Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer 09/920366-08; 09/765492-08 (t.t.g.)
Rolnummer 0007
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaken van de officier van justitie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [datum] 1994 te [plaats] ([land]),
wonende te [adres],
thans civielrechtelijk verblijvende in het Forensisch Centrum Teylingereind te Sassenheim.
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting met gesloten deuren van 11 december 2008.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. I. de Vink, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. B.S. van Unnik-van Sluis heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding met parketnummer 09/920366-08 en het hem bij dagvaarding met parketnummer 09/765492-08 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 80 dagen, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. De officier van justitie heeft hierbij aangegeven dat zij ervan uitgaat dat de strafrechtelijke plaatsing van verdachte wordt omgezet in een gesloten plaatsing in het civielrechtelijke kader van een ondertoezichtstelling.
De officier van justitie heeft tevens gevorderd dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen voorwaardelijk wordt opgelegd, met een proeftijd van twee jaar, en als de bijzondere voorwaarden begeleiding door de gezinsvoogd/jeugdreclassering en het volgen van een behandeling bij het Palmhuis.
De tenlastelegging.
Aan verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen, gemerkt A1 en A2.
Vrijspraak.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding met parketnummer 09/920366-08 onder het eerste alternatief/cumulatief is ten laste gelegd alsook hetgeen aan verdachte bij dagvaarding met parketnummer 09/765493-08 is ten laste gelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het bij dagvaarding met parketnummer 09/920366-08 onder het eerste alternatief/cumulatief ten laste gelegde feit dat de rechtbank het voltooide delict bewezen acht, maar dat slechts de poging ten laste is gelegd, zodat vrijspraak van dit feit dient te volgen.
Ten overvloede overweegt de rechtbank dat het door de raadsman gevoerde verweer dat het tijdelijk gebruik maken van een motorrijtuig zonder de bedoeling tot toeëigening, maar tegen de wil van de eigenaar, geen diefstal met geweld maar joyriding in de zin van artikel 11 Wegenverkeerswet 1994 oplevert, geen steun vindt in de bewijsmiddelen.
De bewijsmiddelen.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
De bewezenverklaring.
Door de inhoud van de vorenstaande bewijsmiddelen staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het bij dagvaarding met parketnummer 09/920366-08 onder het tweede alternatief/cumulatief vermelde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de tenlastelegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de tenlastelegging zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijf oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgrond aannemelijk is geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit en de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan poging tot afpersing van een bromfiets en van geld. Verdachte en zijn mededader hebben geprobeerd het slachtoffer door gebruik van geweld en onder dreiging van een mes te dwingen om zijn bromfiets af te geven. Ook hebben zij hem zodanig bedreigd dat hij zich gedwongen voelde geld te gaan pinnen. De omstandigheden waaronder het feit heeft plaatsgevonden zijn door een jongen, die deel uitmaakte van de omstanders, met zijn mobiele telefoon gefilmd en dit filmpje is in de media diverse malen getoond.
Uit de beelden, die door de officier van justitie ook ter zitting zijn getoond, valt op te maken dat verdachte en zijn mededader zich hondsbrutaal hebben gedragen en op dwingende en agressieve wijze hebben geprobeerd de scooter en geld te pakken te krijgen. Door deze handelwijze van verdachte en zijn mededader is het zeker aannemelijk dat het slachtoffer zich bedreigd voelde, temeer nu verdachte en zijn mededader - alvorens geweld tegen het slachtoffer te gebruiken - al op de scooter zijn gaan zitten, terwijl zij hiervoor geen toestemming hadden.
Slachtoffers van een dergelijk gewelddadig delict kunnen nog gedurende langere tijd nadelige lichamelijke en/of psychische gevolgen van het gebeurde ondervinden, zoals ook blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaring. Het gebeurde heeft een enorme impact op het dagelijkse leven van het slachtoffer. De rechtbank rekent dit verdachte en zijn mededader zwaar aan. Verdachte en zijn mededader hebben ook geen respect getoond voor het eigendom van een ander.
De omstandigheid dat het delict op een grasveld, zijnde op de openbare weg, plaatsvond draagt er voorts aan bij dat de gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij in het algemeen toenemen.
Voorts is komen vast te staan dat verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister, in het verleden reeds eerder is veroordeeld tot een werkstraf voor de diefstal van een brom-/snorfiets.
De rechtbank heeft acht geslagen op het pro justitia rapport d.d. 27 november 2008 betreffende het psychologisch onderzoek van verdachte, opgesteld en ondertekend
door drs. [A].
Blijkens dit rapport is er bij verdachte sprake van een gedragsstoornis en een achterstand in zijn gewetens- en sociaal-emotionele ontwikkeling. Ook is er bij verdachte sprake van een achterstand in zijn cognitieve ontwikkeling. Gelet hierop kan verdachte ten aanzien van de ten laste gelegde feiten enigszins verminderd toerekeningsvatbaar worden geacht.
