ECLI:NL:RBSGR:2008:BG8314

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
17 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08 / 40291
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank in vreemdelingenzaak na wijziging jurisprudentie

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 17 december 2008 uitspraak gedaan in een beroep tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar door de Staatssecretaris van Justitie. Het beroep was ingesteld door eiser, vertegenwoordigd door mr. A.J.P. Lemmen, tegen een besluit van 20 april 2007. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroepschrift van 3 mei 2007, dat was doorgezonden naar verweerder, niet tijdig was behandeld. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar een eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 20 november 2006, waarin werd geoordeeld dat een inhoudelijk besluit na herroeping van een primair besluit deel uitmaakt van het besluit op bezwaar. Dit leidde tot de conclusie dat het besluit van 20 april 2007 als een beslissing op bezwaar moet worden aangemerkt, waardoor er geen sprake meer was van het niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar door verweerder.

De rechtbank heeft vervolgens geoordeeld dat er, gelet op artikel 6:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), geen sprake was van een besluit in de zin van de Awb. Hierdoor was de rechtbank niet bevoegd om van het onderhavige beroep kennis te nemen. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten, omdat voortzetting niet nodig was, en heeft zich onbevoegd verklaard om het beroep te behandelen. De beslissing werd openbaar uitgesproken door mr. R.M.M. Kleijkers, in tegenwoordigheid van griffier J.W.J.M. van Rijt. Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden en het bestuursorgaan het rechtsmiddel van verzet open, met een termijn van zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-Gravenhage,
zittinghoudende te MAASTRICHT
Reg.nr: AWB 08 / 40291 BEPTDN
UITSPRAAK van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken in het geding tussen:
[eiser], eiser,
en
de Staatssecretaris van Justitie, verweerder.
Bestreden besluit: besluit als bedoeld in artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht.
V-nummer: [nummer]
I. OVERWEGINGEN
Bij brief van 3 mei 2007 heeft mr. A.J.P. Lemmen, advocaat te Heerlen, namens eiser beroep ingevolge de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) ingesteld tegen verweerders besluit van 20 april 2007.
Gelet op (onder meer) de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) van 20 november 2006 (AB 2007/133) is het beroepschrift van 3 mei 2007 op grond van het bepaalde in artikel 6:15 van de Awb op 28 juni 2007 doorgezonden naar verweerder.
Bij (fax-)brief van 12 november 2008 heeft voornoemde gemachtigde namens eiser beroep ingesteld bij deze rechtbank tegen het uitblijven van een beslissing op het als bezwaarschrift doorgezonden beroepschrift van 3 mei 2007.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden.
Ingevolge artikel 8:54 van de Awb kan de rechtbank, totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, het onderzoek sluiten als voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat zij kennelijk onbevoegd is of het beroep kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is. Naar het oordeel van de rechtbank doet zich ter zake van het onderhavige beroep een situatie voor als bedoeld in voormelde bepaling, waartoe wordt overwogen als volgt.
Ingevolge artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt het niet tijdig nemen van een besluit, voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, met een besluit gelijkgesteld.
In haar uitspraak van 16 juli 2008 (LJN: BD7360) heeft de Afdeling geoordeeld dat - anders dan zij (onder meer) in voornoemde uitspraak van 20 november 2006 heeft overwogen - gelet op de strekking van artikel 7:11, tweede lid, van de Awb en omwille van een doelmatige besluitvorming, binnen een redelijke termijn, op een aanvraag, een inhoudelijk besluit na herroeping van een primair besluit waarbij een aanvraag buiten behandeling is gesteld, deel uitmaakt van het besluit op bezwaar.
Nu het besluit van 20 april 2007 een besluit als hiervoor omschreven is, moet (thans) worden geoordeeld dat dit besluit als (deel van) een beslissing op bezwaar moet worden aangemerkt. Hiertegen staat derhalve geen bezwaar, maar beroep open. Hieruit volgt dat geen sprake (meer) kan zijn van het niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar door verweerder. Derhalve is er, gelet op artikel 6:2. aanhef en onder b, van de Awb ook geen sprake van een besluit in de zin van de Awb. De rechtbank is derhalve niet bevoegd om van het onderhavige beroep kennis te nemen.
De rechtbank gaat er van uit dat verweerder het beroepschrift van 3 mei 2007 op grond van het bepaalde in artikel 6:15 van de Awb terug zal zenden naar deze rechtbank en zittingsplaats.
Nu op grond van het voorgaande voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat de rechtbank kennelijk onbevoegd is, sluit de rechtbank het onderzoek en beslist zij als aangegeven in rubriek II. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.
II. BESLISSING
De rechtbank:
verklaart zich onbevoegd van het beroep kennis te nemen.
Aldus gedaan door mr. R.M.M. Kleijkers in tegenwoordigheid van J.W.J.M. van Rijt als griffier en in het openbaar uitgesproken op 17 december 2008.
w.g. J. van Rijt w.g. R. Kleijkers
Voor eensluidend afschrift:
de griffier:
Verzonden op: 17 december 2008
Voor belanghebbenden en het bestuursorgaan staat tegen deze uitspraak het rechtsmiddel van verzet open bij de rechtbank.
De termijn voor het doen van verzet bedraagt zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak. Bij de indiening van het verzetschrift kan de indiener vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.