RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE
Nevenzittingsplaats ’s-Hertogenbosch
Sector bestuursrecht
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 december 2008
[eiser],
geboren op [..] augustus 1991,
nationaliteit Palestijnse,
verblijvende te [plaatsnaam] in jeugdinrichting [naam jeugdinrichting],
eiser,
gemachtigde mr. F.A. Broersma,
de staatssecretaris van Justitie,
te Den Haag,
verweerder,
gemachtigde drs. J.R. Toussaint.
Op 13 augustus 2008 is eiser op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) in bewaring gesteld.
Bij uitspraken van de rechtbank, zittinghoudende te ’s-Hertogenbosch, van 1 september 2008 en 28 oktober 2008, zijn eerdere beroepen, strekkende tot opheffing van de vreemdelingenbewaring, ongegrond verklaard.
Eiser heeft op 18 november 2008 beroep ingesteld tegen het voortduren van de vrijheidsontneming. Voorts is om schadevergoeding verzocht.
Naar aanleiding van het beroep heeft verweerder op 19 november 2008 een voortgangsrapportage ingezonden. De gemachtigde van eiser heeft hierop, na daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, gereageerd bij schrijven van 24 november 2008.
De zaak is behandeld op de zitting van 9 december 2008, waar eiser is verschenen bij gemachtigde. Verweerder is eveneens verschenen bij gemachtigde.
1. Anders dan de gemachtigde van eiser ziet de rechtbank, gelet op de voortgangsrapportage van verweerder, geen aanleiding eiser te horen.
2. Ter beoordeling ligt thans de vraag voor of er - nog steeds - voldoende perspectief bestaat op uitzetting van eiser en of verweerder voldoende voortvarend handelt teneinde de uitzetting te effectueren. Voorts is van belang te beoordelen of voortzetting van de bewaring ook overigens, bij afweging van de betrokken belangen, in redelijkheid nog gerechtvaardigd is.
3. Namens eiser is - kort weergegeven - aangevoerd dat zicht op uitzetting naar Marokko ontbreekt, dat onvoldoende voortvarend aan de uitzetting wordt gewerkt, mede gezien in het licht dat de duur van de bewaring bij minderjarigen tot een minimum moet worden beperkt. Voorts is betoogd dat het belang bij voortduring van de bewaring thans niet langer opweegt tegen het belang van eiser bij opheffing daarvan, gelet op zijn jeugdige leeftijd. Ten slotte is gesteld dat eiser niet op de juiste plek in bewaring verblijft. Eiser zit tussen autochtone jongere kinderen en wil geplaatst worden in een ander huis van bewaring, bij zijn vriend [...].
4. Onbetwist is dat eiser minderjarig is. Uit de gedingstukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat het onderzoek bij de Marokkaanse autoriteiten, waar eiser op 7 november 2008 in persoon is gepresenteerd, nog loopt en dat laatstelijk op 18 november 2008 is gerappelleerd. Voorts heeft verweerder op 4 november 2008 met eiser nog een vertrekgesprek gevoerd.
5. Gelet op het voorgaande bestaat er naar het oordeel van de rechtbank vooralsnog voldoende zicht op uitzetting en kan niet worden gesteld dat verweerder onvoldoende voortvarend aan de uitzetting van eiser werkt. Verweerders gemachtigde heeft aangegeven dat, gegeven de situatie, al het mogelijke in het werk wordt gesteld om met gepaste voortvarendheid aan de uitzetting van eiser te werken. In het kader hiervan mag dan ook van eiser mag worden verwacht dat hij alle informatie verstrekt, zoals de namen en telefoonnummers van zijn vrienden in Frankrijk. De stelling van eisers gemachtigde dat eiser wel degelijk relevante informatie heeft verstrekt en alles doet wat in zijn vermogen ligt, is niet nader onderbouwd. Eiser heeft alleen het telefoonnummer van zijn vriend [...] gegeven die momenteel ook in bewaring verblijft.
6. De rechtbank is van oordeel dat het voortduren van de bewaring niet in strijd is met de Vw 2000 en evenmin bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid ongerechtvaardigd is te achten. Hoewel het feit dat eiser minderjarig is een factor is die hierbij dient te worden betrokken, oordeelt de rechtbank dat de non-coöperatieve houding van eiser thans zwaarder dient te wegen. Daarbij is in aanmerking genomen dat eiser, hoewel de Palestijnse autoriteit heeft verklaard dat eiser niet de Palestijnse nationaliteit heeft, eiser blijft volharden dat hij wel de Palestijnse nationaliteit heeft. Verder heeft eiser, ondanks zijn toezegging zijn reis- en verblijfverhaal in Frankrijk op schrift te zullen stellen, dit nog steeds niet gedaan. Daarom moet ook na ommekomst van vier maanden het belang van verweerder bij voortduring van de bewaring zwaarder wegen dan het belang van eiser bij opheffing daarvan.
7. De door eiser gemaakte bezwaren tegen de locatie waar hij thans verblijft kunnen in deze procedure niet worden getoetst nu artikel 5.4 van het Vb 2000 geen criteria bevat op grond waarvan de plaatsing dient te worden beoordeeld. Verder is onbetwist dat de maatregel van bewaring thans ten uitvoer wordt gelegd in een huis van bewaring, geschikt voor minderjarigen. Daarmee is voldaan aan de in artikel 5.4 van het Vreemdelingenbesluit 2000 neergelegde criterium en is het in A6/1.5 van de vreemdelingencirculaire neergelegde beleid op juiste wijze ten uitvoer gelegd.
8. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
9. Beslist wordt als volgt.
- verklaart het beroep gericht tegen de bewaring ongegrond;
- wijst het verzoek om de Staat der Nederlanden te veroordelen tot schadevergoeding af.
Aldus gedaan door mr. J.R. van Es-de Vries als rechter in tegenwoordigheid van W.G.M. de Boer als griffier en in het openbaar uitgesproken op 16 december 2008.