ECLI:NL:RBSGR:2008:BM2779

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
17 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 07/898 IB/PVV
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht opgelegde navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen door onjuiste gegevensverwerking

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank 's-Gravenhage op 17 september 2008, staat de navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen over het jaar 1998 centraal. Eiser, wonende te [Z], heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de inspecteur van de Belastingdienst [te P], die een navorderingsaanslag heeft opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de inspecteur bij het vaststellen van de aanslag een verlies uit het jaar 1996 ten onrechte heeft verrekend, terwijl dit verlies al eerder was verrekend met het belastbare inkomen over 1994.

De rechtbank heeft de argumenten van eiser, die aanvoert dat de navorderingsaanslag onterecht is opgelegd vanwege een ambtelijk verzuim, in overweging genomen. De inspecteur heeft zich op het standpunt gesteld dat er sprake is van een vergissing vergelijkbaar met een schrijf-, reken-, of tikfout. Tijdens de zitting heeft de inspecteur verklaard dat bij de verwerking van de staffelstaat in het elektronische systeem van de Belastingdienst geen rekening is gehouden met de verliesverrekening, wat heeft geleid tot de onterecht opgelegde aanslag.

De rechtbank concludeert dat de behandelend ambtenaar abusievelijk een verlies in mindering heeft gebracht bij het vaststellen van de aanslag. De rechtbank oordeelt dat dit niet kan worden gekwalificeerd als een eenvoudige vergissing, maar als een fout die voortvloeit uit onjuiste gegevensverwerking. Gelet op deze bevindingen verklaart de rechtbank het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak op bezwaar en de belastingaanslag, en veroordeelt de Belastingdienst in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 644. Tevens wordt de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) aangewezen als de rechtspersoon die dit bedrag aan eiser moet voldoen. Eiser heeft recht op vergoeding van het door hem betaalde griffierecht van € 38.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 07/898 IB/PVV
Uitspraakdatum: 17 september 2008
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[X], wonende te [Z], eiser,
en
de inspecteur van de Belastingdienst [te P], verweerder.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van verweerder van 22 december 2006 op het bezwaar van eiser tegen de aan eiser voor het jaar 1998 opgelegde navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van ƒ 79.720 van wijlen de heer [A] (aanslagnummer [nummer]).
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 september 2008.
Eiser is daar in persoon verschenen, bijgestaan door mr. drs. [B]. Namens verweerder is verschenen [C].
1. Beslissing
De rechtbank:
-verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt de uitspraak op bezwaar;
-vernietigt de belastingaanslag en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
-veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 644, en wijst de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) als de rechtspersoon aan die dit bedrag aan eiser moet voldoen;
-gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) het door eiser betaalde griffierecht van € 38 vergoedt.
2. Gronden
2.1. Bij het vaststellen van de aanslag inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen over het jaar 1998 heeft verweerder een verlies uit het jaar 1996 van ƒ 72.426 verrekend. Dit verlies was al eerder middels carry back verrekend met het belastbare inkomen over 1994.
2.2. Tussen partijen is in geschil of de onderwerpelijke navorderingsaanslag, waarin het ten onrechte verrekende verlies uit 1996 is teruggenomen, terecht aan eiser is opgelegd.
2.3. Eiser voert aan dat de navorderingsaanslag ten onrechte is opgelegd, omdat sprake is van een ambtelijk verzuim. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van een met een schrijf-, reken-, of tikfout vergelijkbare vergissing.
2.4. Ter zitting heeft verweerder - zakelijk weergegeven - verklaard dat bij het verrekenen van het verlies uit 1996 met het belastbare inkomen uit 1994 verzuimd is dit verlies af te boeken op de daarvoor bestemde staffelstaat. Dat gebeurt door een ervaren medewerker. Vervolgens is bij de verwerking van de staffelstaat in het elektronische systeem van de Belastingdienst door een administratief medewerker geen rekening gehouden met die verliesverrekening. Bij het opleggen van de aanslag over het jaar 1998 is vervolgens door de aanslagregelaar ten onrechte het verlies uit 1996 nogmaals verrekend.
2.5. Uit hetgeen verweerder ter zitting heeft verklaard leidt de rechtbank af dat de behandelend ambtenaar bij het vaststellen van de aanslag op het belastbare inkomen abusievelijk een verlies in mindering heeft gebracht. De rechtbank is van oordeel dat daarbij geen sprake is van een schrijf-, reken-, overname-, of intoetsfout, maar van een fout die het gevolg is van een onjuiste gegevensverwerking, welke voortvloeit uit een bepaalde werkwijze waarvoor binnen de Belastingdienst of op een eenheid is gekozen. In dat geval moet verweerder worden geacht de gevolgen van die werkwijze voor zijn rekening te hebben willen nemen (vgl. HR 14 april 2006, nr. 40 958, BNB 2006/315).
2.6. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep gegrond.
2.7. Niet is gebleken dat in de bezwaarfase om een kostenvergoeding is verzocht. De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 644 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322 en een wegingsfactor 1).
Deze uitspraak is gedaan op 17 september 2008 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. K.M. Braun, in tegenwoordigheid van mr. I.H.H.L. Kolthof, griffier.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2.- het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.