ECLI:NL:RBSGR:2008:BG6294

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
4 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/920363-08; 09/401616-08 (t.b.g.); 09/920390-08 (t.t.g.); 09/761211-08 (t.b.g.) 09/752053-07
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedragsbeïnvloedende maatregel opgelegd aan jeugdige verdachte na meerdere strafbare feiten

De rechtbank 's-Gravenhage heeft op 4 december 2008 uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een verdachte die zich in een korte periode schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder poging tot zware mishandeling, mishandeling van een ambtenaar, en diefstal. De verdachte, die op dat moment preventief gedetineerd was in het Forensisch Centrum Teylingereind, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.S. Maas. De officier van justitie, mr. B.S. Unnik-van Sluis, eiste onder andere vrijspraak voor bepaalde feiten en een jeugddetentie van 90 dagen, met een voorwaardelijke jeugddetentie van 6 maanden en een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks eerdere veroordelingen en een proeftijd, opnieuw strafbare feiten had gepleegd, wat leidde tot de oplegging van een jeugddetentie van 90 dagen en een voorwaardelijke jeugddetentie van 6 maanden. Daarnaast werd een gedragsbeïnvloedende maatregel opgelegd voor de duur van 6 maanden, waarbij de verdachte moest meewerken aan begeleiding door de Stichting Reclassering Nederland en behandeling bij Het Palmhuis. De rechtbank benadrukte dat de verdachte zich moest houden aan de voorschriften van de reclassering en dat bij niet-naleving de maatregel zou worden omgezet in jeugddetentie. De rechtbank oordeelde dat de frequentie van de gepleegde misdrijven en de eerdere veroordelingen aanleiding gaven voor deze maatregelen, in het belang van de verdere ontwikkeling van de verdachte. De vorderingen van benadeelde partijen werden gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding aan de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector strafrecht
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummers 09/920363-08; 09/401616-08 (t.b.g.); 09/920390-08 (t.t.g.); 09/761211-08 (t.b.g.)
Tul 09/752053-07
Rolnummer 0004; 0003
(Verkort vonnis)
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte/veroordeelde (hierna: verdachte)
[verdachte],
geboren op [datum] te [plaats],
wonende te [adres, woonplaats]
thans preventief gedetineerd in Forensisch Centrum Teylingereind te Sassenheim.
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting met gesloten deuren van 20 november 2008.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.S. Maas, is verschenen en gehoord.
Er hebben zich benadeelde partijen gevoegd.
De officier van justitie mr. B.S. Unnik-van Sluis heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding met parketnummer 09/920390-08 onder 1 primair wordt vrijgesproken en ter zake van het hem bij - gewijzigde - dagvaarding met parketnummer 09/920363-08 onder 1 primair, 2, 3 en 4 en het hem bij dagvaarding met parketnummer 09/920390-08 onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 90 dagen met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, en tot een jeugddetentie voor de duur 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarde dat hij zich zal houden aan de aanwijzingen hem te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, aanpak jongvolwassenen, ook als dit inhoudt dat hij een behandeling bij het Palmhuis of een agressieregulatiebehandeling moet ondergaan, en dat aan verdachte wordt opgelegd de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige voor de duur van 6 maanden zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij [A] zal worden toegewezen tot het bedrag van € 100,00, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft daarnaast gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij [B] niet-ontvankelijk zal worden verklaard, aangezien zij ten aanzien van het aan de schade ten grondslag liggende feit vrijspraak heeft gevorderd en de schade overigens niet door bescheiden is onderbouwd.
De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van het voorwaardelijk deel van de jeugddetentie opgelegd bij vonnis van de rechtbank d.d. 20 juli 2007.
De tenlastelegging.
Aan verdachte is ten laste gelegd - na wijziging ter terechtzitting van de tenlastelegging met parketnummer 09/920363-08 - hetgeen is vermeld in de dagvaardingen, gemerkt A1 en A2, en in de vordering wijziging tenlastelegging, gemerkt A3.
De bewijsmiddelen.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
De bewezenverklaring.
