ECLI:NL:RBSGR:2008:BG6385

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
20 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/05000, 07/39508
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitzetting van vreemdeling met medische noodsituatie en voorwaarden voor terugkeer

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 20 november 2008 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Jamaicaanse vrouw, en de staatssecretaris van Justitie. Eiseres had een aanvraag ingediend voor uitstel van vertrek op medische gronden, welke was afgewezen. De rechtbank beoordeelde of de gezondheidstoestand van eiseres het verantwoord maakte om te reizen. Eiseres had diabetes, hoge bloeddruk en psychiatrische problemen, en het Bureau Medische Advisering (BMA) had geadviseerd dat behandeling in Jamaica beschikbaar was, maar onder bepaalde voorwaarden kon zij reizen. De rechtbank oordeelde dat de voorwaarden voor de medische overdracht en behandeling in Jamaica niet voldoende waren om aan te nemen dat er een medische noodsituatie zou ontstaan bij terugkeer. De rechtbank volgde het advies van het BMA en concludeerde dat de staatssecretaris niet in strijd met de wet had gehandeld door de aanvraag van eiseres af te wijzen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat er geen spoedeisende redenen waren om de uitzetting te verbieden. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige afweging van medische adviezen en de verantwoordelijkheden van de betrokken partijen bij de uitvoering van uitzettingen.

Uitspraak

Rechtbank 's-Gravenhage
zittinghoudende te Amsterdam
enkelvoudige kamer vreemdelingenzaken
voorzieningenrechter
Uitspraak
artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
jo artikel 71 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)
reg. nr.: AWB 08/05000 (beroep) en AWB 07/39508 (voorlopige voorziening)
V-nr.: [nummer]
inzake:
[eiseres], geboren op [1963], van Jamaicaanse nationaliteit,
eiseres/verzoekster, hierna te noemen: eiseres,
gemachtigde: mr. G.P. Dayala, advocaat te Amsterdam,
tegen:
de staatssecretaris van Justitie,
gemachtigde: mr. A. Noordeloos, ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie.
I. PROCESVERLOOP
Eiseres heeft op 3 april 2007 een aanvraag ingediend om aan haar uitstel van vertrek op medische gronden als bedoeld in artikel 64 van de Vw 2000 te verlenen. Bij besluit van 16 oktober 2007 is de aanvraag afgewezen. Het hiertegen gemaakte bezwaar is bij besluit van 17 januari 2008 ongegrond verklaard. Hiertegen heeft eiseres op 10 februari 2008 beroep ingesteld. Het hangende bezwaar ingediende verzoek om een voorlopige voorziening vat de rechtbank op de voet van artikel 8:81, vijfde lid, van de Awb op als een verzoek dat ertoe strekt de uitzetting te verbieden totdat op het beroep is beslist.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 oktober 2008. Eiseres is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder werd vertegenwoordigd door zijn voornoemde gemachtigde.
De voorzieningenrechter/rechtbank, hierna te noemen: rechtbank, heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
II. OVERWEGINGEN
1. Feiten
1.1. De aanvraag van eiseres voor een reguliere verblijfsvergunning met als doel “verblijf bij partner [naam partner]” is op 24 januari 2005 afgewezen. Het daartegen gemaakte bezwaar is op 23 juni 2005 ongegrond verklaard. Bij uitspraak van deze rechtbank en nevenzittingsplaats van 27 juni 2006 (AWB 05/31378) is het ingestelde beroep van eiseres ongegrond verklaard. Daartegen is geen hoger beroep ingesteld, zodat verweerders beslissing in rechte is komen vast te staan.
1.2. Het Bureau Medische Advisering (BMA) heeft op 28 september 2007 advies uitgebracht over de medische situatie van eiseres. In het advies staat vermeld dat eiseres niet-insulineafhankelijke suikerziekte en hoge bloeddruk heeft. Voorts is sinds december 2006 sprake van een psychiatrische problematiek, te weten depressie en een paranoïde psychose. Dit laatste kenmerkt zich door contactverlies met de realiteit, irreële beleving van achtervolging en achterdocht. Eiseres staat onder behandeling van een psychiater. Voorts gebruikt zij verschillende soorten medicijnen voor haar suikerziekte, hoge bloeddruk en psychiatrische ziektebeeld.
