Nevenzittingsplaats Haarlem
zaaknummer: AWB 08 / 37987
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 17 november 2008
[naam eiser],
geboren op [geboortedatum], van Chinese nationaliteit, verblijvende in het [locatie],
eiser,
raadsman: mr. W.M. Blaauw, advocaat te Haarlem,
de staatssecretaris van Justitie,
verweerder,
gemachtigde: mr. E.F. Söylemez, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst te
's-Gravenhage.
1.1 De ambtenaar belast met de grensbewaking heeft bij besluit van 13 november 2007 aan eiser op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, Vreemdelingenwet 2000 (Vw) een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd.
1.2 Eiser heeft op 23 oktober 2008 beroep ingesteld tegen het besluit tot voortduring van de vrijheidsontnemende maatregel en verzocht om schadevergoeding toe te kennen.
1.3 Verweerder heeft voortgangsgegevens over de uitzetting van eiser ingediend.
1.4 De openbare behandeling van het geschil heeft plaatsgevonden op 10 november 2008. Eiser is in persoon verschenen, namens zijn raadsman bijgestaan door mr. B.J.P.M Ficq, advocaat te Haarlem. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
2.1 Indien de rechtbank bij het beroep van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel in strijd is met de Vreemdelingenwet 2000 dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij ingevolge artikel 96, derde lid, Vw het beroep gegrond.
2.2 De vreemdeling aan wie toegang tot Nederland is geweigerd, dient Nederland ingevolge artikel 5, eerste lid, Vw onmiddellijk te verlaten.
2.3 Bij de belangenafweging zal de rechtbank in ieder geval betrekken de duur van de vrijheidsontnemende maatregel, de wijze waarop eiser invulling heeft gegeven aan zijn vertrekplicht en de activiteiten die verweerder heeft verricht om het vertrek van eiser te bespoedigen.
2.4 Deze rechtbank en nevenzittingsplaats heeft een eerder beroep tegen de aan eiser opgelegde vrijheidsontnemende maatregel ongegrond verklaard en het verzoek om het toekennen van schadevergoeding afgewezen bij uitspraak van 29 september 2008 (AWB 08 / 31787).
2.5 Namens eiser is - samengevat - het volgende aangevoerd. Het vertrek van eiser binnen een redelijke termijn is bijna onmogelijk. Bovendien duurt de aan eiser opgelegde maatregel inmiddels een jaar voort. Gelet op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (verder: de Afdeling) van 9 oktober 2008 (reg.nr. 200806946/1) is het gegeven dat er dit jaar ten behoeve van Chinese vreemdelingen twee laissez-passers afgegeven, onvoldoende om aan te nemen dat er zicht op uitzetting bestaat voor Chinese vreemdelingen. Voorts kan verweerder van eiser niet meer verwachten dan hij tot nu toe heeft gedaan. De aan eiser opgelegde maatregel kan niet onbeperkt doorgaan. In het kader van het beginsel van proportionaliteit is voortduring van de maatregel gegeven voormelde omstandigheden niet langer gerechtvaardigd.
De rechtbank overweegt als volgt.
2.6 Uit de zich in het dossier bevindende stukken blijkt het volgende. Eiser is vanaf 21 november 2007 uit Nederland verwijderbaar. Op 29 november 2007 heeft hij een aanvraagformulier voor een laissez-passer met onjuiste gegevens ingevuld. In februari 2008 heeft hij achtereenvolgens een nieuw formulier ingevuld, heeft hij een kopie van zijn Chinees identiteitsbewijs overgelegd en zelf contact opgenomen met de Chinese ambassade. Op 9 april 2008 is eiser via de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) in persoon gepresenteerd bij de Chinese autoriteiten. Op 11 april 2008 heeft de IOM bericht dat eiser heeft aangegeven niet bereid te zijn om enkele weken te wachten op de uitslag van de presentatie bij de Chinese autoriteiten. Op 14 april 2008 is er een vertrekgesprek met eiser gevoerd. Eiser heeft tijdens dit gesprek aangegeven dat hij niet weigert om terug te keren naar China, maar dat het allemaal zo lang duurt en hij alleen maar zieker wordt. Eiser heeft voorts medegedeeld dat hij wederom de IOM zal benaderen om alsnog een aanvraag voor terugkeer via deze organisatie te doen. Op 14 mei 2008 heeft de IOM bericht dat eiser nog geen contact heeft opgenomen. Op 21 mei 2008 heeft er wederom een vertrekgesprek met eiser plaatsgevonden. Eiser heeft in dit gesprek aangegeven dat hij een kopie van zijn identiteitskaart heeft overgelegd en dat hij verder niets meer kan doen. Ook heeft eiser aangegeven dat het voor hem onmogelijk is om zijn familie of vrienden in China te bereiken. Na tien eerdere rappellen, heeft verweerder op 11 september 2008 eiser extra onder de aandacht gebracht van de Chinese autoriteiten. Bij brief van 19 september 2008 heeft verweerder de rechtbank onder meer medegedeeld dat recente contacten met de Chinese autoriteiten aanleiding geven te veronderstellen dat er sprake is van een veranderende houding van de Chinese autoriteiten met betrekking tot de afgifte van een laissez-passer voor gedwongen terugkeer en dat dit wordt bevestigd door het feit dat op 8 september 2008 ten behoeve van een Chinese vreemdeling een laissez-passer is verstrekt. Laatstelijk is op 10 oktober 2008 bij de Chinese autoriteiten gerappelleerd en is op 12 oktober 2008 met eiser een vertrekgesprek gehouden waarin eiser heeft aangegeven dat hij weer met de IOM heeft gesproken, zonder resultaat.