Door de inhoud van de vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij - gewijzigde - dagvaarding met parketnummer 09/920363-08 onder 1 primair, 2, 3 (09/401616-08) en 4 (09/401616-08) en bij dagvaarding met parketnummer 09/920390-08 onder 1 primair en 2 (09/761211-08) vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de tenlastelegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de tenlasteleggingen zoals deze is vermeld in de fotokopieën daarvan, gemerkt B1 en B2.
Ten aanzien van parketnummer 09/920390-08, feit 1 overweegt de rechtbank het volgende.
Op 10 september 2008 is de personenauto met het kenteken [kenteken] van [B] gestolen. Kort na de diefstal zijn verdachtes medeverdachte [medeverdachte] alsmede verdachte zelf aangetroffen in deze auto. Uit het proces-verbaal van bevindingen volgt dat de ruit van de auto was ingeslagen en dat er zowel op het matje bij de voeten van verdachte als óp zijn voeten glas lag. Verdachtes medeverdachte heeft bij de politie verklaard dat hij de diefstal van de auto samen met verdachte heeft gepleegd.
Deze verklaring van verdachtes medeverdachte acht de rechtbank betrouwbaar, temeer daar deze medeverdachte zichzelf niet vrijpleit en er overigens geen reden lijkt te zijn waarom hij verdachte ten onrechte zou beschuldigen. Dat verdachte anders heeft verklaard doet daaraan niet af, temeer daar verdachte ook ten aanzien van andere feiten niet steeds de waarheid heeft verklaard.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven en overtreding oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgrond aannemelijk is geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straffen en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in een korte periode schuldig gemaakt aan een zestal strafbare feiten.
Op 22 augustus 2008 heeft verdachte zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling. Verdachte is die dag met drie vrienden naar een discotheek in Rotterdam gegaan. Na het stappen is er buiten de discotheek een opstootje ontstaan waarbij verdachte en vijf andere personen betrokken waren. De rechtbank gaat ervan uit dat er een klein groepje jongens was dat ging vechten. Verdachte heeft in deze vechtpartij, terwijl zowel hijzelf als het slachtoffer op de grond zaten of lagen, zijn handen om de keel van het slachtoffer gehouden, waardoor die geen lucht meer kreeg. Vervolgens heeft verdachtes medeverdachte het slachtoffer, terwijl hij nog op de grond zat of lag, geschopt tegen zijn rug of zijn achterhoofd. Toen het slachtoffer wegliep is verdachte bovendien nog achter hem aangegaan en heeft hij hem een trap tegen zijn rug gegeven.
Het is niet aan het gedrag van verdachte te danken dat het letsel van het slachtoffer niet veel ernstiger was. Het slachtoffer heeft evenwel, zoals blijkt uit het door hem ingediende voegingsformulier benadeelde partij, geruime tijd last gehad van hoofdpijn en spierpijn en van een onveilig gevoel.
Verdachte heeft met deze gedraging ervan blijk gegeven geen respect te hebben voor de lichamelijke integriteit van anderen.
Voorts heeft verdachte zich op dezelfde datum, na de vechtpartij, terwijl een politieman hem wilde aanhouden, schuldig gemaakt aan mishandeling van deze politieman door hem tegen zijn been te schoppen. De politieman heeft, zoals blijkt uit het door hem ingediende voegingsformulier benadeelde partij, nog enige tijd last gehad van een pijnlijk been. Dit feit getuigt van weinig respect van verdachte jegens gezagsdragers zoals een politieman, die bovendien op straat aanwezig is om de veiligheid te waarborgen.
Daarnaast heeft verdachte zich op 8 mei 2008 schuldig gemaakt aan het rijden op een bromfiets, terwijl hij gedronken had en terwijl hij geen rijbewijs had. Dergelijke feiten en dan met name het dronken rijden zijn voor zowel verdachte zelf als voor andere personen op de weg zeer gevaarlijk.
Ten aanzien van het eerste feit, de vechtpartij, is verdachte op 22 augustus 2008 in verzekering en op 25 augustus 2008 in voorlopige hechtenis gesteld. De voorlopige hechtenis is direct opgeschort onder een aantal voorwaarden.