Het BMA concludeert dat de voor eiseres benodigde behandeling in Jamaica beschikbaar is. Zowel de behandeling van de diabetes en de hoge bloeddruk als de psychiatrische behandeling is beschikbaar in het University Hospital of the West Indies in Kingston. Voorts zijn in Jamaica de voorgeschreven medicijnen beschikbaar. Het uitblijven van de behandeling van de diabetes van eiseres met insuline zal op korte termijn niet, maar kan op langere termijn wel, tot een medische noodsituatie leiden. Het BMA verwacht bij het uitblijven van de behandeling van de hoge bloeddruk en de psychiatrische klachten op korte termijn wel een noodsituatie. Eiseres kan reizen met dien verstande dat begeleiding door een psychiatrische verpleegkundige tijdens de reis noodzakelijk is, dat er een schriftelijke overdracht van de medische gegevens van eiseres plaatsvindt en voorts dat eiseres haar medicatie meeneemt en tijdens de reis continueert. Hierbij is opgemerkt dat eiseres de schriftelijke overdracht vanwege haar psychotische toestand niet zelf kan regelen.
1.3. Bij faxberichten van 12 en 13 oktober 2008 heeft eiseres aanvullende (medische) stukken overgelegd. Het betreft een brief van dr. B.J.H. van den Born van 5 september 2008, verklaringen van psychiater dr. W.H. Lionarons, een brief van M.R. Soeters van 14 januari 2007 (bedoeld is 2008) betreffende de opname van eiseres in januari 2008 op de afdeling Interne Geneeskunde en het medische dossier van de Gemeentelijke Gezondheidsdienst.
2. Standpunten partijen
2.1. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat eiseres blijkens het BMA-advies onder voorwaarden in staat moet worden geacht om te reizen. Verder zijn in Jamaica voldoende behandelmogelijkheden aanwezig als ook alle benodigde medicatie. Een medische noodsituatie hoeft zich dan ook niet voor te doen. Daarnaast acht verweerder niet aannemelijk dat een sociaal netwerk in Jamaica ontbreekt, nu uit eerdere informatie kan worden afgeleid dat er nog enkele familieleden van eiseres op Jamaica verblijven. Voorts valt niet in te zien waarom de partner van eiseres niet (tijdelijk) met eiseres mee zou kunnen gaan om de (eerste) opvang te regelen.
Van een schending van artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is volgens verweerder geen sprake, nu het besluit er niet toe strekt eiseres een verblijfstitel te ontnemen die haar in staat stelde familieleven in Nederland uit te oefenen.
2.2. De rechtbank begrijpt de beroepsgronden van eiseres, mede gelet op de ter zitting namens eiseres verstrekte toelichting, als volgt. Het advies van het BMA is niet juist, omdat eiseres vanwege haar gezondheidstoestand niet in staat kan worden geacht te reizen. Verweerder heeft de gezondheidstoestand van eiseres onvoldoende zorgvuldig onderzocht. Onduidelijk is immers hoe de medische overdracht moet plaatsvinden die het BMA-advies als voorwaarde stelt. Ook dreigt een noodsituatie te ontstaan, als een behandeling uitblijft. De gemachtigde van eiseres wijst in dit verband op de overgelegde verklaring van psychiater Lionarons van 11 februari 2008, waarin staat dat de medisch-somatische en psychiatrische behandeling zonder onderbreking dient te worden voortgezet. Verweerder had in de overgelegde medische informatie aanleiding moeten zien om een nieuw BMA-advies te vragen.
