ECLI:NL:RBSGR:2008:BG7269

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
11 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 07/7251 BESLU
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag voor landschappelijke en cultuurhistorische waarden in Midden-Delfland

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 11 november 2008 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het dagelijks bestuur van het Recreatieschap Midden-Delfland. De eiser had een subsidieaanvraag ingediend voor de aanleg van verharding van de toegangsweg naar zijn perceel in Midden-Delfland, maar deze aanvraag werd door verweerder afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op de Verordening DOP NOAP, die subsidies voor activiteiten gericht op herstel of behoud van landschappelijke en cultuurhistorische waarden in het gebied mogelijk maakt. Verweerder oordeelde dat de door eiser gekozen renovatiemethode niet bijdroeg aan het herstel van de landschappelijke waarde, aangezien er in het verleden geen sprake was van een halfverhard pad. De rechtbank heeft de motivering van verweerder gevolgd en geoordeeld dat de afwijzing van de subsidie terecht was.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser, ondanks zijn argumenten over de keuze van materialen en de aansluiting op cultuurhistorische waarden, niet kon aantonen dat zijn renovatieproject voldeed aan de voorwaarden voor subsidieverlening. De rechtbank benadrukte dat de beleids- en beoordelingsvrijheid van verweerder in deze context van groot belang was. De rechtbank concludeerde dat de verweerder in redelijkheid de subsidie had kunnen weigeren, en verklaarde het beroep van eiser ongegrond. De uitspraak biedt inzicht in de toepassing van de subsidieregeling en de eisen die aan aanvragen worden gesteld, met name in relatie tot landschappelijke en cultuurhistorische waarden.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
derde afdeling, meervoudige kamer
Reg.nr.: AWB 07/7251 BESLU
Uitspraak in het geding tussen
[eiser], wonende te [plaats],
en
het dagelijks bestuur van het Recreatieschap Midden-Delfland, gevestigd te Den Haag, verweerder.
I Ontstaan en loop van het geding
Bij besluit van 23 november 2006 heeft verweerder afwijzend beschikt op een subsidieaanvraag van eiser voor zover subsidie begroot op € 4.059, -- is aangevraagd voor de aanleg van verharding op de toegangsweg van het perceel aan de [a-straat 1] te [plaats]. Hiertegen heeft eiser bij brief van 27 december 2006 bezwaar gemaakt.
Eiser is gehoord door de Bezwarencommissie Algemene wet bestuursrecht van de provincie Zuid-Holland (hierna: de bezwarencommissie).
Bij brief van 22 maart 2007 heeft de bezwarencommissie verweerder geadviseerd het bezwaar ongegrond te verklaren en een kopie van het advies aan eiser gezonden.
Bij brief van 18 april 2007 heeft eiser op het advies een reactie gegeven, dat verweerder niet heeft ontvangen.
Bij besluit van 19 juni 2007 heeft verweerder bekendgemaakt zijn besluit van 23 november 2006 te handhaven.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief ontvangen door de rechtbank op 30 juli 2007 beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en tevens bij brief van 23 oktober 2007 een verweerschrift ingediend.
De zaak is op 9 oktober 2008 ter zitting behandeld.
Eiser is in persoon verschenen.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [...].
II Motivering
1. Verweerder heeft de afwijzing van subsidie gehandhaafd met als motivering dat de aanleg van het verharde toegangspad niet bijdraagt aan herstel of behoud van het landschap zoals dit vanouds in het landschap van Midden-Delfland aanwezig was en daarmee geen duidelijke landschappelijke meerwaarde heeft. (...) Omdat in vroeger dagen geen sprake is geweest van een verhard pad, bestaat uit cultuurhistorisch oogpunt evenmin aanleiding tot subsidieverlening.
2. Eiser heeft samengevat aangevoerd dat hij wat het toegangspad betreft, gezien de keuze van een afstrooilaag met grit, de uitstraling van het pad en de aansluiting op de siertuin, zoveel als mogelijk geprobeerd heeft aansluiting te zoeken bij cultuurhistorische en landschappelijke waarden. De agrarische natuurvereniging Vockestaert heeft eiser voor subsidie doorverwezen naar verweerder. Eiser heeft hieruit afgeleid dat er sprake was van een verhoging van de landschappelijke waarde.
3. Ingevolge artikel 2, vierde lid, gelezen in samenhang met artikel 5 van de Verordening DOP NOAP-subsidies (Definitieve Opslagplaats Noordoost Abtspolder) kunnen activiteiten gericht op herstel of behoud van landschappelijke en cultuurhistorische waarden in Midden-Delfland voor subsidie in aanmerking komen. Subsidie kan worden verstrekt aan activiteiten die vallen in een van de volgende categorieën:
a. Bodem;
b. Water;
c. Lucht;
d. Natuur, landschap en ecologie;
e. Cultuurhistorie;
f. Overigen.
4. Ter zitting heeft verweerder verklaard dat eiser terecht heeft opgemerkt dat de bestreden beschikking ten onrechte vermeldt dat het pad zou zijn verhard met asfalt met een splitlaag. Deze onjuiste vermelding is kennelijk in het besluit geslopen omdat eiser in 2005 ook om subsidie heeft verzocht voor het verharden van het toegangspad en toen voornemens was asfalt met grit te gebruiken.
De rechtbank overweegt dat eiser als gevolg van deze onzorgvuldigheid niet in zijn belangen is geschaad, aangezien uit de stukken duidelijk blijkt dat verweerder bij de beoordeling van de aanvraag is uitgegaan van een toegangspad met HanseGrand als halfverharding.
5.1 Verweerder komt bij de uitoefening van zijn bevoegdheid ingevolge eerder genoemd artikel 2, vierde lid, beleids- en beoordelingsvrijheid toe.
5.2 De rechtbank stelt vast dat eiser niet betwist dat het door hem gerenoveerde toegangspad een deels met puin gestort boerenpad naar een molen betrof dat met het oog op de huidige woonfunctie van het perceel verhard diende te worden. Verweerder heeft op goede gronden geoordeeld dat met de door eiser gekozen wijze van renovatie de landschappelijke waarde niet wordt hersteld omdat vroeger geen sprake is geweest van een halfverhard pad en deze renovatie ook geen activiteit is die is gericht op herstel of behoud van cultuurhistorische waarden. Dat eiser naar zijn overtuiging met de keuze van het materiaal voor de verharding van het pad zoveel als mogelijk heeft geprobeerd aansluiting te zoeken bij cultuurhistorische en landschappelijke waarden doet hieraan niet af. Immers de verordening stelt als voorwaarde voor subsidieverlening dat het een activiteit betreft gericht op herstel of behoud.
Eiser heeft geen aanknopingspunten naar voren gebracht die tot een andersluidend oordeel kunnen voeren.
6. Dat de vereniging Vockestaert eiser heeft doorverwezen naar verweerder kon bij hem niet het vertrouwen doen postvatten dat verweerder de renovatie van het pad subsidiabel zou verklaren.
7. Het bovenstaande voert de rechtbank tot de slotsom dat verweerder, gegeven de aan hem toekomende beleidsvrijheid, bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid de subsidie heeft mogen weigeren.
8. Het beroep wordt ongegrond verklaard.
III Beslissing
De Rechtbank 's-Gravenhage,
RECHT DOENDE:
Verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. G.P. Kleijn, mr. drs. D. Biever en mr. G.F. van der Linden-Burgers en in het openbaar uitgesproken op 11 november 2008, in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.A. Leijten.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.