Op 10 september 2008 heeft verdachte zich echter, ondanks deze opschorting, samen met een ander schuldig gemaakt aan de diefstal van een auto. Verdachte heeft een raam van een auto ingeslagen, waarna hij met zijn medeverdachte in de auto is gestapt en zijn medeverdachte de auto heeft gestart met de sleutel die door de eigenaar in de auto was achtergelaten. Voor het slachtoffer heeft dit feit aanzienlijke gevolgen gehad. Uit het voegingsformulier benadeelde partij dat door het slachtoffer is ingediend blijkt namelijk dat zij de reparatiekosten niet kon voldoen, waardoor zij de auto van de hand heeft moeten doen. Verdachte heeft ervan blijk gegeven slechts rekening te houden met zijn eigen behoeften en is voorbij gegaan aan de nadelige gevolgen voor de slachtoffers van zijn gedragingen.
Verdachte heeft zich ten slotte schuldig gemaakt aan wederspannigheid op 31 augustus 2008, wederom getuigend van een gebrek aan respect jegens gedragsdragers.
Opvallend is dat verdachte zich aan de geweldsdelicten (de poging tot zware mishandeling, de mishandeling van de agent en de wederspannigheid) schuldig heeft gemaakt na het nuttigen van aanzienlijke hoeveelheden alcohol. Dat er ook ten aanzien van het dronken rijden en het gelijktijdig rijden zonder rijbewijs alcohol in het spel was, spreekt voor zich.
De rechtbank houdt er rekening mee dat verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister in het verleden reeds vele malen eerder is veroordeeld voor andere en soortgelijke feiten. Bovendien heeft hij de onderhavige feiten gepleegd terwijl hij niet alleen (deels) in een opschorting, maar ook in een proeftijd liep. Kennelijk hebben zowel de eerdere veroordelingen als de opschortende voorwaarden bij de voorlopige hechtenis en de proeftijd(en) verdachte er niet van kunnen weerhouden om zich opnieuw schuldig te maken aan strafbare feiten als de onderhavige.
De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op het Voorlichtingsrapport Strafzaken, met bijlagen, van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 6 november 2008, onder meer inhoudend, verkort en zakelijk weergegeven:
Op alle leefgebieden van betrokkene doen zich zorgen voor. In de afgelopen periode is gebleken dat de ouders nauwelijks in staat zijn bij te dragen aan een positieve ontwikkeling van hun zoon. Betrokkene volgt al geruime tijd geen onderwijs en heeft geen enkele vorm van dagbesteding. Betrokkene heeft een IQ van 88 en is selectief gemotiveerd. Bij betrokkene is ADHD gediagnosticeerd. De agressieregulatie baart zorgen, met name onder invloed van verdovende middelen.
De Raad voor de Kinderbescherming adviseert betrokkene een gedragsbeïnvloedende maatregel op te leggen voor de duur van 6 maanden in de vorm van:
- meewerken aan begeleiding door Reclassering Nederland (aanpak jongvolwassenen), onder meer op het gebied van wonen, werken en middelengebruik,
- meewerken aan behandeling bij De Waag ten aanzien van medicatie-inname,
- meewerken aan behandeling bij De Waag betreffende de agressieregulatieproblematiek.
De rechtbank heeft eveneens acht geslagen op het psychodiagnostisch onderzoeksverslag d.d. 28 oktober 2008, van drs. Taekema en drs. Schellart, als bijlage gevoegd bij bovengenoemd rapport en onder meer inhoudend, verkort en zakelijk weergegeven:
In de afgelopen jaren heeft betrokkene een gevarieerd hulpverleningsaanbod gehad met wisselend succes. Hulpverlening heeft tot nu toe niet het gewenste effect gehad.
Risicofactoren voor de kans op recidive zijn onder meer gelegen in de vroege start van het delictgedrag, de vele recidives, de scholingsachterstand, de onbehandelde gedragsstoornis, de ADHD, het middelengebruik, het niet of nauwelijks kunnen uitstellen van behoeften, het gebrek aan discipline en doorzettingsvermogen, de tekortschietende frustratietolerantie, de negatieve sociale omgeving, de vele openstaande schulden en de cognitieve vervormingen waardoor leereffect door de gevolgen van het gedrag uitblijft. Om recidive in de toekomst te voorkomen zal naast het behandelen van de gedragsstoornis en de ADHD het middelengebruik en het leren uitstellen van behoeftes een centrale rol moeten innemen.
