RECHTBANK ‘s-GRAVENHAGE
Sector Bestuursrecht
vreemdelingenkamer
nevenzittingsplaats Almelo
regnr.: Awb 08/40413 VRONTN/CM
uitspraak van de enkelvoudige kamer
op het beroep tegen de maatregel van bewaring op grond van artikel 59 Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000), toegepast ten aanzien van de vreemdeling genaamd althans zich noemende:
[naam eiser]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
nationaliteit: burger van Dominicaanse Republiek,
thans verblijvende in […],
justitienummer: […],
eiser,
gemachtigde: mr. J.P.M. Sio, advocaat te Breda;
DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE
verweerder,
vertegenwoordigd door mr. R.R. de Groot, ambtenaar van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND).
1. Procesverloop
Op 11 november 2008 is eiser met het oog op de uitzetting in bewaring gesteld (op grond van artikel 59, eerste lid aanhef en onder a, Vw 2000).
Eiser heeft op 13 november 2008 tegen de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Dit beroep strekt mede tot toekenning van schadevergoeding.
Het beroep is behandeld ter zitting van 24 november 2008. Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. E. van den Hombergh, waarnemend voor zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen. Ter zitting was een tolk aanwezig.
Beoordeeld dient te worden of de toepassing en tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in overeenstemming zijn met de wettelijke vereisten dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid gerechtvaardigd zijn.
Eiser heeft de rechtbank verzocht het beroep gegrond te verklaren, de opheffing van de bewaring te bevelen en schadevergoeding toe te kennen. Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat de maatregel onrechtmatig is, omdat deze in strijd met de wet moet worden geacht. Daarnaast meent eiser dat de bewaring bij afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid niet is gerechtvaardigd. Eiser heeft daartoe aangevoerd dat hij heeft aangetoond dat hij rechtmatig verblijf heeft in Italië. Eiser heeft een bewijs van residentie/ verblijf in Italië, bewijs dat zijn paspoort in verband met verlenging is ingeleverd bij de Dominicaanse ambassade en kopie van zijn paspoort overgelegd. Eiser stelt derhalve niet illegaal in Nederland te zijn. Hij wil zo snel mogelijk terugkeren naar Italië en was ‘slechts’ naar Nederland gereisd voor een familiebezoek.
Verweerder heeft de rechtbank verzocht het beroep ongegrond te verklaren en het verzoek om toekenning van schadevergoeding af te wijzen. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eisers inbewaringstelling rechtmatig is en dat er voldoende voortvarend is gehandeld. Verweerder is van mening dat het eiser niet was toegestaan om het grondgebied van Italië te verlaten.
De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt bij zijn staandehouding aan verbalisanten een stuk heeft overgelegd waaruit blijkt dat hij in het bezit is van een verblijfsvergunning voor Italië.
Ingevolge artikel 5, eerste lid, aanhef en onder a, van de Verordening (EG) 562/2006 (Schengengrenscode), geldt voor onderdanen van derde landen de volgende toegangsvoorwaarde voor een verblijf van ten hoogste drie maanden per periode van zes maanden: het in bezit zijn van één of meer geldige reisdocumenten of documenten die recht geven op grensoverschrijding.
In het vierde lid, onder a, van dit artikel wordt het volgende bepaald: in afwijking van lid 1 wordt onderdanen van derde landen die niet aan alle in lid 1 bedoelde voorwaarden voor binnenkomst voldoen maar houder zijn van een door een lidstaat afgegeven verblijfstitel of terugkeervisum, dan wel, indien dit vereist is, van deze beide documenten, toegang met het oog op doorreis tot het grondgebied van de overige lidstaten verleend, zodat zij het grondgebied van de lidstaat kunnen bereiken die hun de verblijfstitel of het terugkeervisum heeft verstrekt, tenzij zij op de nationale signaleringslijst staan van de lidstaat waarvan zij de buitengrenzen willen overschrijden, met vermelding van de te nemen maatregelen die de binnenkomst of doorreis verhinderen.
Nu vaststaat dat eiser in het bezit is van een verblijfsvergunning voor Italië en gesteld noch gebleken is dat er sprake is van vermelding van de naam van eiser op een nationale signaleringslijst - als hiervoor bedoeld - van een EU-lidstaat waarvan eiser de buitengrenzen moet overschrijden om Italië te kunnen bereiken, is de rechtbank van oordeel dat verweerder, op grond van het bepaalde in artikel 5, vierde lid, onder a, Schengengrenscode, eiser in de gelegenheid had moeten stellen om zelfstandig Nederland te verlaten.
Hetgeen overigens door partijen is aangevoerd kan niet leiden tot een ander oordeel.
Het beroep is gegrond en de bewaring dient te worden opgeheven met ingang van heden, 25 november 2008.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn er, alle omstandigheden, waaronder de levensomstandigheden van eiser, in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig om hem ten laste van de Staat een schadevergoeding toe te kennen van € 95,-- per dag voor de dagen die hij vanaf 11 november 2008 heeft doorgebracht in een politiecel en € 80,-- per dag voor de dagen die hij vanaf 13 november 2008 heeft doorgebracht in het detentiecentrum. Dit betekent dat een schadevergoeding van € 1.170,-- zal worden toegekend.
Omdat het beroep gegrond wordt verklaard bestaat aanleiding verweerder te veroordelen tot vergoeding van de door de eiser gemaakte proceskosten ad € 644,--, onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als rechtspersoon die deze kosten aan de griffier van deze rechtbank moet vergoeden.
- verklaart het beroep gegrond;
- beveelt de opheffing van de bewaring met ingang van heden, 25 november 2008;
- kent aan eiser ten laste van de Staat der Nederlanden een vergoeding toe van € 1.170,--;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten ad € 644,--, onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als rechts¬persoon die deze kosten aan de griffier van deze rechtbank moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.R. van der Winkel en in tegenwoordigheid van A.G.A. Velnaar als griffier in het openbaar uitgesproken op
Partijen kunnen tegen deze uitspraak binnen een week na verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van “Hoger beroep vreemdelingenzaken”, postbus 16113, 2500 BC ’s-Gravenhage.
Artikel 85 Vw 2000 bepaalt dat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak bevat. Artikel 6:6 Algemene wet bestuursrecht (herstel verzuim) is niet van toepassing.