ECLI:NL:RBSGR:2009:BH2004

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
14 januari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
FA RK 08-6504 317701
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking inzake verzoek om paspoorten en vaderschap vaststelling

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 14 januari 2009 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van een vrouw die de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van haar kinderen door de man wenste, alsook vervangende toestemming voor de afgifte van paspoorten voor de kinderen. De vrouw en de man zijn in Somalië getrouwd en hebben drie kinderen, maar er ontbreken officiële documenten die het vaderschap bevestigen. De vrouw heeft eerder een verzoek ingediend bij een Engelse rechter, die dit verzoek heeft afgewezen, maar wel heeft geoordeeld over de toestemming van de man. De Nederlandse ambassade heeft de aanvraag voor paspoorten voor de kinderen geweigerd, omdat er twijfels zijn over de identiteit van de man, mede door discrepanties in de documenten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kinderen op het moment van de aanvraag hun gewone verblijfplaats in het Verenigd Koninkrijk hadden, waardoor de Engelse rechter bevoegd is om van de verzoeken kennis te nemen. De rechtbank heeft zich daarom onbevoegd verklaard om de verzoeken te behandelen. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de oudste minderjarige inmiddels 18 jaar is en geen toestemming van gezagsouders meer nodig heeft voor het aanvragen van een paspoort. De rechtbank heeft partijen geadviseerd om de middelen in het Verenigd Koninkrijk aan te wenden voor de vaststelling van de afstammingsrelatie.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector familie- en jeugdrecht
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 08-6504
Zaaknummer: 317701
Datum beschikking: 14 januari 2009
Beschikking ex artikel 34 Paspoortwet en gerechtelijke vaststelling vaderschap
Beschikking op het op 15 augustus 2008 ingekomen verzoek van:
[vrouw ],
wonende te [woonplaats], Verenigd Koninkrijk,
advocaat: mr. V. Kuit.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[man],
wonende te [woonplaats], Verenigd Koninrijk,
advocaat: -.
Tevens is als informant opgeroepen de minister van Buitenlandse Zaken.
Procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift;
- het faxbericht d.d. 27 augustus 2008 van de zijde van de vrouw;
- de brief d.d. 19 september 2008 van de zijde van de vrouw met bijlage;
- de brief d.d. 2 oktober 2008 van de zijde van de vrouw;
- de brief d.d. 28 oktober 2008 van de zijde van de vrouw;
- de brief d.d. 10 november 2008 van de zijde van de vrouw met bijlage;
- het rapport van het Internationaal Juridisch Instituut van 10 december 2008.
Op 12 november 2008 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: mr. V. Kuit, de heer [A] namens de minister van Buitenlandse Zaken en de heer [B] namens de minister van Binnenlandse Zaken.
Feiten
- Op [datum] 1990 is te [plaats], Somalië, geboren [minderjarige 1].
- Op [datum] 1993 is te [plaats], Somalië, geboren [minderjarige 2].
- Op [datum] 1995 is te [plaats] geboren [minderjarige 3]. Op de geboorteakte
van [minderjarige 3] staan als gegevens van de vader vermeld [naam man],
geboren op [geboortedatum]1940 te [geboorteplaats ] en als gegevens van de moeder [naam vrouw] geboren op [geboortedatum]1952 te [geboorteplaats ].
- Bij beschikking d.d. 6 juli 1999 van de rechtbank Haarlem is wijziging gelast van
de geboorteakte van [minderjarige 3] in die zin dat haar naam zal worden verbeterd in
[minderjarige 3], dat de naam van de vader wordt verbeterd in [man], dat de naam van de moeder wordt verbeterd in [vrouw] en dat de plaats van geboorte van de vader en de moeder wordt verbeterd in [geboorteplaats].