2.7 Ter zitting is door verweerder een schrijven van 28 oktober 2008 aan deze rechtbank, zittingsplaats 's-Gravenhage overgelegd, waarin verweerder heeft toegelicht welke inspanningen hij in de periode van 22 augustus tot 21 oktober 2008 bij de Chinese autoriteiten heeft verricht om hen tot afgifte van laissez-passers te bewegen. Die inspanningen behelzen, naast een werklunch van de Minister van Justitie met de Chinese ambassadeur, bezoeken en (telefonische) contacten op (hoog)ambtelijk niveau van DT&V. Verweerder stelt voorts dat van de zijde van de Chinese autoriteiten signalen worden afgegeven die aanleiding geven voor de veronderstelling dat sprake zal zijn van een veranderende houding van de Chinese autoriteiten. Dit wordt bevestigd door de afgifte van een laissez-passer op 9 september 2008 en 21 oktober 2008.
2.8 De rechtbank stelt voorop dat de uitspraak van de Afdeling, waar eiser naar heeft verwezen ziet op een de situatie van vreemdelingenbewaring als bedoeld in artikel 59 Vw en niet op de hier in geding zijnde vrijheidsbenemende maatregel van artikel 6 Vw, waarvan de Afdeling in eerdere uitspraken heeft geoordeeld dat die maatregel in beginsel niet door wet of beleid in duur is gelimiteerd en dat daarvoor geen zicht op uitzetting is vereist (onder andere de uitspraak van 15 september 2008, 200806323, LJN: BF1403). Echter, de omstandigheid dat de duur van de hier aan de orde zijnde maatregel in beginsel niet in duur door wet en beleid is gelimiteerd, laat onverlet dat de wet de rechtbank ook opdraagt om te beoordelen of (voortduring van) de maatregel gelet op alle betrokken belangen gerechtvaardigd is.
2.9 Vast staat dat eiser de mogelijkheden om zijn vertrek te realiseren aanvankelijk heeft gefrustreerd en hij ook daarna niet optimaal heeft meegewerkt om zijn vertrek uit Nederland te realiseren. Niettemin vormt deze omstandigheid in het kader van de belangenafweging thans onvoldoende basis om de maatregel te laten voortduren. Sinds het opleggen van de maatregel zijn twaalf maanden verstreken en is de aanvraag om een laissez-passer nog steeds in onderzoek bij de Chinese autoriteiten. Hoewel verweerder regelmatig bij de Chinese autoriteiten rappelleert over de voortgang van het identiteitsonderzoek en eiser op 11 september 2008 extra onder de aandacht van die autoriteiten is gebracht, heeft dat tot nu toe geen resultaat gehad. Ook hebben genoemde autoriteiten geen signalen afgegeven dat een laissez-passer voor eiser op korte termijn zal worden verstrekt. Anders dan door verweerder geconcludeerd, biedt de brief van 28 oktober 2008 naar het oordeel van de rechtbank geen concrete aanwijzingen waaruit kan worden afgeleid dat de Chinese autoriteiten op korte termijn laissez-passers zullen verstrekken. Het gegeven dat op 21 oktober 2008 een tweede laissez-passer is afgegeven door genoemde autoriteiten is daartoe onvoldoende, aangezien voor de desbetreffende vreemdeling begin juli 2008 een laissez-passer was aangevraagd en daarover al op 8 september 2008 mondelinge toezeggingen zijn gedaan door de Chinese autoriteiten, terwijl de (tweede) aanvraag van eiser van februari 2008 dateert en, hoewel hij op 11 september 2008 extra onder de aandacht van genoemde autoriteiten is gebracht, dit niet heeft geleid tot enige toezegging.
2.10 Gelet op het vorenstaande, en tevens in aanmerking genomen dat niet gebleken is van openbare orde antecedenten, is de rechtbank van oordeel dat de voortduring van de vrijheidsontnemende maatregel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen niet langer gerechtvaardigd is. De rechtbank zal het beroep dan ook gegrond verklaren en opheffing van de maatregel bevelen met ingang van 17 november 2008.
2.11 De rechtbank ziet geen aanleiding de maatregel onrechtmatig te achten op een eerdere datum dan de datum waarop de opheffing zal worden bevolen. Het verzoek om toekenning van schadevergoeding komt dan ook niet voor inwilliging in aanmerking.
2.12 Gelet op het voorgaande is er voorts aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep bij de rechtbank redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 644,-- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) als kosten van verleende rechtsbijstand. Aangezien ten behoeve van eiser een toevoeging is verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand, dient ingevolge het tweede lid van artikel 8:75 Awb de betaling van dit bedrag te geschieden aan de griffier.
3.1 verklaart het beroep gegrond en beveelt de opheffing van de maatregel ex artikel 6, eerste en tweede lid, Vw met ingang van 17 november 2008;
3.2 wijst het verzoek tot het toekennen van schadevergoeding af.
3.3 veroordeelt verweerder in de proceskosten ad € 644,-- onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als rechtspersoon die deze kosten aan de griffier van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Haarlem, moet voldoen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.C. Greeuw, rechter, en op 17 november 2008 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. A.A. van der Meijden, griffier.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.