Parketnummer 09/900816-08
Datum uitspraak: 4 februari 2009
De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte]
geboren te [plaats] (Nederlandse Antillen) op [geboortedatum] 1967,
[adres],
thans gedetineerd in de [penitentiaire inrichting]
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 21 januari 2009.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. Van Ravesteijn en van hetgeen door de raadsvrouw van verdachte mr. Zuurbier, advocaat te Amsterdam, en door de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 05 november 2008 te Delft, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon (motoragent [slachtoffer]) van het leven te beroven, opzettelijk als bestuurder van een (met een snelheid van ongeveer 60 kilometer per uur, althans een hoge en/of toenemende snelheid) rijdend motorvoertuig, terwijl voornoemde [slachtoffer] zich ter aanhouding van verdachte met zijn lichaam tussen het linkervoorportier en de deurstijl van voornoemd voertuig bevond en/of op de linkerdorpel van het voertuig stond en/of (tussentijds meermalen) met één of beide benen de grip op (de linkerdorpel van) het voertuig is verloren:
- die [slachtoffer] heeft getrapt en/of gebeten en/of geduwd en/of
- slingerende en/of heen-en-weer-gaande bewegingen heeft gemaakt met voornoemd
voertuig,
waardoor die [slachtoffer] na overbrugging van een afstand van ongeveer 134 meter uit/van het (op dat moment met hoge snelheid) rijdende voertuig is gevallen en (vervolgens) met zijn nek/rug/zij/bovenlichaam tegen een lantaarnpaal is terecht gekomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 05 november 2008 te Delft, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een ambtenaar werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening (motoragent [slachtoffer]), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet:
als bestuurder van een (met een snelheid van ongeveer 60 kilometer per uur, althans een hoge en/of toenemende snelheid) rijdend motorvoertuig, terwijl voornoemde [slachtoffer] zich ter aanhouding van verdachte met zijn lichaam tussen het linkervoorportier en de deurstijl van voornoemd voertuig bevond en/of op de linkerdorpel van het voertuig stond en/of (tussentijds meermalen) met één of beide benen de grip op (de linkerdorpel van) het voertuig is verloren:
- die [slachtoffer] heeft getrapt en/of gebeten en/of geduwd en/of
- slingerende en/of heen-en-weer-gaande bewegingen heeft gemaakt met voornoemd voertuig,
waardoor die [slachtoffer], na overbrugging van een afstand van ongeveer 134 meter, uit/van het (op dat moment met hoge snelheid) rijdende voertuig is gevallen en (vervolgens) met zijn nek/rug/zij/bovenlichaam tegen een lantaarnpaal is terecht gekomen, als gevolg waarvan die [slachtoffer] nekletsel en/of schaafwonden heeft opgelopen en/of zijn vingertopje (tijdelijk) is verloren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of
een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 05 november 2008 te Delft, in elk geval in Nederland, opzettelijk een ambtenaar, te weten [slachtoffer], gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, heeft getrapt en/of geduwd en/of gebeten, waardoor voornoemde ambtenaar letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij in of omstreeks de periode van 4 november 2008 tot en met 5 november 2008 te Amsterdam, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een Ford Escort ([kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [eigenaar auto], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 4 november 2008 tot en met 5 november 2008 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een auto (merk en type: Ford Escort, [kenteken]) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dit voertuig wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden,
dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte heeft geprobeerd een motoragent van het leven te beroven - subsidiair deze motoragent zwaar lichamelijk letsel toe te brengen - door, terwijl deze agent verdachte probeerde aan te houden en zich daartoe deels in de auto bevond waarin verdachte zat, met deze auto weg te rijden, die agent te trappen en duwen en met die auto te slingeren, waardoor die agent uiteindelijk van de auto viel en tegen een paal terechtkwam. Verdachte wordt er bovendien van verdacht de auto waarin hij reed te hebben gestolen, dan wel deze te hebben geheeld.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank verdachte zal vrijspreken van het onder 2 primair telastgelegde feit (diefstal) en dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte feit 1 primair (poging tot doodslag) en feit 2 subsidiair (opzetheling) heeft begaan.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft - onder overlegging van een pleitnota - geconcludeerd dat verdachte van het onder 1 primair telastgelegde feit moet worden vrijgesproken omdat primair niet kan worden aangenomen dat er een aanmerkelijke kans was dat de dood van de motoragent zou intreden en subsidiair dat niet kan worden gesteld dat verdachte die kans willens en wetens zou hebben aanvaard.