Een gedragsbeïnvloedende maatregel is geïndiceerd. Betrokkene heeft een externe motivatie nodig om hem positief te beïnvloeden wanneer zijn eigen (breekbare) motivatie hem in de steek laat. Behandeling moet in eerste instantie gericht zijn op de gedragsstoornis, de ADHD, de interactie tussen zijn persoonlijkheid en het alcohol- en (soft)druggebruik en het leren nemen van verantwoordelijkheid over het eigen gedrag en de gevolgen daarvan. Daarnaast is een uitgebreide delictanalyse waarbinnen met name ook plaats is voor het leren herkennen en vermijden van risicosituaties geïndiceerd.
Voorts is een externe controle om inzicht te krijgen en te houden op het werkelijke middelengebruik van betrokkene door middel van urinecontroles geïndiceerd.
Om een en ander te kunnen opbouwen en om interventies de kans te geven om hun beoogde doel te bereiken is een periode van een half jaar (met mogelijkheid tot verlenging indien de hulpverlening dit noodzakelijk acht) minimaal geïndiceerd.
Ter terechtzitting heeft mevrouw drs. C. Schellart, psycholoog/kinder- en jeugdpsycholoog i.o., beëdigd en gehoord als getuige-deskundige, het onderzoeksverslag toegelicht en geadviseerd de behandeling van verdachte niet bij De Waag, maar in de pas geopende polikliniek van Het Palmhuis te laten plaatsvinden, met het oog op de urinecontroles die daar mogelijk zijn.
De rechtbank onderschrijft de conclusies uit voornoemde rapporten en zal het gegeven advies opvolgen.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op de rapporten van de Raad voor de Kinder-bescherming, d.d. 18 september 2008 en 25 augustus 2008.
De rechtbank is alles overwegend van oordeel dat vooropgesteld een deels onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van na te melden duur een passende reactie vormt.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de frequentie van de begane misdrijven alsmede de voorafgegane veroordelingen wegens misdrijven daarnaast aanleiding geven tot de oplegging van de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige en dat de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een gedragsbeïnvloedende maatregel en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Uit bovengenoemde rapporten en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat eerdere hulpverlening voor verdachte ontoereikend is geweest. Bij hem is onverminderd sprake van gedrags- en andere problemen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft in genoemd rapport d.d. 6 november 2008 geadviseerd tot oplegging van de maatregel. Dit advies wordt ondersteund door de gedragsdeskundige drs. Schellart, die haar advies ter terechtzitting van 20 november 2008 heeft toegelicht en aangevuld. De rechtbank is van oordeel dat de bij verdachte aanwezige problematiek oplegging van de maatregel voor de minimale duur van zes maanden rechtvaardigt.
De rechtbank is ten slotte van oordeel dat een deels voorwaardelijke detentiestraf met na te melden voorwaarden passend en geboden is om eraan bij te dragen dat verdachte na zijn behandeling en begeleiding in het kader van de gedragsbeïnvloedende maatregel begeleid blijft worden door de Stichting Reclassering Nederland en indien nodig behandeling kan ondergaan en mede daardoor niet wederom in de fout zal gaan.
De vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van het bij vonnis van deze rechtbank d.d. 20 juli 2007 voorwaardelijk opgelegde deel van de jeugddetentie, te weten jeugddetentie voor de duur van twee maanden, kan worden toegewezen nu de verdachte opnieuw strafbare feiten heeft gepleegd gedurende de bij voornoemd vonnis bepaalde proeftijd.
