ECLI:NL:RBSGR:2008:BG5933

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
26 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/40598
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.R. van der Winkel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vreemdelingenbewaring en rechtsgeldigheid Schengenvisum

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 26 november 2008 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van vreemdelingenbewaring van eiseres, een Thaise vrouw, die op 13 november 2008 in bewaring was gesteld met het oog op uitzetting. Eiseres had een geldig Schengenvisum voor verblijf in Nederland, maar verweerder, de Staatssecretaris van Justitie, stelde dat haar rechtmatig verblijf van rechtswege was geëindigd omdat zij in strijd met de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) had gewerkt. De rechtbank oordeelde dat het rechtmatig verblijf van eiseres niet automatisch was geëindigd, aangezien zij niet verbleef op basis van een 'vrije termijn', maar op basis van haar visum. De rechtbank concludeerde dat de maatregel van bewaring onterecht was, omdat eiseres ten tijde van de inbewaringstelling rechtmatig verblijf had in Nederland. De rechtbank kende eiseres een schadevergoeding toe van € 120,-- per dag voor de dagen dat zij ten onrechte in bewaring had gezeten, wat resulteerde in een totaalbedrag van € 1.560,--. Daarnaast werden de proceskosten van eiseres, ter hoogte van € 644,--, aan de Staat der Nederlanden opgelegd. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, beval de opheffing van de bewaring en stelde dat partijen binnen een week hoger beroep konden instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK ‘s-GRAVENHAGE
Sector Bestuursrecht
vreemdelingenkamer
nevenzittingsplaats Almelo
regnr.: Awb 08/40598 VRONTN/CM
uitspraak van de enkelvoudige kamer
op het beroep tegen de maatregel van bewaring op grond van artikel 59 Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000), toegepast ten aanzien van de vreemdeling genaamd althans zich noemende:
[naam eiseres],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
van Thaise nationaliteit,
thans verblijvende in […],
justitienummer: […],
eiseres,
gemachtigde: mr. G.G.A.J. Adang, advocaat te Utrecht;
tegen
DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE
verweerder,
vertegenwoordigd door mr. R.R. de Groot, ambtenaar van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND).
1. Procesverloop
Op 13 november 2008 om 16:45 uur is eiseres met het oog op de uitzetting in bewaring gesteld (op grond van artikel 59, eerste lid aanhef en onder a, Vw 2000).
Eiseres heeft op 14 november 2008 tegen de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Dit beroep strekt mede tot toekenning van schadevergoeding.
Het beroep is behandeld ter zitting van 24 november 2008. Eiseres is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen. Ter zitting was een tolk aanwezig. [ …], is ter zitting als getuige gehoord.
2. Overwegingen
Beoordeeld dient te worden of de toepassing en tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in overeenstemming zijn met de wettelijke vereisten dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid gerechtvaardigd zijn.
Eiseres heeft de rechtbank verzocht het beroep gegrond te verklaren, de opheffing van de bewaring te bevelen en schadevergoeding toe te kennen. Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat de maatregel onrechtmatig is, omdat deze in strijd met de wet moet worden geacht. Daarnaast meent eiseres dat de bewaring bij afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid niet is gerechtvaardigd.
Verweerder heeft de rechtbank verzocht het beroep ongegrond te verklaren en het verzoek om toekenning van schadevergoeding af te wijzen. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de inbewaringstelling van eiseres rechtmatig is en dat er voldoende voortvarend is gehandeld.
Eiseres heeft ter onderbouwing van haar standpunt aangevoerd dat zij niet aan het werk was op de markt. Enkel vanwege de omstandigheid dat haar vriend werd aangesproken door inspecteurs van de Arbeidsinspectie heeft zij een broek ingepakt en afgerekend met een klant. Eiseres is van mening dat zij, tot het moment dat haar visum werd ingetrokken, rechtmatig verblijf had in Nederland.
Verweerder is van mening dat de controle op grond van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) niet ter beoordeling staat in onderhavige procedure.
De rechtbank overweegt dat een staande- en/ of aanhouding in het kader van de Wav, gelet op bestendige jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS), in onderhavige procedure niet ter beoordeling staat.
De rechtbank overweegt dat uit de gedingstukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat eiseres ten tijde van haar staandehouding beschikte over een geldig (Schengen-)visum voor verblijf in Nederland.
Verweerder stelt zich op het standpunt, onder verwijzing naar het bepaalde in artikel 12, eerste lid, aanhef en onder c, Vw2000 dat het rechtmatig verblijf van eiseres van rechtswege is geëindigd op het moment dat zij werkte in strijd met de Wav.
De rechtbank volgt verweerder in dit standpunt niet, nu voornoemd artikel ziet op beëindiging van een zogenoemde “vrije termijn” van een vreemdeling. Hiervan was in het onderhavige geval geen sprake, aangezien eiseres niet in Nederland verbleef krachtens vorenbedoelde “vrije termijn” maar rechtmatig verblijf in Nederland had krachtens voormeld visum.
