Uitspraak
VOORZIENINGENRECHTER VAN DE Rechtbank 's-Gravenhage
UITSPRAAK ingevolge artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Op het verzoek om een voorlopige voorziening en op het beroep van
IPROCESVERLOOP
IIOVERWEGINGEN
Op grond van de in dit onderzoek afgelegde verklaringen heeft verweerder geconcludeerd dat:
- op 17 juni 2008 een voorval heeft plaatsgevonden, waarbij verzoeker en andere collega’s, onder verwijzing naar een op de kamer aanwezige dildo dan wel stressbal in de vorm van een penis, opmerkingen van seksistische aard hebben gemaakt tegen een vrouwelijke collega;
- verzoeker regelmatig met meerdere mensen naar pornofilms heeft gekeken terwijl bekend was dat er binnen Defensie een verbod op het in groepsverband bekijken van porno geldt;
- verzoeker op 18 juni 2008 een vrouwelijke collega tegen haar wil in haar borst heeft geknepen.
Naar vaste jurisprudentie hanteert de Centrale Raad van Beroep (hierna: CRvB) ten aanzien van disciplinaire straffen als toetsingsmaatstaf dat de bestuursrechter in ambtenarenzaken, die een besluit tot oplegging van een disciplinaire straf dient te beoordelen, dient vast te stellen of de betrokken ambtenaar zich schuldig heeft gemaakt aan het plichtsverzuim ter zake waarvan het bestuursorgaan hem de straf heeft opgelegd. De overtuiging dat er sprake is van plichtsverzuim zal de rechter moeten toetsen aan deugdelijk vastgestelde gegevens die aan het bestuursorgaan ter beschikking hebben gestaan bij het nemen van het strafbesluit. De voorzieningenrechter verwijst hierbij onder meer naar de uitspraak van de CRvB van 28 september 2000 (TAR 2000/154). Voorts moet het plichtsverzuim de ambtenaar zijn toe te rekenen en dient de opgelegde straf evenredig te zijn aan de ernst van het gepleegde plichtsverzuim.