Zij heeft voorts aangevoerd dat verdachte van het onder 2 primair telastgelegde feit dient te worden vrijgesproken, nu het dossier voor bewezenverklaring van dat feit onvoldoende wettig en overtuigend bewijs biedt.
3.3 De beoordeling van de tenlastelegging (1)
Op grond van het verhandelde ter terechtzitting en de stukken van het dossier stelt de rechtbank het volgende vast. Op 5 november 2008 is verdachte als bestuurder van een personenauto, merk Ford, op de rijksweg A4 betrokken geraakt bij een aanrijding. Verdachte heeft met de auto de plaats van het ongeval verlaten, waarop de politie een achtervolging heeft ingezet. Tijdens deze achtervolging is verdachte met de door hem bestuurde auto op de Schoenmakerstraat te Delft tegen een lichtmast gereden en tot stilstand gekomen. Een motoragent, [slachtoffer], liep hierop naar de auto toe, opende het portier aan de bestuurderszijde en zei: "Politie, aangehouden, handen naar buiten" (2). De motoragent heeft verdachte vervolgens vastgepakt. Verdachte is op dat moment met de auto weggereden (3).
De motoragent stond toen op de linkerdorpel van de auto en had verdachte beet.(4) Verdachte ging steeds harder rijden (5). De motoragent heeft verdachte losgelaten en heeft zich aan de auto vastgehouden, zodat hij zich met zijn lichaam tussen het linkervoorportier en de deurstijl van de auto bevond (6). De motoragent raakte enkele malen met een of beide benen de grip op de dorpel waarop hij stond kwijt (7). Verdachte heeft de motoragent geduwd en getrapt (8) en heeft met de auto slingerende bewegingen gemaakt (9). Door deze handelingen is de motoragent uiteindelijk - ongeveer 134 meter vanaf de plaats waar hij verdachte voor de eerste maal heeft beetgepakt (10) - van de auto gevallen (11). De auto reed op dat moment met hoge snelheid (12). De motoragent is vervolgens met het bovenlichaam tegen een paal terechtgekomen (13).
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij door de wijze waarop de motoragent hem had beetgepakt - de agent had zijn rechterarm om zijn nek gelegd en met zijn linkerhand zijn linkerarm beetgepakt (14) - geen lucht meer kreeg en dat hij hierdoor in paniek raakte. Deze verklaring acht de rechtbank ongeloofwaardig. Verdachte had anders kunnen en moeten handelen. Daarenboven stelt de rechtbank vast dat verdachte op het moment dat de agent hem losliet - teneinde zichzelf voor zijn eigen veiligheid stevig aan de auto vast te houden - niet is gestopt en niet heeft gezegd dat hij wilde meewerken. Integendeel, verdachte heeft ten aanzien van zijn eerdere gedragingen tijdens de achtervolging en zijn verdere gedragingen verklaard dat hij zich hoe dan ook aan zijn aanhouding wilde onttrekken. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verdachte, anders dan hij zegt, welbewust heeft besloten om, nadat de motoragent hem had vastgepakt, weg te rijden in een poging zich van de agent te ontdoen. Hij heeft, terwijl hij zijn snelheid opvoerde, geprobeerd de agent van de auto af te krijgen. Door aldus te handelen heeft hij bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de gebeurtenis voor de motoragent dodelijk zou aflopen. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat als iemand van een rijdende auto valt, er een aanmerkelijke kans is dat die persoon daardoor zodanig gewond kan raken - hij kan, zoals in dit geval is gebeurd, tegen een paal of iets dergelijks terechtkomen, maar kan ook onder de auto raken en daarbij worden overreden- dat hij daardoor komt te overlijden.
