ECLI:NL:RBSGR:2008:BG5417

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
20 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/39899
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A. van 't Laar
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige vreemdelingenbewaring en schadevergoeding bij gebrek aan zicht op uitzetting naar China

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 20 november 2008 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Chinese vreemdeling, eiser, en de Staatssecretaris van Justitie, verweerder. Eiser was in vreemdelingenbewaring gesteld, maar de rechtbank oordeelde dat er geen zicht op uitzetting naar China bestond. Dit oordeel was gebaseerd op eerdere uitspraken en de afwezigheid van concrete aanwijzingen dat de Chinese autoriteiten hun beleid ten aanzien van laissez-passers voor vreemdelingen hadden gewijzigd. De rechtbank concludeerde dat de maatregel van bewaring vanaf het begin onrechtmatig was, omdat er geen redelijke termijn voor uitzetting kon worden vastgesteld. Eiser had schadevergoeding gevraagd voor de onrechtmatige bewaring, en de rechtbank kende hem een bedrag van € 1.005,- toe, bestaande uit vergoedingen voor de dagen die hij onterecht in bewaring had doorgebracht. De rechtbank veroordeelde ook de Staatssecretaris in de proceskosten van eiser, die op € 644,- werden vastgesteld. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de overheid om voldoende zicht op uitzetting te hebben voordat vreemdelingen in bewaring worden gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector Bestuursrecht
Vreemdelingenkamer, enkelvoudig
Nevenzittingsplaats Rotterdam
Reg.nr : AWB 08/39899
V-nummer: [v-nummer]
Inzake:
[eiser] , eiser,
gemachtigde mr. A.J. van Duijne Strobosch, advocaat te Wassenaar,
tegen:
de Staatssecretaris van Justitie, verweerder,
gemachtigde mr. P. Bosch.
I Procesverloop
1 Eiser heeft gesteld te zijn geboren op [geboortedatum] 1984 en de Chinese nationaliteit te bezitten.
2 Op 10 november 2008 is beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 9 november 2008 waarbij eiser op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) de maatregel van bewaring is opgelegd.
3 De openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 19 november 2008. Eiser is ter zitting verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens was aanwezig L. Li-Rijkers, tolk in de Chinese taal.
II Overwegingen
1 Ingevolge artikel 94, vierde lid, van de Vw 2000 staat ter beoordeling of het besluit tot oplegging van de vrijheidsontnemende maatregel in strijd is met deze wet, dan wel bij afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is te achten.
2 Eiser heeft aangevoerd dat de bewaring van meet af aan onrechtmatig dient te worden geacht, nu het zicht op uitzetting ontbreekt. Eiser verwijst hierbij naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 5 september 2008 (LJN: BE9987). De omstandigheid dat de Chinese autoriteiten inmiddels twee laissez passers hebben verstrekt aan Chinese vreemdelingen doet hieraan niet af, nu hierdoor nog geen sprake is van een gewijzigde gedragslijn van de Chinese autoriteiten op dit vlak.
3 Namens verweerder is aangevoerd dat voldoende zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn bestaat. Volgens verweerder kan worden gesproken van een gewijzigde gedragslijn van de Chinese autoriteiten, nu de door verweerder verrichte inspanningen op diplomatiek niveau hebben geleid tot de afgifte van twee laissez passers, afgegeven op 8 september 2008 en 21 oktober 2008, zonder tussenkomst van de Internationale Organisatie voor Migratie. Ter onderbouwing van zijn standpunt verwijst verweerder naar de uitspraken van de rechtbank, nevenzittingsplaatsen Utrecht en Amsterdam, van respectievelijk 30 oktober 2008 (AWB 08/37413) en 12 november 2008 (AWB 08/38076). Voorts verwijst verweerder naar de relevante passages uit de pleitnota, die op de zitting van 17 november 2008 bij de Afdeling is overgelegd.
4 De rechtbank overweegt het volgende.
4.1.1 In haar uitspraak van 29 augustus 2008 (LJN: BF0189) heeft deze rechtbank, nevenzittingsplaats Rotterdam, reeds geoordeeld dat voor Chinese vreemdelingen in vreemdelingenbewaring geen zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn bestaat.
4.1.2 Bij uitspraak van 10 november 2008 (LJN: BG4433) heeft de Afdeling, voor zover thans van belang, het volgende overwogen:
"2.1.3. De rechtbank heeft in de na 21 augustus 2008 daterende contacten tussen de Chinese en Nederlandse autoriteiten waarop de staatssecretaris heeft gewezen terecht geen grond gezien voor het oordeel dat ervan kan worden uitgegaan dat de Chinese autoriteiten hun gedragslijn bij de afgifte van laissez passer ten behoeve van hier te lande in bewaring gestelde Chinese vreemdelingen hebben gewijzigd dan wel daartoe op korte termijn zullen overgaan. Niet is gebleken dat voormelde contacten hebben geleid tot concrete afspraken op dat vlak. De rechtbank heeft evenzeer terecht geoordeeld dat de door de staatssecretaris genoemde laissez passer die op 8 september 2008 is afgegeven ten behoeve van de gedwongen verwijdering van een Chinese vreemdeling op zichzelf onvoldoende is om te concluderen dat sprake is van een veranderde opstelling van de Chinese autoriteiten. Concrete aanwijzingen waaruit kan worden afgeleid dat de afgifte van die laissez passer voortvloeit uit een door de Chinese autoriteiten ingezette verandering in de wijze van behandeling en beoordeling van aanvragen om een laissez passer ten behoeve van hier te lande in bewaring gestelde Chinese vreemdelingen zijn door de staatssecretaris niet verschaft."
