ECLI:NL:RBSGR:2008:BG7106
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A.B.M. Hent
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige vreemdelingenbewaring en schadevergoeding voor Chinese vreemdeling
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 2 december 2008 uitspraak gedaan over de onrechtmatige vreemdelingenbewaring van een Chinese vreemdeling, eiser, die op 14 november 2008 in bewaring was gesteld op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank oordeelde dat de bewaring van aanvang af onrechtmatig was, omdat er geen zicht op uitzetting naar China binnen een redelijke termijn bestond. Dit oordeel was gebaseerd op de overwegingen van een eerdere Afdelingsuitspraak van de Raad van State van 26 november 2008, waarin werd vastgesteld dat de twee laissez-passers die in september en oktober 2008 waren verstrekt, onvoldoende waren om aan te nemen dat er zicht op uitzetting bestond.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser geen rechtmatig verblijf had, niet beschikte over een identiteitsdocument, zich had bediend van aliassen, gebruik had gemaakt van vervalste documenten en verdacht werd van het plegen van een misdrijf. Deze omstandigheden gaven verweerder goede gronden om eiser in bewaring te stellen. Echter, de rechtbank concludeerde dat de situatie met betrekking tot de Chinese autoriteiten onvoldoende was veranderd om te concluderen dat er zicht op uitzetting was.
De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard, de maatregel tot vrijheidsontneming opgeheven en schadevergoeding toegekend van € 1.595,00, te betalen door de Staat der Nederlanden. De rechtbank heeft de proceskosten van eiser vastgesteld op € 644,00, die ook door de Staat der Nederlanden moeten worden vergoed. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van belangen bij vreemdelingenbewaring en de rechten van de betrokkenen.