De auto waarin verdachte die ochtend reed (Ford Escort, [kenteken]), was de avond daarvoor gestolen (15). Verdachte heeft hieromtrent verklaard dat hij op verzoek van een bekende met de auto op weg was naar een sloopbedrijf in Rotterdam. Omdat de autosleutel ontbrak, heeft hij de auto met een schaar heeft gestart (16). De kappen om het stuurhuis, het contactblokje en de bedrading waren verwijderd; het contactblokje lag onder het vakje in het stuurhuis (17). Nu er geen enkel bewijs is dat verdachte op enigerlei wijze betrokken is geweest bij de diefstal van de auto is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken. Gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden acht de rechtbank de subsidiair ten laste gelegde heling van de auto echter wettig en overtuigend bewezen. Uit de hiervoor genoemde omstandigheden leidt de rechtbank af dat verdachte, die in het verleden meerdere malen is veroordeeld wegens diefstal en heling van auto's, minst genomen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de auto van misdrijf afkomstig was, zodat het opzet van verdachte daarop - in de zin van voorwaardelijk opzet - kan worden bewezen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
hij op 05 november 2008 te Delft, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon (motoragent [slachtoffer]) van het leven te beroven, opzettelijk als bestuurder van een met toenemende snelheid rijdend motorvoertuig, terwijl voornoemde [slachtoffer] zich ter aanhouding van verdachte met zijn lichaam tussen het linkervoorportier en de deurstijl van voornoemd voertuig bevond en op de linkerdorpel van het voertuig stond en met één of beide benen de grip op de linkerdorpel van het
voertuig is verloren:
- die [slachtoffer] heeft getrapt en geduwd en
- slingerende bewegingen heeft gemaakt met voornoemd voertuig,
waardoor die [slachtoffer] na overbrugging van een afstand van ongeveer 134 meter van het op dat moment met hoge snelheid rijdende voertuig is gevallen en vervolgens met zijn bovenlichaam tegen een paal is terecht gekomen;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij in de periode van 4 november 2008 tot en met 5 november 2008 in Nederland, een auto (merk en type: Ford Escort, [kenteken]) voorhanden heeft gehad terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit voertuig wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
4. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van omstandigheden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder 2 primair telastgelegde feit zal worden vrijgesproken en dat verdachte terzake van de hem bij dagvaarding onder 1 primair en 2 subsidiair telastgelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, alsmede een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 5 jaren.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair geconcludeerd tot vrijspraak van de onder 1 primair en 2 primair telastgelegde feiten.
Subsidiair heeft zij een lagere straf dan door de officier van justitie gevorderd bepleit.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Verdachte is, na een wilde achtervolging door de politie, met de auto waarin hij reed tegen een lantaarnpaal tot stilstand gekomen. Toen een motoragent hem wilde aanhouden en hem daartoe vastpakte, is verdachte met die auto weggereden en heeft geprobeerd de motoragent, die aan de auto hing, daar vanaf te krijgen door hem te trappen en te duwen en door te slingeren met de auto. Toen de auto een aanzienlijke snelheid had, is de motoragent 'gelanceerd' en is met zijn bovenlichaam tegen een paal gekomen. Het feit dat de agent het er levend vanaf heeft gebracht en niet door de val is overleden is een kwestie van geluk en is niet aan verdachte te danken.
De rechtbank rekent het verdachte ernstig aan dat hij slechts oog heeft gehad voor zijn eigen belang en volstrekt geen rekening heeft gehouden met de gevolgen voor de agent. Dat die gevolgen groot zijn geweest - maar gelukkig niet tot de dood van de agent hebben geleid - is ter terechtzitting met name uit de door het slachtoffer voorgelezen verklaring gebleken.
Verdachte reed bovendien in een auto waarvan hij wist dat deze van misdrijf afkomstig was.
Uit een op verdachtes naam staand Uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister d.d.
6 november 2008 blijkt dat verdachte eerder veelvuldig met justitie in aanraking is geweest, onder andere wegens geweldsdelicten, diefstal en heling (van auto's). Hij is daarvoor tot onder andere forse gevangenisstraffen veroordeeld.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op de gespreksaantekening van de Forensische & intensieve zorginstelling Palier d.d. 7 november 2008 en het daarbij gevoegde voorlichtingsrapport van de Justitiële Verslavingszorg d.d. 14 oktober 2008.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank een gevangenisstraf als door de officier van justitie gevorderd passend en geboden, waarbij de rechtbank in aanmerking neemt dat verdachte heeft gepoogd zich te ontdoen van een politieagent die zijn werk deed. Daarnaast acht de rechtbank, nu verdachte de bewezenverklaarde poging tot doodslag met een motorrijtuig heeft gepleegd en hij dit motorrijtuig op dat moment bestuurde, een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van aanzienlijke duur eveneens geboden.
7. De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel
7.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] en heeft tevens gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 3.500,-ten behoeve van voornoemde benadeelde partij.