Uit artikel 19 lid 1 onder c Schengen uitvoeringsovereenkomst (SUO) volgt dat - kort samengevat - de houder van een visum, onder de in dat artikel genoemde voorwaarden, een verblijfstitel heeft zolang het visum geldig is. Uit het systeem van de SUO volgt dat de geldigheid van een visum door een annuleringsbesluit of intrekkingsbesluit voor de oorspronkelijke expiratiedatum kan eindigen, doch niet van rechtswege. De rechtbank is daarom van oordeel dat het aan eiseres verstrekte Schengenvisum haar een rechtsgeldige verblijfstitel verschafte tot het moment dat dit visum op 21 november 2008 door de Kmar werd ingetrokken. Dientengevolge had eiseres ten tijde van het opleggen van de maatregel van bewaring op 13 november 2008 rechtmatig verblijf in Nederland en was er geen grond voor inbewaringstelling. Het antwoord op de vraag of eiseres in strijd met de Wav heeft gehandeld en verweerder dientengevolge de verblijfsvergunning mocht intrekken, kan daarom in deze procedure in het midden blijven.
Hetgeen overigens door partijen is aangevoerd kan naar het oordeel van de rechtbank aan het vorenstaande niet afdoen en behoeft derhalve geen nadere bespreking.
Het beroep is gegrond en de bewaring dient te worden opgeheven met ingang van heden, 26 november 2008.
Omdat het beroep gegrond wordt verklaard bestaat aan¬leiding verweerder te veroorde¬len tot vergoeding van de door de eiseres gemaakte proceskosten ad € 644,-- (één punt voor het indienen van het beroepschrift en één punt voor het verschijnen ter zitting), onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als rechtsper¬soon die deze kosten aan de griffier van deze rechtbank moet vergoeden.
Voor zover eiseres heeft verzocht om vergoeding van de kosten van de door haar meegebrachte getuige, alsmede vergoeding van de reiskosten, overweegt de rechtbank als volgt.
In artikel 1, aanhef en onder b, Besluit proceskosten is bepaald dat een veroordeling in de kosten als bedoeld in artikel 8:75 Algemene wet bestuursrecht (Awb) onderscheidenlijk een vergoeding van de kosten als bedoeld in artikel 7:15, tweede lid, of 7:28, tweede lid, Awb uitsluitend betrekking kan hebben op kosten van een getuige, deskundige of tolk die door een partij of een belanghebbende is meegebracht of opgeroepen, dan wel van een deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht. In artikel 1, aanhef en onder c en d, Besluit Proceskosten is voorts bepaald dat tevens voor vergoeding in aanmerking komen de reis- en verblijfkosten en verletkosten van een partij of een belanghebbende.
Voorts blijkt uit de toelichting op voornoemd artikel dat deze vergoeding alleen de door een partij of belanghebbende zelf ingeschakelde getuige, deskundige of tolk betreft. Voorwaarde voor deze vergoeding is dat de partij of belanghebbende er op mocht vertrouwen dat de getuige of deskundige een relevante bijdrage aan de procedure zou leveren (ABRS van
27 februari 2001, ABkort 2001/474).
Ter zitting heeft de door eiseres meegebrachte getuige, de heer J.H. Konings, verklaart over de aanwezigheid van eiseres in zijn marktkraam en over het daar wel of niet verrichten van werkzaamheden in strijd met de Wav. Nu verweerder werkzaamheden van eiseres in strijd met de Wav ten grondslag heeft gelegd aan zijn - hiervoor door de rechtbank reeds verworpen - stelling dat de verblijfsvergunning van eiseres van rechtswege is geëindigd, mocht eiseres er in redelijkheid op vertrouwen dat de verklaring van de getuige een relevante bijdrage aan de procedure zou leveren, ondanks dat deze verklaring voor de rechtbank niet relevant voor haar beslissing is gebleken. Verweerder dient daarom de kosten van de getuige te vergoeden.
De bepaling van de hoogte van de kosten van deze vergoeding volgt bij afzonderlijke uitspraak.
Voorts heeft eiseres, onder verwijzing naar de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) van 2 oktober 2008, gepubliceerd in JV 2008/414, verzocht om toekenning van schadevergoeding tot € 210,-- per dag voor iedere dag dat zij ten onrechte in vreemdelingenbewaring heeft gezeten.
De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
In voornoemde uitspraak heeft het EHRM aanleiding gezien om immateriële schadevergoeding toe te kennen, aangezien de inbewaringstelling niet voldeed aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Vrijheidsbeneming is slechts toegestaan als uiterst middel, dat wil zeggen dat minder ingrijpende middelen zijn overwogen en niet volstaan.
Zoals reeds is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat eiseres ten tijde van haar inbewaringstelling rechtmatig verblijf had; haar visum was immers nog niet ingetrokken.
De rechtbank ziet in het vorenstaande aanleiding om in het onderhavige geval, alle omstandigheden, waaronder de levensomstandigheden van eiseres, in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig om haar ten laste van de Staat een schadevergoeding toe te kennen van € 120,-- per dag voor de dagen die zij vanaf 13 november 2008 ten onrechte in bewaring heeft gezeten. Dit betekent dat een schadevergoeding van € 1.560,-- zal worden toegekend.
3. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- beveelt de opheffing van de bewaring met ingang van heden, 26 november 2008;
- kent aan eiseres ten laste van de Staat der Nederlanden een vergoeding toe van € 1.560,--;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten ad € 644,--, onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als rechts¬persoon die deze kosten aan de griffier van deze rechtbank moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.R. van der Winkel en in tegenwoordigheid van A.G.A. Velnaar als griffier in het openbaar uitgesproken op
Partijen kunnen tegen deze uitspraak binnen een week na verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van “Hoger beroep vreemdelingenzaken”, postbus 16113, 2500 BC ’s-Gravenhage.
Artikel 85 Vw 2000 bepaalt dat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak bevat. Artikel 6:6 Algemene wet bestuursrecht (herstel verzuim) is niet van toepassing.
Afschrift verzonden: