ECLI:NL:RBSGR:2008:BG6381

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
11 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/05003
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd op grond van middeleneis en inkomensvereisten

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 11 november 2008 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Marokkaanse vrouw, en de Staatssecretaris van Justitie. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd, maar deze werd afgewezen op basis van de middeleneis zoals vastgelegd in de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet voldeed aan de inkomensvereisten, aangezien haar gezamenlijke inkomen met haar echtgenoot niet voldoende was om in hun levensonderhoud te voorzien zonder een beroep te doen op sociale bijstand. Eiseres stelde dat zij, gezien haar leeftijd en de vrijstelling van de sollicitatieplicht, niet aan deze eisen hoefde te voldoen. De rechtbank verwierp dit argument en stelde vast dat de uitzonderingsbepaling in de Vreemdelingenbesluit 2000 enkel van toepassing is op verblijfsvergunningen voor bepaalde tijd en niet op die voor onbepaalde tijd.

De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag van eiseres terecht was, omdat zij niet voldeed aan de voorwaarden voor het verkrijgen van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd. De rechtbank oordeelde ook dat er geen sprake was van discriminatie, aangezien de criteria voor naturalisatie anders zijn dan die voor een verblijfsvergunning. Eiseres had ook geen bewijs geleverd dat zij vrijgesteld was van de sollicitatieplicht, wat een vereiste was voor haar aanvraag. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de beslissing van de Staatssecretaris van Justitie.

Uitspraak

Rechtbank 's-Gravenhage
zittinghoudende te Amsterdam
enkelvoudige kamer vreemdelingenzaken
Uitspraak
artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
jo artikel 71 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)
reg. nr.: AWB 08/05003
V-nr.: [nummer]
inzake:
[eiseres], geboren op [1943], van Marokkaanse nationaliteit, wonende te Amsterdam, eiseres,
gemachtigde: [naam gemachtigde], tevens de zoon van eiseres,
tegen:
de Staatssecretaris van Justitie, verweerder,
gemachtigde: mr. H. van Velzen, ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie.
I. PROCESVERLOOP
1. Bij besluit van 5 november 2007 heeft verweerder de aanvraag van eiseres van 28 maart 2007 tot verlening van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd als bedoeld in artikel 21 dan wel 21a van de Vw 2000 afgewezen onder gelijktijdige verlenging van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 van de Vw 2000 onder de beperking “verblijf bij echtgenoot [naam echtgenoot]”. Tegen de afwijzing van de aanvraag voor een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd heeft eiseres bezwaar ingesteld. Dit bezwaar is bij besluit van 29 januari 2008 ongegrond verklaard. Op 10 februari 2008 heeft de rechtbank het beroepschrift van eiseres ontvangen.
2. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 oktober 2008. Eiseres is daar vertegenwoordigd door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn voornoemde gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
II. OVERWEGINGEN
Standpunten van partijen
1.1. Verweerder stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat eiseres niet in aanmerking komt voor toekenning van de verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd met de aantekening “EG-langdurig ingezetene”. Gebleken is dat het gezamenlijke inkomen van eiseres en haar echtgenoot wordt aangevuld met een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand (Wwb). Inkomsten op grond van de Wwb worden niet gezien als zelfstandig middel van bestaan. Het is een bijdrage uit publieke middelen waarvoor geen premie wordt afgedragen. De AOW-uitkering tezamen met het pensioen geven een lager bedrag dan het normbedrag en derhalve zijn de inkomsten niet voldoende. Deze afwijzingsgrond is onverminderd van toepassing op de aanvraag van eiseres voor zover die strekt tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd op grond van nationale regelgeving. Eiseres komt dan ook niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 20 van de Vw 2000. Niet is gebleken van bijzondere feiten en omstandigheden op grond waarvan, bij afweging van alle aan de orde komende belangen, toch aanleiding bestaat de aanvraag in te willigen. Dat eiseres bijna 65 jaar is en voor haar bijstandsuitkering is vrijgesteld van de sollicitatieplicht is geen reden om eiseres voor het verkrijgen van een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd vrij te stellen van het inkomensvereiste. Deze redenen worden in het betreffende beleidsonderdeel niet genoemd als vrijstellingsgronden. Het bezwaarschrift is kennelijk ongegrond, als gevolg waarvan is afgezien van het horen van eiseres.
1.2. In het verweerschrift heeft verweerder nog het volgende opgemerkt. Van discriminatie is geen sprake nu een aanvraag om een verblijfsvergunning aan andere criteria wordt getoetst dan een verzoek om naturalisatie. Voorts is er geen sprake van strijd met Richtlijn nr. 2003/109/EG van de Raad van de Europese Unie van 25 november 2003 betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen (PbEU 2004, L16) (hierna: de richtlijn). Ten slotte is de stelling dat eiseres weliswaar in 2007 niet aan de inkomensnorm voldeed maar in 2008 wel, niet eerder aangevoerd en dient dan ook buiten beschouwing te blijven.
1.3. Ter zitting heeft verweerder in reactie op de beroepsgronden van eiseres nog opgemerkt dat de wettelijke basis op pagina 3 van het primaire besluit is weergegeven. Volgens hoofdstuk B1/4.3.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000) kan de kinderbijslag of -toeslag niet als zelfstandig inkomen worden aangemerkt. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel is niet eerder door eiseres aangevoerd en is ook niet geconcretiseerd. Eiseres heeft overigens niet aangetoond dat zij is vrijgesteld van de sollicitatieplicht. Daarvoor is een beschikking vereist die is afgegeven door het College van Burgemeester en Wethouders. Eiseres heeft in beroep meer gronden aangevoerd dan in de bezwaarfase. In bezwaar bestond dan ook geen aanleiding om eiseres te horen.
2.1. Eiseres heeft de volgende beroepsgronden tegen het bestreden besluit aangevoerd.
a. Hoofdstuk B1/4.3.1 van de Vc 2000 is niet op de aanvraag van toepassing aangezien het woord verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd niet voorkomt in artikel 21 van de Vw 2000.
b. Het kan niet de bedoeling zijn van de wetgever dat eiseres niet in aanmerking kan komen voor toekenning van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd, terwijl zij volgens de Wwb niet meer onder de sollicitatieplicht valt.
c. Er is sprake van discriminatie aangezien een bijstandsuitkering bij een naturalisatieverzoek wel kan worden aangemerkt als zelfstandig inkomen.
d. Volgens de Europese richtlijn moet men over regelmatig inkomen beschikken, een bijstandsuitkering wordt niet genoemd of uitgesloten.
e. Het gezamenlijk inkomen in het jaar 2008 van eiseres en haar echtgenoot bedraagt € 1236.62 netto per maand zonder bijstandsuitkering.
f. Vanaf 1 juli 2008 zal eiseres een netto-inkomen van € 1082,98 per maand ontvangen, zonder kindertoeslag, belasting teruggave en de aanvullende bijstandsuitkering. Dit zou betekenen dat eiseres nimmer in aanmerking zou kunnen komen voor verkrijging van een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd met EG-aantekening.
g. Eiseres is ten onrechte niet gehoord.
2.2. Ter zitting heeft eiseres nog aangevoerd dat verweerder ten onrechte de kindertoeslag niet bij de inkomsten heeft meegeteld. Daarnaast heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd dat er een inkomenseis is bij de verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd op grond van nationale regelgeving. Voor de vrijstelling van de sollicitatieplicht worden door de gemeente geen afzonderlijke beschikkingen afgegeven omdat dit vast beleid is bij personen ouder dan 57 jaar. Bovendien dient verweerder van dit beleid op de hoogte te zijn. Eiseres kent andere vergelijkbare zaken waarin wel een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd is verleend.
Wettelijk kader
3.1. Ingevolge artikel 21, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw 2000 kan ter uitvoering van artikel 8, tweede lid, van de richtlijn de aanvraag tot het verlenen of wijzigen van een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd met de aantekening “EG-langdurig ingezetene” worden afgewezen indien de vreemdeling al of niet tezamen met het gezinslid bij wie hij verblijft niet zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3.2. Ingevolge artikel 3.92, vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000) zijn voor de toepassing van artikel 21, eerste lid, onder d, van de Vw 2000 de artikelen 3.73 tot en met 3.76 van het Vb 2000 van overeenkomstige toepassing.
3.3. Ingevolge artikel 3.73, aanhef en onder c, van het Vb 2000 zijn de in artikel 16, eerste lid, onder c, van de Wet bedoelde middelen van bestaan zijn in ieder geval zelfstandig, indien verworven uit inkomensvervangende uitkeringen krachtens een sociale verzekeringswet waarvoor premies zijn afgedragen.
3.4. Ingevolge artikel 3.74 van het Vb 2000 zijn de in artikel 16, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000 bedoelde middelen van bestaan voldoende indien het netto-inkomen gelijk is aan de bijstandsnorm als bedoeld in artikel 21 van de Wwb, voor de desbetreffende categorie alleenstaanden, alleenstaande ouders of echtparen en gezinnen, met inbegrip van vakantiegeld.
4. In artikel 5, eerste lid, aanhef en onder a, van de richtlijn is neergelegd dat de lidstaten van onderdanen van derde landen het bewijs verlangen dat zij voor zichzelf en de gezinsleden te hunnen laste beschikken over vaste en regelmatige inkomsten die voldoende zijn om zichzelf en hun gezinsleden te onderhouden, zonder een beroep te hoeven doen op het stelsel van sociale bijstand van de betrokken lidstaat. De lidstaten beoordelen deze inkomsten afgaande op de aard en de regelmaat ervan, waarbij zij rekening mogen houden met het niveau van het minimumloon en minimumpensioen voordat het verzoek om toekenning van de status van langdurig ingezeten werd ingediend.
5. Ingevolge artikel 21a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 wordt de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd als bedoeld in artikel 20 niet afgewezen op de grond, bedoeld in artikel 21, eerste lid, onder d, indien de vreemdeling gedurende een tijdvak van tien aaneengesloten jaren rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8, onder a, of l, heeft gehad.
Beoordeling van de beroepsgronden
6. Anders dan eiseres in beroepsgrond a stelt, wordt de verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd wel uitdrukkelijk genoemd in artikel 21 van de Vw 2000. Voorts is hoofdstuk B1/4.3.1 van de Vc 2000 een uitwerking van artikel 3.73 van het Vb 2000. Voornoemd artikel wordt in artikel 3.92, vierde lid, van het Vb 2000 van overeenkomstige toepassing verklaard op de aanvraag om een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd met de aantekening “EG-langdurig ingezetene”. Eiseres kan derhalve niet worden gevolgd in haar stelling dat dit beleid niet op haar van toepassing is.
7. Eiseres kan evenmin worden gevolgd in haar beroepsgrond b dat zij, op grond van haar leeftijd en/of de vrijstelling van de sollicitatieplicht, niet aan de middeleneis hoeft te voldoen. Voor zover eiseres daarmee heeft beoogd te verwijzen naar artikel 3.22, derde lid, van het Vb 2000, kan dit beroep niet slagen. Artikel 3.22 van het Vb 2000 heeft blijkens het eerste lid van die bepaling betrekking op de verblijfsvergunning bedoeld in artikel 3.13 van het Vb 2000. Dat betekent dat die bepaling uitsluitend ziet op de verlening of verlenging van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd en niet op de verlening van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd. Het kan daarom in het midden blijven of eiseres voldoet aan de in artikel 3.22 van het Vb 2000 opgenomen voorwaarden voor vrijstelling van de middeleneis.
8. Voorts kan eiseres niet worden gevolgd in haar standpunt dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd, omdat uit artikel 21a van de Vw 2000 niet zou blijken dat er voor verlening van de verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd op nationale gronden een middeleneis wordt gesteld. Die middeleneis volgt immers rechtstreeks uit de wettelijke bepalingen, die door verweerder in het besluit zijn weergegeven. Blijkens de aanhef van artikel 21a van de Vw 2000 zijn alle voorwaarden die zijn neergelegd in artikel 21 van de Vw 2000 ook van toepassing op de verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd op grond van nationale regelgeving, tenzij de aanvrager valt onder de in artikel 21a van de Vw 2000 genoemde gunstigere voorwaarden.
9. De stelling van eiseres dat zij, omdat zij nooit aan de middeleneis zal kunnen voldoen, nooit in aanmerking zal kunnen komen voor de verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd op grond van nationale regelgeving, is onjuist. Blijkens artikel 21a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 vervalt de middeleneis na tien aaneengesloten jaren rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8, onder a, of l, van de Vw 2000. Aangezien eiseres beschikt over een verblijfsvergunning op grond van artikel 14 van de Vw 2000 zal de middeleneis derhalve na tien jaar niet meer aan haar kunnen worden tegengeworpen. Met de situatie van eiseres is in de wet derhalve rekening gehouden. In het beleid zijn geen uitzonderingen op de termijn van tien jaar opgenomen.
10. Ten aanzien van beroepsgrond c overweegt de rechtbank als volgt. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van discriminatie doordat het ontvangen van een bijstandsuitkering niet in de weg staat aan naturalisatie. Een verzoek om naturalisatie en aanvraag als de onderhavige kunnen niet op een lijn worden gesteld, nu voor dergelijke verzoeken andere criteria gelden. Er is dus geen sprake van rechtens gelijke gevallen. Overigens merkt de rechtbank op dat, voor zover eiseres wenst te worden genaturaliseerd en meent aan de daarvoor geldende voorwaarden te voldoen, het haar vrijstaat om een daartoe strekkend verzoek in te dienen.