4.1.3 Ter zitting heeft verweerder medegedeeld dat de Chinese autoriteiten op 8 september 2008 en op 21 oktober 2008 laissez passers hebben verstrekt aan hun onderdanen. In de door verweerder overgelegde pleitnota staat, voor zover thans van belang, het volgende vermeld:
" (...) Het leidt voor de Staatssecretaris geen twijfel dat deze LP-afgiftes een direct gevolg zijn van de verhoogde inspanningen van de Staatssecretaris richting de Chinese autoriteiten. (...) Een uitwerking (..), want tegelijk betekent dit niet dat de inspanningen zijn afgerond en de verdere ontwikkelingen op hun beloop kunnen worden gelaten. Daarvoor is de nu ontstane praktijk nog te pril. Maar de Staatssecretaris verwacht wel dat haar aanhoudende inspanningen zullen leiden tot meer LP-afgiftes en uiteindelijk ook tot concrete afspraken met de Chinese autoriteiten. (...)"
4.1.4 In navolging van de uitspraak van de rechtbank, nevenzittingsplaats Zutphen, van 13 november 2008 (LJN: BG4422) is de rechtbank – gelet op het voorgaande - van oordeel dat hoewel er inmiddels op 8 september 2008 en op 21 oktober 2008 laissez passers zijn verstrekt door de Chinese autoriteiten, vooralsnog niet is gebleken van concrete aanwijzingen waaruit kan worden afgeleid dat de afgifte van die laissez passers voortvloeit uit een door de Chinese autoriteiten ingezette verandering in de wijze van behandeling en beoordeling van laissez-passeraanvragen ten behoeve van hier te lande in bewaring gestelde Chinese vreemdelingen.
4.2 Nu geen zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn bestaat, is de maatregel van bewaring van aanvang af onrechtmatig.
4.3 Het beroep is derhalve gegrond en de maatregel dient te worden opgeheven met ingang van 20 november 2008.
4.4 Voorts acht de rechtbank voldoende gronden aanwezig om schadevergoeding toe te kennen, waarvan de hoogte als volgt is vastgesteld:
- voor 5 dagen onrechtmatige bewaring in een politiecel (van 9 november 2008 tot 14 november 2008): 5 x € 105,- = € 525,-;
- voor 6 dagen onrechtmatige bewaring in een huis van bewaring (van 14 november 2008 tot 20 november 2008): 6 x € 80,- = € 480,-.
Het totale bedrag aan schadevergoeding komt daarmee op € 1.005,-.
4.5 De rechtbank ziet aanleiding verweerder met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 644,-- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322,-- en wegingsfactor 1). Aangezien ten behoeve van eiser een toevoeging is verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand, dient de betaling van dit bedrag ingevolge artikel 8:75, tweede lid, van de Awb te geschieden aan de griffier van de rechtbank.
III Beslissing
De rechtbank ’s-Gravenhage:
rechtdoende:
1 verklaart het beroep gegrond;
2beveelt de opheffing van de maatregel van bewaring met ingang van 20 november 2008;
3 wijst het verzoek om schadevergoeding toe en kent aan eiser schadevergoeding toe ten bedrage van € 1.005,-- ten laste van de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie), te betalen door de griffier van de rechtbank;
4 veroordeelt verweerder in de proceskosten ten bedrage van € 644,-- onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie) als rechtspersoon die deze kosten aan de griffier dient te vergoeden.
Aldus gedaan door mr. A. van ‘t Laar, rechter, en door deze en G.F. Meiland, griffier, ondertekend.
De griffier,
De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op: 20 november 2008.
Rechtsmiddel
Krachtens artikel 95 van de Vw 2000 staat tegen deze uitspraak hoger beroep open. Ingevolge artikel 84, aanhef en onder d, van de Vw 2000 staat geen afzonderlijk hoger beroep open tegen de beslissing op het verzoek om schadevergoeding. De termijn voor het indienen van een beroepschrift is één week na verzending van de uitspraak. Bij het beroep¬schrift dient een kopie van deze uitspraak te worden overgelegd. Het beroepschrift dient een of meer grieven tegen de uitspraak van de rechtbank te bevatten en moet geadresseerd worden aan de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, hoger beroep vreemdelingen¬zaken, Postbus 16113, 2500 BC Den Haag. Voor informatie over de wijze van indienen van het hoger beroep kunt u www.raadvanstate.nl raadplegen.
Afschrift verzonden op: