ECLI:NL:RBSGR:2008:BH3702

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
12 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 07/33269
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een aanvraag tot vergoeding van legeskosten voor een verblijfsvergunning op medische gronden

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 12 december 2008 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Azerbeidzjaanse vrouw geboren in 1972, en het bestuur van het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers (COA). Eiseres had een aanvraag ingediend voor een vergoeding van legeskosten die zij had gemaakt in verband met een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, met als doel het ondergaan van medische behandeling. Het COA had deze aanvraag afgewezen, met als argument dat legeskosten niet als buitengewone kosten worden vergoed volgens de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen (Rva) 2005.

De rechtbank overwoog dat het bestreden besluit niet onbevoegd was genomen, ondanks het ontbreken van de naam van de ondertekenaar. De rechtbank stelde vast dat de manager Opvang, cluster Drenthe, bevoegd was om het besluit te nemen. Eiseres had aangevoerd dat het besluit in strijd was met het gelijkheidsbeginsel en dat er geen goede onderbouwing was voor de afwijzing van haar aanvraag. De rechtbank oordeelde echter dat de Rva 2005 geen ruimte bood voor afwijkingen van het beleid en dat de legeskosten niet onder de buitengewone kosten vielen die vergoed konden worden.

De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit de rechterlijke toets kon doorstaan en verklaarde het beroep van eiseres ongegrond. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was om een van de partijen te veroordelen in de proceskosten. Eiseres heeft de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, binnen een termijn van vier weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank 's-Gravenhage
zittinghoudende te Amsterdam
enkelvoudige kamer vreemdelingenzaken
Uitspraak
artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
jo artikel 71 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)
reg. nr.: AWB 07/33269
V-nr:
inzake: eiseres, geboren in 1972, van Azerbajdzjaanse nationaliteit, wonende te Emmen, eiseres,
gemachtigde: mr. B.A. Palm, advocaat te Utrecht,
tegen: Het bestuur van het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers (COA), verweerder.
I. PROCESVERLOOP
1. Bij besluit van 27 juli 2007 heeft verweerder de aanvraag van eiseres van 12 juni 2006 tot verlening van een vergoeding van de door eiseres verschuldigde legeskosten ten behoeve van een door eiseres ingediende aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking “ het ondergaan van medische behandeling “ afgewezen. Op 27 augustus 2007 heeft de rechtbank het beroepschrift van eiseres ontvangen.
2. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 november 2008. Eiseres en haar gemachtigde zijn beiden met voorafgaande kennisgeving niet verschenen. Verweerder heeft zich met voorafgaande kennisgeving niet doen vertegenwoordigen.
3. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
II. OVERWEGINGEN
1. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat legeskosten niet als buitengewone posten worden vergoed. Hiertoe is redengevend dat de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie met de invoering van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen (Rva) 2005 het oogmerk had om, overeenkomstig het beleid, legeskosten niet langer als buitengewone kosten te vergoeden. Het uitgangspunt is dat voor on- en minvermogenden geen apart tarief zal gelden en evenmin in een hardheidsclausule zal worden voorzien. Tevens is de vreemdeling zelf verantwoordelijk voor het nakomen van zijn (financiële) verplichtingen.
2. Eiseres heeft - zakelijk weergegeven - de volgende beroepsgronden tegen het bestreden besluit aangevoerd. Eiseres komt in aanmerking voor Rva verstrekkingen, maar is (financieel) niet in staat uit deze toelage het legestarief, dat door de Immigratie- en Naturalisatiedienst is bepaald, te voldoen. Zoals uit recente medische informatie blijkt heeft eiseres wel degelijk grond tot het indienen van de aanvraag tot afgifte van een reguliere vergunning met als doel verblijf op medische gronden. Dit leidt tot de conclusie dat indien eiseres door verweerder vergoeding van de leges wordt onthouden, zij in de positie geraakt dat haar de toegang tot de reguliere verblijfsprocedure wordt onthouden. Dit is in strijd met het gelijkheidsbeginsel en met de redelijkheid en billijkheid. Voorts is het bestreden besluit in strijd met het bepaalde in artikel 4:8 (de rechtbank begrijpt 4:84) van de Awb nu uit het bestreden besluit niet blijkt waarom in het geval van eiseres geen aanleiding is gevonden om van het beleid af te wijken. Eiseres verwijst in dit verband naar de uitspraak van 17 februari 2006 (AWB 05/55522) van deze rechtbank, zittingsplaats Den Bosch. Ten slotte blijkt uit de ondertekening van het bestreden besluit niet wie de ondertekenaar is en dus is niet duidelijk of het besluit bevoegd is genomen. In dit kader verwijst eiseres naar de uitspraak van 21 februari 2006 (AWB 05/42247) van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond.
De rechtbank overweegt als volgt.
3. In artikel 9, eerste lid, aanhef en onder g, van de Rva 2005 is bepaald dat de opvang in een opvangvoorziening in elk geval de betaling van buitengewone kosten omvat.
