ECLI:NL:RBSGR:2008:BG9053

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
19 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
279216 - HA RK 06-1288
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlies van Nederlandse nationaliteit door minderjarige als gevolg van de Toescheidingsovereenkomst inzake nationaliteiten

In deze zaak heeft verzoeker A. de rechtbank verzocht vast te stellen dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft bezeten en deze nog steeds bezit. De Staat der Nederlanden heeft echter betoogd dat A. de Nederlandse nationaliteit bij zijn geboorte heeft verloren, omdat zijn ouders, die in Suriname woonden, op grond van de Toescheidingsovereenkomst inzake nationaliteiten (TOS) de Surinaamse nationaliteit hebben verkregen en de Nederlandse nationaliteit hebben verloren. De mondelinge behandeling vond plaats op 6 november 2008, waarbij A. werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. M.J. van Basten Batenburg, en de Staat werd vertegenwoordigd door mr. drs. C.J. Cappon.

De rechtbank heeft vastgesteld dat A. op [datum] 1969 te Paramaribo is geboren en bij zijn geboorte de Nederlandse nationaliteit verkreeg. A. voerde aan dat de TOS een discriminatoir karakter heeft, omdat zijn ouders door financiële omstandigheden niet in Nederland konden vestigen, wat zou hebben geleid tot behoud van de Nederlandse nationaliteit voor hem. De rechtbank oordeelde echter dat de bepalingen van de TOS neutrale criteria hanteren en dat er geen sprake is van leeftijdsdiscriminatie, aangezien de TOS geen keuzemogelijkheid biedt voor de nationaliteit, zowel voor volwassenen als voor minderjarigen.

De rechtbank concludeerde dat de wijzen waarop het Nederlanderschap kan worden verkregen limitatief zijn en dat de argumenten van A. niet voldoende waren om zijn verzoek te onderbouwen. De rechtbank heeft het verzoek van A. dan ook afgewezen. De beschikking is gegeven door mr. A.C. Olland en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 19 december 2008.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht
JKL
zaaknummer / rekestnummer: 279216 / HA RK 06-1288
Beschikking van 19 december 2008
in de zaak van:
[Verzoeker A.]
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
advocaat: mr. M.J. van Basten Batenburg,
t e g e n:
DE STAAT DER NEDERLANDEN,
zetelende te ’s-Gravenhage,
vertegenwoordigd door mr. drs. C.J. Cappon.
Partijen worden hierna aangeduid met “[A.]” en “de Staat”.
1. Het procesverloop:
1.1 [A.] heeft een verzoekschrift ingediend waarin hij de rechtbank verzoekt vast te stellen dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft bezeten en deze nog steeds bezit.
1.2 De Staat heeft bij brief van 20 augustus 2008 zijn standpunt kenbaar gemaakt. Hij is van mening dat [A.] de Nederlandse nationaliteit die hij bij zijn geboorte verkreeg van rechtswege heeft verloren en dat niet is gesteld of gebleken dat [A.] nadien de Nederlandse nationaliteit heeft herkregen.
1.3 De mondelinge behandeling van het verzoekschrift heeft plaats gevonden op 6 november 2008. [A.] is verschenen, vergezeld van mr. M.J. van Basten Batenburg. Namens de Staat is mr. drs. C.J. Cappon verschenen. De officier van justitie heeft bij brief van 20 oktober 2008 medegedeeld dat van die zijde geen behoefte bestaat tot het bijwonen van de zitting.
2. De beoordeling:
2.1 [A.] is op [datum] 1969 te Paramaribo (Suriname) geboren uit het huwelijk van de heer [A.] en mevrouw [B.]. Op grond van het bepaalde in artikel 1 aanhef en on-der a van de Wet op het Nederlanderschap en het ingezetenschap (WNI) verkreeg [A.] bij zijn geboorte de Nederlandse nationaliteit.
2.2 Tijdens de inwerkingtreding van de Toescheidingsovereenkomst inzake nationaliteiten, gesloten tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname (TOS) op 25 november 1975, woonde [A.] met zijn ouders in Suriname.
De ouders van [A.] zijn beiden in Suriname geboren en zij hebben zich nimmer in Nederland gevestigd. Zij verkregen op grond van artikel 3 van de TOS met ingang van 25 november 1975 van rechtswege de Surinaamse nationaliteit en verloren op grond van artikel 2 lid 1 van de TOS de Nederlandse nationaliteit. [A.] volgde als minderjarige op grond van het bepaalde in artikel 6 lid 1 van de TOS de nationaliteit van zijn vader. Hij verkreeg hierdoor met ingang van 25 november 1975 de Surinaamse nationaliteit en verloor, evenals zijn ouders, de Nederlandse nationaliteit.
2.3 [A.] voert aan dat de TOS een discriminatoir karakter heeft omdat zijn ouders als gevolg van hun beperkte financiële positie indertijd niet in staat waren zich in Nederland te vestigen, hetgeen zij anders zeker gedaan zouden hebben. In dat geval zou hij de Nederlandse nationaliteit behouden. Voorts stelt hij dat het feit dat hij als minderjarige in dezen geen eigen keuze kon maken, leidt tot leeftijdsdiscriminatie.
2.4 In de artikelen 2 en 3 van de TOS wordt voor het verliezen van de Nederlandse-, respectievelijk het verkrijgen van de Surinaamse nationaliteit uitgegaan van neutrale criteria, te weten geboorte- en woon- of verblijfplaats. Reeds daarom kan niet geoordeeld worden dat deze bepalingen een discriminatoir karakter hebben. De omstandigheid dat de ouders van [A.] over onvoldoende financiële middelen beschikten om zich in Nederland te vestigen, maakt dit niet anders.
2.5 De artikelen 2 en 3 van de TOS omvatten - naast of anders dan de genoemde objectieve criteria – ook voor volwassenen geen keuzemogelijkheid voor de Nederlandse- dan wel de Surinaamse nationaliteit. Reeds daarom leidt het enkele feit dat deze keuzemogelijkheid voor minderjarigen niet openstond niet tot leeftijdsdiscriminatie.
2.6 Voor zover [A.] naar voren heeft gebracht dat hij zich sterk verbonden voelt met de Nederlandse samenleving, merkt de rechtbank op dat de wijzen waarop het Nederlanderschap kan worden verkregen limitatief zijn voorzien in de TOS en de RWN. Daaronder is niet begrepen een zodanige verkrijging op grond van de mate van verknochtheid aan de Nederlandse samenleving of om (andere) humanitaire redenen.
2.7 Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het verzoek dient te worden afgewezen.
BESLISSING:
De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.C. Olland en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 december 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.