-Bij Koninklijk Besluit d.d. 12 januari 2001 is het Nederlanderschap verleend aan
de vrouw waarbij de geslachtsnaam van de vrouw is vastgesteld als [achternaam vrouw] en de
voornamen als [voornamen vrouw], de geslachtnaam van de kinderen is vastgesteld als
[achternaam minderjarigen] en de voornamen van de kinderen zijn vastgesteld als [voornamen minderjarigen].
-Bij ‘Certificate of naturalisation’ d.d. 22 augustus 2007 is tot Brits Staatsburger benoemd [man], naam bij geboorte [geboortenaam man]
geboren op [geboortedatum] 1936 te [geboorteplaats], Somalië.
-Bij beschikking d.d. 1 november 2007 heeft het Birmingham County Court, Verenigd Koninkrijk, het verzoek van de vrouw, gelet op de schriftelijke
toestemming van [man] (ook wel bekend als [geboortenaam man]) ten aanzien van de aanvragen van de paspoorten voor de drie
kinderen [minderjarige 1 ], [minderjarige 2] en [minderjarige 3] afgewezen.
- De vrouw, [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3] hebben de Nederlandse nationaliteit en zijn woonachtig te [woonplaats], Verenigd Koninkrijk.
-[minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3] komen niet voor in het gezagsregister.
- De man heeft een op 8 oktober 2008 ondertekende instemmingsverklaring overgelegd.
Beoordeling
De vrouw verzoekt de rechtbank
-primair: voor recht te verklaren dat de heer [man] als vader -gezaghebbende van de kinderen toestemming verleent voor de afgifte van
paspoorten aan [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3];
- subsidiair: vervangende toestemming te verlenen voor het verkrijgen van een reisdocument zoals bedoeld in artikel 34, tweede lid, van de Paspoortwet ten behoeve van de minderjarigen,
- meer subsidiair: gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van de man over voornoemde kinderen,
een en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
De vrouw voert ter onderbouwing van haar verzoeken het navolgende aan. De vrouw en de man zijn op of rond 1968 te [geboorteplaats], Somalië, met elkaar gehuwd en voornoemde kinderen zijn staande het huwelijk geboren zodat de man de vader van de kinderen is. Een huwelijksakte alsmede een geboorteakte van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ontbreekt en het is niet mogelijk deze aktes alsnog in Somalië op te vragen. Op aanvragen bij de Nederlandse ambassade voor nieuwe paspoorten voor de kinderen is nog niet beslist omdat de toestemming van de vader zou ontbreken, hetgeen niet het geval is. De man heeft zulks bovendien ook bij de ambassade verklaard. De vrouw heeft daarop een verzoek ingediend bij de Engelse rechter en deze heeft geweigerd een beslissing op het verzoek van de vrouw te nemen, maar heeft wel inhoudelijk geoordeeld over de toestemming van de man, aldus de vrouw. De vrouw heeft deze uitspraak van de Engelse rechter bij de ambassade getoond, maar de ambassade weigert nog immer paspoorten voor de kinderen af te geven. De kosten voor DNA-onderzoek zijn voor de vrouw en de man een groot probleem en de vrouw verzoekt derhalve bij het eventuele gelasten van een dergelijk onderzoek te bepalen dat de kosten door de minister van Buitenlandse Zaken of door de rechtbank worden gedragen. Als de onderhavige verzoeken niet worden toegewezen, verzoekt de vrouw te verklaren dat de Engelse rechter toestemming heeft gegeven voor de afgifte van de paspoorten voor de kinderen.