De officier van justitie heeft voorts geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [eigenaar auto] tot een bedrag van € 350,- en tot niet-ontvankelijk verklaring voor het overige.
7.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de vordering van [slachtoffer], indien de rechtbank het onder 1 primair telastgelegde feit bewezen acht, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [eigenaar auto] heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat - bij vrijspraak van het onder 2 primair telastgelegde - deze dient te worden afgewezen, dan wel dat de benadeelde partij niet ontvankelijk in zijn vordering dient te worden verklaard, nu de schade niet rechtstreeks voortvloeit uit de telastgelegde heling.
7.3. Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 3.500,-.
De rechtbank acht deze vordering als voorschot op een vergoeding ter zake van immateriële schade tot dat bedrag naar billijkheid toewijsbaar en in zoverre eenvoudig vast te stellen, nu door of namens de verdachte de omvang daarvan niet is betwist en nu vast is komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 2 primair bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 5 november 2008 is ontstaan.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
[eigenaar auto] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding groot € 969,-.
De rechtbank acht de vordering, voor zover deze betrekking heeft op de dagwaarde van de auto (€ 350,-), van zo eenvoudige aard dat dit deel van de vordering zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Verdachte wordt weliswaar vrijgesproken van de hem onder 2 primair telastgelegde diefstal van de auto, doch uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat het handelen van verdachte met deze auto terwijl hij die auto onder zich had er toe heeft geleid dat de waarde van de auto tot nihil is gereduceerd. Onder deze omstandigheden kan worden gesteld dat de schade voor de benadeelde partij rechtstreeks voortvloeit uit de onder 2 subsidiair telastgelegde en bewezenverklaarde opzetheling.
De hoogte van dit deel van de vordering is door of namens de verdachte niet betwist en is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 350,-.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren, aangezien dit deel van de vordering niet is onderbouwd en daarom in zoverre niet van zo eenvoudige aard is dat het zich leent voor behandeling in deze strafzaak. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
10. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 36f, 45, 57, 287 en 416 van het Wetboek van Strafrecht;
- 179a van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
11. De beslissing
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding onder 2 primair tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1 primair en 2 subsidiair tenlastegelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 primair:
POGING TOT DOODSLAG;
ten aanzien van feit 2 subsidiair:
OPZETHELING;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op : 5 november 2008,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 7 november 2008;
ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van 3 jaren;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer], een bedrag van € 3.500,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 5 november 2008 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 3.500,- ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer];
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 47 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [eigenaar auto] gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [eigenaar auto], een bedrag van € 350,-;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
verklaart de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat hij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 350,- ten behoeve van het slachtoffer genaamd [eigenaar auto];
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 7 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
Dit vonnis is gewezen door
mrs. Steenhuis, voorzitter,
Van Dorp en Goudswaard, rechters,
in tegenwoordigheid van Rietbroek, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 februari 2009.
Mr. Goudswaard is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
(1) Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar dossierpagina's betreffen dit de pagina's van de doorgenummerde processen-verbaal van politie Haaglanden, genummerd PL1581/2008/26678-34, d.d. 6 november 2008 respectievelijk genummerd PL1581/2008/26678-76, d.d. 13 december 2008, met bijlagen.
(2) Proces-verbaal van bevindingen blz 40.
(3) Processen-verbaal van bevindingen, blz 40, 43 en 46.
(4) Proces-verbaal van bevindingen, blz 43.
(5) Processen-verbaal van bevindingen blz 40 en 46.
(6) Proces-verbaal van bevindingen, blz 40.
(7) Proces-verbaal van verhoor aangever, blz 95 en proces-verbaal van bevindingen, blz 46.
(8) Proces-verbaal van bevindingen, blz 40.
(9) Proces-verbaal van bevindingen, blz 40, 43 en 46.
(10) Het ambtsedig proces-verbaal verkeersincident, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, nummer PL1600/08-219178, d.d.30 november 2008, blz 4.
(11) Processen-verbaal van bevindingen, blz 41, 43 en 46.
(12) Processen-verbaal van bevindingen, blz 40 en 46.
(13) Processen-verbaal van bevindingen, blz 41, 43 en 46.
(14)
(15) Verklaring verdachte ter terechtzitting d.d. 21januari 2009 en proces-verbaal, blz 78.
(16) Verklaring verdachte ter terechtzitting d.d. 21 januari 2009.
(17) Proces-verbaal, blz 47.