ECLI:NL:RBSGR:2008:BG9511

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
24 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/530200-08
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal en openlijke geweldpleging tijdens jaarwisseling

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 24 december 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die samen met anderen zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal en openlijke geweldpleging. De feiten vonden plaats tijdens de jaarwisseling van 2007 op 2008, waarbij de verdachte en haar mededaders op brutale wijze de tuin van een buurtbewoner plunderden. Ze hebben een surfplank uit deze tuin weggenomen en deze op een vreugdevuur gegooid. De officier van justitie, mr. J.E. Hartjes, heeft gevorderd dat de verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken, met een proeftijd van twee jaar, en een werkstraf van veertig uren, subsidiair twintig dagen hechtenis. Daarnaast werd een schadevergoeding van € 1.003,- geëist ten behoeve van de benadeelde partij.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de surfplank die de verdachte in haar handen had, afkomstig was van diefstal en derhalve onrechtmatig verkregen. De verdachte heeft openlijk geweld gepleegd door de surfplank in het vuur te gooien, wat als openlijk in vereniging geweld plegen tegen deze surfplank wordt beschouwd. De rechtbank heeft de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat deze niet van zo eenvoudige aard was dat zij zich leende voor behandeling in deze strafzaak. De kosten die in verband met deze vordering zijn gemaakt, worden gecompenseerd door te bepalen dat de verdachte en de benadeelde partij ieder de eigen kosten dragen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken, die niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de voorwaarde dat zij zich gedurende de proeftijd van twee jaar niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. Daarnaast is een taakstraf van dertig uren opgelegd, met vervangende hechtenis van vijftien dagen voor het geval de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. De rechtbank heeft geoordeeld dat de straffen in overeenstemming zijn met de ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer 09/530200-08
(Verkort vonnis)
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
adres: [adres].
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 12 december 2008.
De verdachte is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
Er heeft zich een benadeelde partij gevoegd.
De officier van justitie mr. J.E. Hartjes heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het haar bij dagvaarding onder 1 en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, en een werkstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]. Roest.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 1.003,-, subsidiair 20 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij].
De tenlastelegging.
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
De bewijsmiddelen.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan acht de rechtbank bewezen en is zij tot de overtuiging gekomen dat de verdachte de op de dagvaarding onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de tenlastelegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de tenlastelegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Nadere bewijsoverweging.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan diefstal van een surfplank, afkomstig uit de tuin van [benadeelde partij].
Verdachte heeft blijkens verklaringen in het dossier, waaronder haar eigen verklaring, deze surfplank in haar handen gehad. Ook is uit deze verklaringen gebleken dat verdachte heeft gezien dat schuttingen van tuinen gesloopt waren en dat er spullen uit die tuinen werden weggenomen en op een vreugdevuur werden gegooid.
Verdachte heeft dan ook op zijn minst genomen bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat ook de door haar opgepakte surfplank afkomstig was uit een tuin en toebehoorde aan de eigenaar van die tuin. Door zich samen met anderen deze surfplank toe te eigenen heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal in vereniging van deze surfplank.
Uit het vorengaande blijkt dat de rechtbank van oordeel is dat de surfplank die verdachte in haar handen heeft gehad, afkomstig is van diefstal en derhalve onrechtmatig is verkregen. Blijkens meerdere verklaringen in het dossier heeft verdachte deze surfplank samen met anderen op een vreugdevuur op straat gegooid. Hiermee heeft zij openlijk geweld gepleegd tegen dit goed, waarbij het geweld heeft bestaan uit het gooien van deze surfplank in het vuur. Onder de onderhavige omstandigheden - de surfplank is uit een tuin weggenomen en in het openbaar op een vuur gegooid - is er sprake van openlijk in vereniging geweld plegen tegen deze surfplank.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan diefstal en openlijke geweldpleging. Tijdens de jaarwisseling van 2007 op 2008 hebben zij en haar mededaders zich op brutale wijze uitgeleefd op de eigendommen van een buurtbewoner. Nadat de tuin van deze buurtbewoner was geplunderd, hebben verdachte en haar mededaders een surfplank uit deze tuin weggenomen en deze op een vreugdevuur gegooid.
Openlijk geweld draagt bij aan gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. Het handelen van verdachte, zoals hierboven omschreven, getuigt van een gebrek aan respect voor het eigendom van anderen.
De rechtbank is alles afwegende van oordeel dat een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende reactie vormt, om verdachte in de toekomst van strafbare gedragingen te weerhouden.
Daarnaast is een taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te melden duur passend en geboden.
De vordering van de benadeelde partij.
[benadeelde partij] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 1.003,-.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in deze strafzaak. De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dit brengt mee, dat de rechtbank de kosten die in verband met deze vordering zijn gemaakt zal compenseren door te bepalen dat de verdachte en de benadeelde partij ieder de eigen kosten dragen.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 56, 141, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
1 en 2:
VOORTGEZETTE HANDELING VAN DIEFSTAL DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN EN OPENLIJK IN VERENIGING GEWELD PLEGEN TEGEN GOEDEREN;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) weken;
bepaalt, dat die straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
veroordeelt de verdachte te dier zake voorts tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van 30 uren;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van 15 dagen;
bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij] niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat hij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door
mrs H.J. de Graaff, voorzitter,
M.M. Meessen en B. Bastein, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F. Coskun, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 december 2008.
mr. Bastein is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.