11. De stelling van eiseres in beroepsgrond d, dat in de richtlijn de bijstandsuitkering niet wordt genoemd of uitgesloten, is onjuist. In artikel 5 van de richtlijn, zoals weergegeven onder rechtsoverweging II.3.6., staat uitdrukkelijk dat de vaste en regelmatige inkomsten voldoende moeten zijn, zonder dat een beroep wordt gedaan op het stelsel van sociale bijstand.
12. De rechtbank verwerpt ook beroepsgrond e. Anders dan eiseres aanvoert, voldoen zij en haar echtgenoot met het netto-inkomen van € 1236,62 in de maand januari 2008 niet aan de inkomensnorm. Verweerder heeft er terecht op gewezen dat de kindertoeslag niet in dit bedrag mocht worden meegeteld. Dit is in hoofdstuk B1/4.3.1 van de Vc 2000 bepaald. Tussen partijen is niet in geschil dat het gezamenlijk inkomen zonder bijtelling van de kindertoeslag niet voldoet aan de norm, zoals neergelegd in artikel 3.74 van het Vb 2000. Overigens is evenmin in geschil dat de echtgenoot van eiseres een uitkering op grond van de Wwb ontvangt. Ook daaruit volgt dat hun gezamenlijk inkomen niet aan de norm van artikel 3.74 van het Vb 2000 voldoet.
13. In beroepsgrond f heeft eiseres gewezen op haar verwachte inkomen op 1 juli 2008. Nu deze datum is gelegen na de datum van het bestreden besluit, kan dit niet bij de beoordeling van het beroep worden betrokken. Voor zover eiseres met deze beroepsgrond tevens beoogt te betogen dat het kennelijk onredelijk is dat voor de verkrijging van de status van EG-langdurig ingezetene in de wet noch in het beleid een uitzondering is gemaakt voor personen die nooit aan de middeleneis zullen kunnen voldoen, merkt de rechtbank op dat de richtlijn evenmin in een dergelijke uitzondering voorziet. Zoals hiervoor onder II.8. is overwogen, brengt dit echter niet met zich dat eiseres nooit in aanmerking zal kunnen komen voor verlening van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd onder de gunstigere nationale voorwaarden.
14. Met verweerder is de rechtbank voorts van oordeel dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet kan slagen, nu dit beroep niet is geconcretiseerd, laat staan onderbouwd. Derhalve is niet gebleken dat het om vergelijkbare gevallen gaat.
15. Ten slotte overweegt de rechtbank met betrekking tot beroepsgrond g het volgende. De vraag of in bezwaar al dan niet een hoorplicht bestaat wordt beheerst door het bepaalde in hoofdstuk 7 van de Awb. Uitgangspunt is dat er een hoorplicht bestaat, tenzij een van de uitzonderingen van artikel 7:3 van de Awb zich voordoet. Er is sprake van een kennelijk ongegrond bezwaar wanneer uit het bezwaarschrift zelf reeds aanstonds blijkt dat de bezwaren van de indiener ongegrond zijn en er redelijkerwijs geen twijfel mogelijk is over die conclusie. Daarbij moet de inhoud van het bezwaarschrift worden beoordeeld in samenhang met hetgeen in eerste instantie door betrokkene is aangevoerd en met de motivering van de primaire beslissing. De rechtbank is, gelet op de inhoud van het bezwaarschrift bezien in samenhang met hetgeen eiseres in eerste instantie heeft aangevoerd en hetgeen in de primaire beslissing daaromtrent is overwogen, van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat sprake is van een kennelijk ongegrond bezwaar en dat daarom van het horen van eiseres kon worden afgezien. Ook deze beroepsgrond faalt derhalve.
Conclusie en overwegingen ten aanzien van de kosten van deze procedure
16. De conclusie is dat het bestreden besluit de rechterlijke toets kan doorstaan. Daarom zal de rechtbank het beroep ongegrond verklaren.
17. Van omstandigheden op grond waarvan verweerder het griffierecht zou moeten vergoeden dan wel een van de partijen zou moeten worden veroordeeld in de door de andere partij gemaakte proceskosten, is de rechtbank niet gebleken.
III. BESLISSING
De rechtbank
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Fehmers, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.B.C. van der Veer, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 11 november 2008.