De rechtbank is van oordeel dat het in het belang van verdachte is dat hij aansluitend aan zijn detentie een geschikte woonplaats zal hebben en met behandeling kan beginnen. Voor zover dit thans nog niet realiseerbaar is, acht de rechtbank de tijd die verdachte in detentie zal doorbrengen, waarbij de rechtbank ervan uitgaat dat de ten uitvoer te leggen jeugddetentie voor de duur van twee maanden aansluitend aan de op te leggen detentie ten uitvoer gelegd zal worden, daartoe geschikt en toereikend.
De vordering van de benadeelde partij.
[C] heeft zich ten aanzien van parketnummer 09/920363-08 (feit 1) als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding.
Nu uit het voegingsformulier benadeelde partij niet blijkt dat door de benadeelde een bedrag wordt gevorderd zal de rechtbank de vordering kennelijk niet-ontvankelijk verklaren.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.
[A] heeft zich ten aanzien van parketnummer 09/920363-08 (feit 2) als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 100,00.
De raadsman van verdachte heeft afwijzing dan wel niet-ontvankelijkverklaring van deze vordering bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de strafbare gedraging, namelijk het schoppen van de politieman, een reactie was op het gebruik van pepperspray, welk gebruik in strijd was met de ambtsinstructie, zodat schadevergoeding niet in de rede ligt. Overigens heeft hij aangevoerd dat de vordering niet door bescheiden is onderbouwd.
De rechtbank overweegt dat zowel uit het dossier als het ter terechtzitting verhandelde vast is komen te staan dat de het gebruik van pepperspray jegens verdachte in lijn was met de ambtsinstructie. De rechtbank overweegt voorts dat een trap tegen een been niet bij de gebruikelijke risico's behoort van het werk van een politieman. Uit het voegingsformulier blijkt voorts dat de politieman gedurende een aantal uren last heeft gehad van een pijnlijk been, hetgeen is veroorzaakt door de strafbare gedraging van verdachte. De rechtbank is van oordeel dat het gevorderde bedrag van € 100,00 redelijk en billijk is en zal de vordering dan ook toewijzen.
De rechtbank wijst de vordering derhalve toe tot een bedrag van € 100,00.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bij dagvaarding met parketnummer 09/920363-08 onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 100,00, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [A].
[B] heeft zich ten aanzien van parketnummer 09/920390-08 (feit 1) als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 219,91.
De rechtbank acht de vordering van zo eenvoudige aard dat deze vordering zich leent voor behandeling in deze strafzaak. De raadsman van verdachte heeft eveneens afwijzing dan wel niet-ontvankelijkverklaring van deze vordering bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de schade, te weten de kapotte autoruit, het gevolg is geweest van de diefstal en dat zijn cliënt zich niet schuldig heeft gemaakt aan deze diefstal. Subsidiair heeft hij aangevoerd dat de vordering niet door bescheiden is onderbouwd.
De rechtbank is, anders dan de raadsman van verdachte en de officier van justitie, van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van de auto, waardoor de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van een strafbare gedraging van verdachte.
De rechtbank is voorts van oordeel dat het bedrag dat door de benadeelde partij is gevorderd, hoewel niet door bescheiden onderbouwd, redelijk en billijk is. Vast staat immers dat de ruit van de auto is ingeslagen en dat verdachte zich daaraan mede schuldig heeft gemaakt. Het bedrag van € 219,91 komt de rechtbank daarbij niet onredelijk voor.
Derhalve is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder bij dagvaarding met parketnummer 09/920390-08 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit.
De rechtbank zal de vordering dan ook toewijzen tot een bedrag van € 219,91, met de bepaling dat indien en voorzover de mededader voormeld bedrag heeft betaald, veroordeelde van betaling zal zijn bevrijd.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bij dagvaarding met parketnummer 09/920390-08 onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 219,91, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [B].
Toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen:
36f, 45, 47, 77a, 77g, 77h, 77i, 77l, 77w, 77wc, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77dd, 77ee, 77gg, 180, 300, 302, 304, 310, 311 van het Wetboek van Strafrecht,
de artikelen 8, 107, 176 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994.
Beslissing.