Eiseres heeft geen sociaal netwerk in Jamaica en professionele mantel- en thuiszorg ontbreekt. Het advies van het BMA is hier vaag over, terwijl dit relevant is voor de medische overdracht en begeleiding van eiseres. Eiseres is voor de zorg immers aangewezen op haar partner en haar omgeving hier in Nederland, te meer omdat zij elf soorten medicijnen per dag slikt. Tot slot heeft verweerder ten onrechte artikel 8 van het EVRM niet in aanmerking genomen. De medische situatie van eiseres maakt dat het gezinsleven met haar partner niet zonder meer kan worden onderbroken.
3. Beoordeling
Ten aanzien van het beroep
3.1. Ingevolge artikel 64 van de Vw 2000 blijft uitzetting achterwege zolang het gelet op de gezondheidstoestand van de vreemdeling niet verantwoord is om te reizen.
3.2. In hoofdstuk B8/10 van de Vreemdelingencirculaire (Vc) 2000 is deze bepaling nader uitgewerkt.
Hierin is - voor zover hier van belang – bepaald dat uitzetting op grond van artikel 64 van de Vw 2000 achterwege blijft indien:
- de medisch adviseur aangeeft dat het vanwege de gezondheidstoestand van de vreemdeling of één van zijn gezinsleden niet verantwoord is om te reizen; of
- de stopzetting van de medische behandeling een medische noodsituatie zal doen ontstaan; en
- de medische behandeling van de betreffende medische klachten niet kan plaatsvinden in het land van herkomst of ander land waarheen betrokkene zich kan verwijderen; en
- de medische behandeling ter voorkoming van het ontstaan van deze noodsituatie naar verwachting één jaar of korter zal duren.
In deze gevallen blijft uitzetting voor een gespecificeerde periode achterwege op grond van artikel 64 van de Vw 2000. Deze periode bedraagt één jaar of zo veel korter als de medische behandeling blijkens het advies van het BMA naar verwachting zal duren.
3.3. Ingevolge paragraaf B8/3.1 van de Vc 2000 is sprake van een medische noodsituatie indien de vreemdeling lijdt aan een stoornis, waarvan op basis van de huidige medisch-wetenschappelijke inzichten vaststaat dat het achterwege blijven van behandeling op korte termijn zal leiden tot overlijden, invaliditeit of een andere vorm van ernstige geestelijke of lichamelijke schade. Onder "op korte termijn" wordt verstaan binnen drie maanden.
3.4. Het kan voorkomen dat de medisch adviseur in zijn advies aangeeft dat de vreemdeling in staat is om te reizen, doch dat dit onder bepaalde voorwaarden dient te geschieden. Ingevolge paragraaf A4/7.4 van de Vc 2000 ziet de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) erop toe dat aan deze voorwaarden is voldaan voordat de vreemdeling wordt uitgezet.
3.5. De rechtbank overweegt allereerst dat de in beroep overgelegde stukken bij de beoordeling in beroep kunnen worden betrokken, nu deze een nadere onderbouwing van een eerder ingenomen standpunt betreffen. De stukken zien immers op de slechte gezondheidstoestand van eiseres. Dit geldt ook voor de brief van Van den Born van 5 september 2008 betreffende de recente (ernstige) ontregeling van haar bloeddruk. In de besluitvormingsfase was al bekend dat eiseres een (te) hoge bloeddruk heeft. Dit is in het BMA-advies betrokken en is mede aanleiding geweest voor de conclusie dat uitblijven van een behandeling leidt tot een medische noodsituatie.
3.6. Verweerder heeft zijn standpunt dat geen sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 64 van de Vw 2000 gebaseerd op het BMA-advies. Blijkens vaste jurisprudentie geldt het advies van het BMA als een deskundigenadvies waar de bestuursorgaan op af mag gaan voor zover het advies wat betreft de wijze van totstandkoming en inhoud geen wezenlijke gebreken vertoont.
