ECLI:NL:RBSGR:2008:BH3536
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van de bewaring van een Surinaamse vreemdeling in het kader van de verblijfsvergunning
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 24 december 2008 uitspraak gedaan over de rechtmatigheid van de bewaring van eiser, een Surinaamse vreemdeling, die in detentie verbleef. Eiser had in 2005 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning met als doel het uitoefenen van gezinsleven, zoals bedoeld in artikel 8 van het EVRM. De rechtbank oordeelde dat de belangenafweging in het voordeel van eiser uitviel, omdat hij door het indienen van een aanvraag in persoon bij het Surinaamse consulaat een paspoort en daarmee een verblijfsvergunning kon verkrijgen. De rechtbank stelde vast dat het niet beschikken over een geldig paspoort de enige reden was voor de afwijzing van de vergunning, en dat eiser nu enkel door in persoon op het consulaat een aanvraag kon indienen.
De rechtbank weegt de belangen van eiser, die een groot belang heeft bij de opheffing van de bewaring, tegen de belangen van verweerder, de staatssecretaris van Justitie. Hoewel verweerder aanvoert dat eiser criminele antecedenten heeft, oordeelt de rechtbank dat deze niet zwaarwegend genoeg zijn om de belangenafweging in het voordeel van verweerder te laten uitvallen. De rechtbank wijst erop dat de strafrechtelijke veroordeling van eiser uit 1995, gezien het tijdsverloop, weinig gewicht in de schaal legt. Bovendien is eiser in september 2008 aangehouden voor winkeldiefstal, maar er heeft nog geen veroordeling plaatsgevonden.
De rechtbank concludeert dat de voortduring van de bewaring niet langer gerechtvaardigd is, vooral omdat de wettelijke beslistermijn is verstreken en er geen beslissing is genomen op het bezwaarschrift van eiser. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, heft de maatregel op met ingang van 24 december 2008 en veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 644,--. Deze uitspraak is gedaan door de voorzitter, mr. A.W.C.M. van Emmerik, en is bekendgemaakt op dezelfde datum.