De kans op recidive wordt, zonder interventie, groot geacht. Aangegeven wordt dat verdachte een intensieve dag behandeling dient te volgen bij het Palmhuis van Stichting de Jutters.
Geadviseerd wordt deze behandeling op te leggen in het kader van een voorwaardelijke maatregel plaatsing in een inrichting voor jeugdigen, mocht een beschermingsonderzoek van de Raad voor de Kinderbescherming niet resulteren in een plaatsing van verdachte in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg in het civielrechtelijke kader.
Verdachte heeft geweigerd aan een onderzoek door een psychiater mee te werken.
De rechtbank neemt de conclusies ten aanzien van de mate van toerekeningsvatbaarheid en de kans op recidive uit voornoemd rapport over en maakt deze tot de hare.
De rechtbank heeft kennis genomen van diverse rapporten van de Raad voor de Kinderbescherming en de jeugdreclassering.
Blijkens het meest recente rapport van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 4 december 2008 is de Raad van mening dat het pedagogisch het meest wenselijk is om een voorlopige ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing van verdachte in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg in het civielrechtelijke kader te verzoeken. Geadviseerd wordt dan ook de voorlopige hechtenis van verdachte te schorsen teneinde zijn strafrechtelijke plaatsing om te zetten in een plaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg. Daarnaast wordt het opleggen van een voorwaardelijke jeugddetentiestraf geadviseerd.
Tijdens de behandeling ter terechtzitting heeft mevrouw [B], werkzaam bij de Raad voor de Kinderbescherming en gehoord als getuige-deskundige, meegedeeld dat de kinderrechter met ingang van 9 december 2008 in het civielrechtelijke kader een ondertoezichtstelling heeft uitgesproken en een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg heeft afgegeven en dat voorts van het Ministerie is vernomen dat de machtiging tot uithuisplaatsing met ingang van heden kan worden geëffectueerd. Mevrouw [B] heeft tevens aangegeven dat het de bedoeling is dat verdachte in het civiele kader in het Forensisch Centrum Teylingereind verblijft totdat hij in JJC geplaatst kan worden, naar verwachting over enkele weken, aangezien er momenteel geen wachtlijst is. In het JJC zal verdachte de behandeling krijgen die hij nodig heeft.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat een deels onvoorwaardelijke, deels voorwaardelijke straf een passende reactie vormt, met als bijzondere voorwaarde begeleiding door de jeugdreclassering dan wel de gezinsvoogd.
Het onvoorwaardelijke deel van de straf is gelijk aan de tijd die verdachte tot de datum van de schorsing van de voorlopige hechtenis, zijnde 15 december 2008, in voorarrest heeft doorgebracht.
Het voorwaardelijk opleggen van de maatregel plaatsing in een inrichting voor jeugdigen
is niet meer aan de orde, nu verdachte inmiddels in het civielrechtelijke kader in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg verblijft en in dat kader de behandeling die hij nodig heeft, zal krijgen.
Toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen:
45, 77a, 77g, 77h, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem bij dagvaarding
met parketnummer 09/920366-08 onder het eerste alternatief/cumulatief en bij dagvaarding met parketnummer 09/765492-08 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het bij dagvaarding met parketnummer 09/920366-08 onder het tweede alternatief/cumulatief ten laste gelegde feit, zoals hierboven omschreven, heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
POGING TOT AFPERSING, TERWIJL HET FEIT WORDT GEPLEEGD DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN OP DE OPENBARE WEG
verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezene en verdachte te dier zake strafbaar;
veroordeelt verdachte tot:
jeugddetentie voor de duur van 166 dagen
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot 83 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, zulks onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de hierbij op 2 jaar vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
onder de bijzondere voorwaarde:
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de Stichting Bureau Jeugdzorg, afdeling jeugdreclassering, tot het moment dat verdachte een gezinsvoogd heeft, waarna veroordeelde zich zal dienen te gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de Stichting Bureau Jeugdzorg, afdeling jeugdbescherming, zolang die instelling zulks nodig acht;
verstrekt aan bovengenoemde instelling de opdracht om aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarde krachtens het bepaalde bij artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht;
bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de hem onvoorwaardelijk opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht;
in verzekering gesteld op : 25 augustus 2008;
in voorlopige hechtenis gesteld op : 28 augustus 2008;
schorsing voorlopige hechtenis met ingang van : 9 september 2008;
opheffing schorsing voorlopige hechtenis met ingang van: 8 oktober 2008;
schorsing voorlopige hechtenis met ingang van :15 december 2008;
(in verband met plaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg)
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.C. Koekman, kinderrechter, voorzitter,
mr. H.M.D. de Jong, kinderrechter,
en mr. R.J. de Bruijn, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. de Witte, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 december 2008.