4. In artikel 17, eerste lid, van de Rva 2005 wordt bepaald dat een asielzoeker een vergoeding kan ontvangen voor buitengewone kosten, zoals bedoeld in artikel 9, eerst lid, aanhef en onder g, van de Rva 2005, die hij heeft gemaakt. Ingevolge het tweede lid van dit artikel zijn buitengewone kosten noodzakelijke kosten die vanwege hun aard of hoogte in redelijkheid niet geacht kunnen worden door de asielzoeker zelf te worden betaald. Voorts bepaalt het vijfde lid van voormeld artikel dat kosten die samenhangen met een door een asielzoeker ingediende aanvraag als bedoeld in artikel 24 van de Vw 2000 (..) in ieder geval geen buitengewone kosten zijn zoals bedoeld in het eerste lid van dit artikel. In het zesde lid is een uitzondering opgenomen op de hoofdregel dat legeskosten niet voor vergoeding als buitengewone kosten in aanmerking komen. Deze uitzondering geldt alleen voor de in het zesde lid omschreven gevallen.
5. Uit de toelichting op artikel 17 van de Rva 2005 blijkt dat een asielzoeker aanspraak heeft op vergoeding van buitengewone kosten ingeval het noodzakelijke kosten betreft en in die kosten niet op andere wijze kan worden voorzien. Voorwaarde hierbij is dat de kosten in enige mate (direct of indirect) gerelateerd zijn aan het verblijf in de voorziening of aan de (medische en mentale) situatie van betrokkene. Dit betekent dat het mogelijk is dat ook kosten vergoed worden die niet opgehangen zijn aan, of verbonden zijn met de asielprocedure.
6. Met de publicatie in de Staatscourant op 12 september 2006 (nr. 177, pagina 7) is de Rva 2005 in vorenbedoelde zin gewijzigd. Blijkens artikel II van het wijzigingsbesluit werkt deze wijziging terug tot 1 januari 2006. Nu het bestreden besluit dateert na de datum van de inwerkingtreding van het wijzingsbesluit van de Rva 2005 heeft verweerder deze terecht op de situatie van eiseres van toepassing geacht.
7. In artikel 17, vijfde lid, van de Rva 2005 is expliciet opgenomen dat vergoeding van de legeskosten ten behoeve van een aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning regulier in ieder geval geen buitengewone kosten zijn zoals bedoeld in het eerste lid van artikel 17 van de Rva 2005. Dit wordt bevestigd door de uitleg die de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie aan de Rva 2005 heeft gegeven in de door verweerder overgelegde brieven van 8 maart 2005 en 6 juli 2005 aan de algemeen directeur van het COA. Meegedeeld is dat beoogd was om met de publicatie van de Rva 2005 een einde te maken aan de praktijk om vreemdelingen die tijdens het verblijf in een opvangvoorziening een aanvraag indienen voor een tijdelijke verblijfsvergunning regulier, de leges voor die aanvraag te vergoeden.Voorts wordt meegedeeld dat de zinsnede in de toelichting op artikel 17 van de Rva 2005“kostengerelateerd moeten zijn aan de (medische of mentale) situatie van betrokkene”, begrepen dient te worden als het bieden van een mogelijkheid aan het orgaan om een financiële bijdrage te kunnen leveren als zich een incidenteel, acuut medisch geval voordoet, dat zonder vergoeding van bijgaande kosten door het orgaan, als schrijnend kan worden aangemerkt. Deze zinsnede beoogt niet in de mogelijkheid te voorzien dat verweerder de leges voor een reguliere aanvraag voor medische behandeling vergoedt. Gesteld noch gebleken is voorts dat eiseres voldoet aan de uitzonderingsbepalingen zoals geformuleerd in artikel 17, zesde lid, van de Rva 2005. Gelet op het vorenstaande is er sprake van een gebonden bevoegdheid en heeft verweerder geen ruimte voor een eigen afweging. Het bestuursorgaan handelt volgens de Rva 2005, welke regeling geen ruimte biedt om af te wijken van de regel dat legeskosten niet vallen onder de buitengewone kosten die op grond van de Rva 2005 moeten worden vergoed. Nu het beroep van eiseres op het gelijkheidsbeginsel en de redelijkheid en billijkheid niet nader is onderbouwd, faalt deze beroepsgrond.
8. De beroepsgrond van eiseres dat verweerder op grond van artikel 4:84 van de Awb dient af te wijken van het gevoerde beleid kan voorts naar het oordeel van de rechtbank niet worden gevolgd nu artikel 4:84 van de Awb ziet op beleidsregels en de Rva 2005 een algemeen verbindend voorschrift is, waarvan verweerder niet kan afwijken.
9. Ten aanzien van de beroepsgrond van eiseres dat het bestreden besluit onbevoegd is genomen, overweegt de rechtbank tot slot als volgt. Blijkens het bestreden besluit is het besluit feitelijk genomen door de manager Opvang, cluster Drenthe, namens de algemeen directeur, namens het Bestuur van het COA. Niet bestreden is dat deze functionaris bevoegd was tot het nemen van het besluit. Het enkele ontbreken van de naam van de ondertekenaar maakt niet dat het bestreden besluit onbevoegd is genomen. Evenmin kan daaruit worden afgeleid dat de handtekening onder het besluit niet van de desbetreffende ondertekenaar is. De verwijzing door eiser naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond van 21 februari 2006 maakt dat oordeel niet anders, aangezien in die zaak het besluit feitelijk genomen was door een functionaris ten aanzien van wie er, anders dan de manager Opvang, geen formeel ondermandaat was geregeld. De beroepsgrond faalt derhalve
10. De conclusie is dat het bestreden besluit de rechterlijke toets kan doorstaan. Daarom zal de rechtbank het beroep ongegrond verklaren.
11. Van omstandigheden op grond waarvan een van de partijen zou moeten worden veroordeeld in de door de andere partij gemaakte proceskosten, is de rechtbank niet gebleken.
III. BESLISSING
De rechtbank
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Jonkers, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Soylu, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 12 december 2008.
De griffier De voorzitter
Afschrift verzonden op:
Conc.: SSS
Coll: EW
D: B
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). De termijn voor het instellen van hoger beroep bedraagt vier weken. Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.