De rechtbank stelt vast dat het BMA de beschikking had over medische verklaringen van psychiater Lionarons, huisarts Souprayen en medisch adviseur van het Ministerie van Justitie E.Y.R Roeland-Kuijper. Voorts heeft de BMA-arts telefonisch contact gehad met psychiater Lionarons en heeft hij eiseres persoonlijk onderzocht. Met inachtneming van die en de overige beschikbare gegevens is het BMA vervolgens tot de conclusie gekomen dat eiseres onder voorwaarden kan reizen, dat geen medische behandeling tot een medische noodsituatie leidt en verder dat de benodigde behandeling in Jamaica beschikbaar is. De in beroep ingebrachte stukken betreffen medische omstandigheden die al door het BMA zijn meegewogen. Het BMA komt, net als de gemachtigde van eiseres, tot het oordeel dat uitblijven van behandeling tot een medische noodsituatie zal leiden. Deze noodsituatie hoeft echter niet te ontstaan, nu behandeling (in medisch-technische zin) beschikbaar is. De namens eiseres in beroep naar voren gebrachte nadere ontwikkelingen in haar ziektebeeld brengen daarin geen verandering. Dat is door eiseres ook niet aangevoerd. Het voorgaande geldt ook voor de conclusie dat eiseres onder de gestelde voorwaarden kan reizen.
Anders dan eiseres stelt, was er voor verweerder dus geen aanleiding om een nieuw advies te vragen. Verweerder heeft zijn standpunt in het bestreden besluit dan ook op het BMA-advies mogen baseren.
3.7. Eiseres heeft verder aangevoerd dat verweerder niet aan zijn vergewisplicht heeft voldaan, omdat voortzetting van de behandeling noodzakelijk is om een medische noodsituatie te voorkomen en verweerder niet heeft aangegeven hoe aan de gestelde voorwaarden zal worden voldaan. De rechtbank volgt eiseres niet in dit betoog en overweegt daartoe het volgende.
3.8. Ter zitting is in dit kader een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) van 4 september 2008 (LJN: BF0506) aan de orde geweest. In deze uitspraak heeft de AbRS geoordeeld dat de staatssecretaris zich reeds bij de beoordeling of artikel 64 van de Vw 2000 op de vreemdeling van toepassing is, ervan moet vergewissen dat het mogelijk is dat bij de daadwerkelijke verwijdering van de vreemdeling aan door het BMA gestelde voorwaarden wordt voldaan. Het advies van het BMA - inhoudende dat de behandeling van de vreemdeling in het land van herkomst beschikbaar is - biedt naar het oordeel van de AbRS onvoldoende grond om aan te nemen dat het mogelijk moet worden geacht dat wordt voldaan aan de in die zaak gestelde voorwaarde dat de overdracht en directe voortzetting van de behandeling gegarandeerd zijn. Het advies van het BMA ziet immers uitdrukkelijk slechts op de beschikbaarheid van de behandeling in medisch-technische zin en niet op de individuele toegankelijkheid daarvan, terwijl die gelet op de bewoordingen van de voorwaarde wel van belang is, aldus de AbRS.
3.9. Volgens het BMA-advies kan eiseres onder voorwaarden reizen. Tijdens de reis is begeleiding door een psychiatrische verpleegkundige noodzakelijk, er dient een schriftelijke overdracht van de medische gegevens plaats te vinden en eiseres dient haar medicatie mee te nemen en tijdens de reis te continueren. Hierbij is opgemerkt dat eiseres de schriftelijke overdracht vanwege haar psychotische toestand niet zelf kan regelen.
Uit het door verweerder gevoerde beleid en de uitleg daarvan in de jurisprudentie van de AbRS vloeit voort dat in beginsel omstandigheden die de feitelijke toegankelijkheid van de medische zorg in het land van herkomst betreffen niet worden betrokken bij de beoordeling van de vraag of bij terugkeer naar het land van herkomst sprake zal zijn van een medische noodsituatie. Dit is anders, zo begrijpt de rechtbank de hiervoor aangehaalde uitspraak van de AbRS, als het BMA in haar advies uitdrukkelijk de voorwaarde opneemt dat de overdracht en directe voortzetting van de behandeling gegarandeerd dienen te zijn. De in onderhavige zaak gestelde voorwaarde van de schriftelijke overdracht van de medische gegevens dient naar het oordeel van de rechtbank, zoals verweerder ter zitting heeft aangevoerd, zo begrepen te worden dat deze overdracht dient te geschieden aan één van de in het BMA-advies genoemde instellingen, waar de behandeling in medisch-technische zin beschikbaar is. Zo gelezen geeft deze voorwaarde de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat de individuele toegankelijkheid bij deze voorwaarde van belang is. Deze voorwaarde is dan ook niet op één lijn is te stellen met de - in de uitspraak van 4 september 2008 - gestelde voorwaarde dat de overdracht en directe voortzetting van de behandeling gegarandeerd dienen te zijn.
3.10. Verweerder heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat DT&V zal toezien op de naleving van de gestelde voorwaarden. De schriftelijke overdracht van de medische gegevens zal volgens verweerders gemachtigde bewerkstelligd kunnen worden door de psychiatrische verpleegkundige die eiseres tijdens de vlucht zal moeten begeleiden. De rechtbank acht dit een voldoende toezegging, passend bij het ter zake gevoerde beleid. Er is dan ook geen grond om aan te nemen dat bij de daadwerkelijke verwijdering niet aan de gestelde voorwaarden wordt voldaan. Nadere inlichtingen van DT&V, zoals verzocht door de gemachtigde van eiseres, acht de rechtbank dan ook overbodig.
3.11. De stelling dat in Jamaica professionele mantel- en thuiszorg ontbreekt, kan - wat hiervan ook moge zijn - eiseres niet baten, nu het BMA-advies geen blijk geeft van de noodzaak hiertoe. Voor zover eiseres heeft bedoeld te betogen dat zij in haar medische toestand ondersteuning nodig heeft, overweegt de rechtbank dat eiseres niet heeft bestreden dat zij nog familieleden heeft in Jamaica. Niet valt in te zien dat deze familieleden haar niet de benodigde ondersteuning kunnen bieden. Voorts is niet gebleken dat de partner van eiseres niet met haar mee kan naar Jamaica om haar, voor zover nodig, te helpen.
3.12. Tot slot is de rechtbank met verweerder van oordeel dat het bestreden besluit geen schending van artikel 8 van het EVRM meebrengt. Onderhavige procedure ziet immers op de vraag of aan eiseres uitstel van vertrek moet worden verleend. In dit verband mist het familieleven van eiseres relevantie. Toetsing van artikel 8 van het EVRM kan aan de orde komen, indien eiseres een aanvraag tot afgifte van een verblijfsvergunning indient, die ertoe strekt haar tot het uitoefenen van familieleven in staat te stellen.
3.13. Op grond van het voorgaande dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
Ten aanzien van het verzoek om een voorlopige voorziening
3.14. Aan de orde is de vraag of er aanleiding bestaat de gevraagde voorziening te treffen. Een dergelijke voorziening kan op grond van artikel 8:81 van de Awb worden getroffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
3.15. De gevraagde voorziening strekt er toe de uitzetting te verbieden totdat is beslist op het beroep. In het onderhavige geval is er geen aanleiding tot het treffen van de gevraagde voorziening, gelet op het feit dat de rechtbank heden op het beroep heeft beslist.
Ten aanzien van het beroep en verzoek om voorlopige voorziening
3.16. Van omstandigheden op grond waarvan verweerder het griffierecht zou moeten vergoeden dan wel een van de partijen zou moeten worden veroordeeld in de door de andere partij gemaakte proceskosten, is de rechtbank niet gebleken.
III. BESLISSING
De rechtbank
in de zaak geregistreerd onder nummer: AWB 08/05000
- verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter
in de zaak geregistreerd onder nummer: AWB 07/39508
- wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Fehmers, voorzitter, tevens voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van W. de Jong-Koops, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 20 november 2008.