De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de bij dagvaarding met parketnummer 09/920363-08 onder 1 primair, 2, 3 (t.b.g. 09/401616-08) en 4 (t.b.g. 09/401616-08) en de bij dagvaarding met parketnummer 09/920390-08 onder 1 primair en 2 (t.b.g. 09/761211-08) ten laste gelegde feiten, zoals hierboven omschreven, heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
09/920363-08
1 primair
MEDEPLEGEN VAN POGING TOT ZWARE MISHANDELING;
2
MISHANDELING, TERWIJL HET MISDRIJF WORDT GEPLEEGD TEGEN EEN AMBTENAAR GEDURENDE OF TER ZAKE VAN DE RECHTMATIGE UITOEFENING VAN ZIJN FUNCTIE;
3 (t.b.g. 09/401616-08)
OVERTREDING VAN ARTIKEL 8, VIERDE JUNCTO DERDE LID, VAN DE WEGENVERKEERSWET 1994;
4 (t.b.g. 09/401616-08)
OVERTREDING VAN ARTIKEL 107, EERSTE LID, VAN DE WEGENVERKEERSWET 1994;
09/920390-08
1 primair
DIEFSTAL DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN WAARBIJ DE SCHULDIGE ZICH DE TOEGANG TOT DE PLAATS VAN HET MISDRIJF HEEFT VERSCHAFT DOOR MIDDEL VAN BRAAK EN HET WEG TE NEMEN GOED ONDER ZIJN BEREIK HEEFT GEBRACHT DOOR MIDDEL VAN VALSE SLEUTELS;
2 (t.b.g. 09/761211-08)
WEDERSPANNIGHEID;
verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezene en verdachte te dier zake strafbaar;
veroordeelt verdachte tot
jeugddetentie voor de duur van 90 dagen
bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de uitvoering van de hem onvoorwaardelijk opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht;
en voorts tot
jeugddetentie voor de duur van 6 maanden
bepaalt dat die straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, zulks onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de hierbij op 2 jaar vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
onder de bijzondere voorwaarde:
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, zolang die instelling zulks nodig acht, ook als dit inhoudt het ondergaan van een behandeling bij het Palmhuis en het ondergaan van een agressieregulatiebehandeling;
verstrekt aan bovengenoemde instelling de opdracht om aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarde krachtens het bepaalde bij artikel 77aa jo 14d van het Wetboek van Strafrecht;
legt aan verdachte voorts op
de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige voor de duur van 6 maanden,
die bestaat uit:
-het meewerken aan begeleiding door de Stichting Reclassering Nederland (aanpak jongvolwassenen), namens de Stichting Bureau Jeugdzorg, afdeling jeugdreclassering, onder meer op het gebied van wonen, werken en middelengebruik;
-het volgen van behandeling bij Het Palmhuis ten aanzien van medicatie-inname, middelengebruik (urinecontrole) en ten aanzien van de agressieregulatieproblematiek;
beveelt, voor het geval de veroordeelde niet naar behoren aan de tenuitvoerlegging van de maatregel heeft meegewerkt, dat de maatregel zal worden vervangen door jeugddetentie voor de duur van 6 maanden;
t.a.v. parketnummer 09/920363-08
in verzekering gesteld op 22 augustus 2008
in voorlopige hechtenis gesteld op 25 augustus 2008
welke voorlopige hechtenis werd opgeschort met ingang van 25 augustus 2008
en welke opschorting werd opgeheven op 12 september 2008
t.a.v. parketnummer 09/920390-08 in verzekering gesteld op 10 september 2008
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd gelijk is geworden aan de opgelegde straf;
bepaalt dat de benadeelde partij [C] niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [A] toe en veroordeelt verdachte voorts om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [A] een bedrag van € 100,00;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 100,00 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [A];
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 2 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [B] toe en veroordeelt verdachte voorts om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [B], een bedrag van € 219,91;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 219,91 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [B];
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 4 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
t.a..v. parketnummer 09/752053-07
gelast de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijke deel der straf, opgelegd bij vonnis van de rechtbank d.d. 20 juli 2007, te weten: jeugddetentie voor de duur van 2 maanden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Eisses, kinderrechter, voorzitter,
mr. E. Timmersmans, kinderrechter,
en mr. H.J.M. Smid-Verhage, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. D.V. Verbree, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 december 2008.