder 2.9. aangehaalde vonnis in de bodemprocedure. Er is immers nadien geen nieuwe bodemprocedure gevolgd. Bij vonnis van 25 juli 2007 heeft de rechtbank (onder meer) [eiser] veroordeeld de door [gedaagde] geleden schade aan hem te vergoeden, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet. [gedaagde] heeft de berekening van de in zijn visie geleden schade in het verzoekschrift tot beslaglegging van 27 november 2008 uitvoerig gemotiveerd. Daartegenover heeft [eiser] in deze procedure weliswaar aangevoerd dat de door [gedaagde] opgevoerde kosten boven alle werkelijkheid verheven zijn, doch hij heeft zijn betoog op dit punt niet dan wel onvoldoende gemotiveerd onderbouwd. Dit leidt er toe dat er thans geen aanleiding is om de vordering waarvoor [gedaagde] beslag heeft gelegd opnieuw te begroten op het door [eiser] gevorderde bedrag. De onder 3.1. onder 2) weergegeven vordering komt dus niet voor toewijzing in aanmerking.
4.6. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het door [eiser] gevorderde verbod tot incassering van dwangsommen voor een deel zal worden toegewezen en dat de vordering van [eiser] tot verlaging van het door de voorzieningenrechter begrote bedrag waarvoor verlof is verleend zal worden afgewezen.
4.7. [eiser] zal, als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter:
- verbiedt [gedaagde] om de dwangsommen wegens beweerde niet nakoming van het vonnis van 24 september 2007 voor zover gegrond op de open brief op de website www.[eiser].nl/uncensures.htm van 12 maart 2008 en op de publicaties van de heer [D], door [gedaagde] begroot op een bedrag van € 35.000,--, te executeren of daartoe pogingen in het werk te stellen, zolang over de aanspraak op die dwangsommen nog geen nader rechterlijk oordeel is verkregen;
- veroordeelt [eiser] in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 1.070,--, waarvan € 816,-- aan salaris advocaat en € 254,-- aan griffierecht;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.T. Nijhuis en in het openbaar uitgesproken op 10 februari 2009.