De heer [A] heeft ter terechtzitting namens de minister van Buitenlandse Zaken mondeling verweer gevoerd. Hij stelt daarbij dat de ambassade bij de aanvraag van de paspoorten van de kinderen is geconfronteerd met een discrepantie in de diverse documenten ten aanzien van de gegevens van de man, waardoor de ambassade niet kan vaststellen of de man de vader van de kinderen is. Daarbij speelt een rol dat er op grote schaal wordt gefraudeerd bij de aanvraag van paspoorten door mensen uit Somalië. Indien uit DNA-onderzoek blijkt dat de man de biologische vader van de kinderen is, is de twijfel over de identiteit van de man voor de minister van Buitenlandse Zaken weggenomen en wordt aangenomen dat de kinderen onder gezag van de man staan. De minister is evenwel niet bereid een dergelijk onderzoek te bekostigen. De heer [A] stelt dat uit de uitspraak van het Birmingham County Court niet blijkt dat de Engelse rechter heeft vastgesteld dat de man de vader van de kinderen is. [minderjarige 1] is inmiddels 18 jaar geworden en de heer [A] voorziet geen probleem met het verstrekken van een paspoort voor hem.
Rechtsmacht
De rechtbank zal hieronder eerst onderzoeken of de verzoeken van de vrouw vallen onder het toepassingsbereik van de Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1347/2000 (hierna: “de Verordening”) en zo ja, of de Nederlandse rechter op grond van de Verordening rechtsmacht heeft om kennis te nemen van de verzoeken.
Verklaring van recht
Ten aanzien van het primaire verzoek overweegt de rechtbank als volgt. Volgens artikel 1, eerste lid, onder b, is de Verordening, ongeacht de aard van het gerecht, van toepassing op burgerlijke zaken betreffende de toekenning, de uitoefening, de overdracht, de beperking of de beëindiging van de ouderlijke verantwoordelijkheid. Overeenkomstig artikel 2, aanhef en onder 7 van de Verordening omvat de ouderlijke verantwoordelijkheid alle rechten en verplichtingen die ingevolge een beslissing, van rechtswege of bij een rechtsgeldige overeenkomst aan een natuurlijke persoon of aan een rechtspersoon zijn toegekend met betrekking tot de persoon of het vermogen van een kind, onder meer het gezagsrecht en het omgangsrecht. Blijkens de vijfde overweging van de considerans is, teneinde de gelijke behandeling van alle kinderen te waarborgen, de Verordening van toepassing op alle beslissingen betreffende de ouderlijke verantwoordelijkheid, inclusief maatregelen ter bescherming van het kind, los van ieder verband met een procedure in huwelijkszaken, zodat moet worden uitgegaan van een ruim toepassingsbereik.
De rechtbank stelt vast dat in de uitspraak van het Birmingham County Court d.d.
1 november 2007 geen beslissing is genomen over de gezagsrelatie tussen de man de minderjarigen. Nu de vrouw verzoekt voor recht te verklaren dat de man de gezaghebbende vader van de kinderen is en daarmee kennelijk het gezagsrecht van de man als vader van de kinderen wenst te doen ontstaan dan wel te bevestigen, is de rechtbank van oordeel dat het verzoek valt binnen het toepassingsbereik van de Verordening.
Vervangende toestemming
Het (subsidiaire) verzoek tot vervangende toestemming valt naar het oordeel van de rechtbank eveneens binnen het temporele (art. 64 lid 1), formele (art. 8 lid 1) en materiële toepassingsgebied van de Verordening. Uit de wetsgeschiedenis (MvT, TK 1987-1988,
20 393) blijkt immers dat de vervangende toestemming van de rechter ten behoeve van de verstrekking van Nederlandse reisdocumenten als bedoeld in artikel 34 van de Paspoortwet invulling geeft aan de uitoefening van de ouderlijke verantwoordelijkheid of die van eventuele gezagsdragers, waarbij de rechter het belang van het kind om vrij te kunnen reizen mede in aanmerking zal nemen. Deze regeling knoopt nadrukkelijk aan bij de regeling inzake geschillen tussen ouders over de uitoefening van het ouderlijk gezag. Voorts is in de Paspoortwet niet uitdrukkelijk bepaald dat slechts de Nederlandse rechter bevoegd is om vervangende toestemming te verlenen. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat vervangende rechterlijke toestemming in de zin van artikel 34 lid 2 Paspoortwet is bedoeld als maatregel betreffende de ouderlijke verantwoordelijkheid en niet is bedoeld als behorend tot de verstrekking van Nederlandse reisdocumenten als zodanig of als een nadere bevoegdheid betreffende de staat van personen, waarmee het verzoek tot vervangende toestemming onder het bereik van de Verordening valt. Het feit dat de Paspoortwet een publiekrechtelijke regeling is, maakt dit niet anders (zie ook Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen 27 november 2007, C-435/06).
Gerechtelijke vaststelling van het vaderschap
Het verzoek van de vrouw het vaderschap van de man over de kinderen gerechtelijk vast te stellen valt naar het oordeel van de rechtbank eveneens onder het werkingsbereik van de Verordening nu bij toewijzing van het verzoek een gezagsrecht voor de man zou ontstaan.
Nu de verzoeken van de vrouw onder het toepassingsbereik van de Verordening vallen, dient aan de hand van de Verordening te worden bepaald of de Nederlandse rechter bevoegd is van de verzoeken kennis te nemen. Daartoe zijn de artikelen 8 en verder van de Verordening van belang.
Nu de kinderen ten tijde van het aanhangig maken van de zaak hun gewone verblijfplaats hadden in het Verenigd Koninkrijk, wijst art. 8 lid 1 van de Verordening de rechter in het Verenigd Koninkrijk - en derhalve niet de Nederlandse rechter – aan als bevoegde rechter om van de onderhavige verzoeken kennis te nemen. Dat de Engelse rechter reeds eerder naar deze zaak heeft gekeken, maakt het vorenstaande niet anders.
Het bepaalde in de artikelen 9, 10 en 12 van de Verordening maakt dit evenmin anders. Niet gebleken is dat sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 9 van de Verordening (behoud van de bevoegdheid door de rechter van de vorige gewone verblijfplaats van het kind). Evenmin doet zich een geval als bedoeld in artikel 10 van de Verordening (kinderontvoering) voor.
Ten aanzien van het beroep van de vrouw op artikel 12 lid 3 van de Verordening, waarbij zij stelt dat de kinderen vanwege hun nationaliteit een nauwe band hebben met Nederland en de ouders de bevoegdheid van de Nederlandse rechter uitdrukkelijk aanvaarden, overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank constateert uit de door de vrouw overgelegde bescheiden dat de man in de verschillende documenten met verschillende namen staat genoemd en dat in de documenten verschillende geboorteplaatsen en –data van de man staan vermeld. Zo staan op de geboorteakte van [minderjarige 3] andere namen en geboortegegevens van de man dan op het ‘Certificate of naturalisation’ van de man. De rechtbank kan derhalve niet vaststellen of de man de biologische vader van de voornoemde kinderen is en derhalve kan de rechtbank evenmin vaststellen of beide ouders de bevoegdheid van de Nederlandse rechter uitdrukkelijk aanvaarden, zodat de rechtbank ook op grond van dit artikel niet bevoegd is kennis te nemen van het geschil.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank zich onbevoegd verklaren om van de verzoeken kennis te nemen. De rechtbank overweegt daarbij ten overvloede dat [minderjarige 1] de achttienjarige leeftijd heeft bereikt zodat hij voor het aanvragen van zijn paspoort geen toestemming van zijn gezagsouders meer nodig heeft. De rechtbank wijst er voorts op dat de heer [A] heeft meegedeeld dat zodra de afstammingsrelatie tussen de man en [minderjarige 2] en [minderjarige 3] middels DNA-onderzoek is vastgesteld, daarmee de gezagsrelatie tussen de man en de kinderen vaststaat. De rechtbank geeft partijen in overweging daartoe de middelen in het Verenigd Koninkrijk aan te wenden.
Beslissing
De rechtbank:
verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van de verzoeken.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.W. de Wit, tevens kinderrechter, bijgestaan door mr. M.A.C. Herweijer als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 januari 2009.