ECLI:NL:RBSGR:2008:BG5145

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
22 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 07/5546 BESLU en 07/7002 BESLU
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kapvergunning voor het vellen van iepen in Noordwijkerhout en de beoordeling van besmettingsrisico's

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 22 oktober 2008 uitspraak gedaan over de verlening van een kapvergunning voor het vellen van zes iepen in Noordwijkerhout. De vergunning was verleend door het college van burgemeester en wethouders van Noordwijkerhout op 19 februari 2007, maar werd door eisers betwist. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd was, vooral met betrekking tot het risico op besmetting met iepziekte via wortelcontact met een eerder gekapte boom. De rechtbank oordeelde dat de bomen in kwestie beeldbepalend zijn voor de omgeving en dat er geen zwaarwegende argumenten waren om de kapvergunning te verlenen.

De rechtbank heeft het beroep van eisers gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. Tevens werd verweerder opgedragen om een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de overwegingen in de uitspraak. De rechtbank schorste de kapvergunning tot zes weken na de nieuwe beslissing op bezwaar en gelastte de gemeente Noordwijkerhout om het griffierecht aan eisers te vergoeden. De rechtbank concludeerde dat de aanwezigheid van een weigeringsgrond voor de kapvergunning aannemelijk was, en dat het risico op besmetting niet voldoende was onderbouwd door verweerder.

De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering bij besluiten omtrent kapvergunningen, vooral wanneer het gaat om bomen die een belangrijke rol spelen in het landschap en de leefomgeving. De rechtbank heeft ook de rol van deskundigen, zoals de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak, in het proces benadrukt, aangezien hun adviezen cruciaal waren voor de beoordeling van de situatie.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Eerste afdeling, enkelvoudige kamer
Reg.nr.: AWB 07/5546 BESLU en 07/7002 BESLU
UITSPRAAK als bedoeld in artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
in het geding tussen
1. [A] en [B];
2. [C] en [D],
allen wonende te [plaats], eisers,
en
het college van burgemeester en wethouders van Noordwijkerhout, verweerder.
Derde partij: de gemeente Noordwijkerhout, vergunninghoudster.
Ontstaan en loop van het geding
Bij besluit van 19 februari 2007 heeft verweerder aan de gemeente Noordwijkerhout vergunning verleend voor het vellen van 6 iepen aan de [...] te Noordwijkerhout.
Bij besluit van 11 juni 2007, verzonden op 14 juni 2007, heeft verweerder, overeenkomstig het advies van de Commissie bezwaarschriften van 24 mei 2007, het hiertegen door eisers gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit hebben eisers sub 1 en eisers sub 2 bij afzonderlijke geschriften van 24 juli 2007, ingekomen bij de rechtbank op 26 juli 2007, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het beroep is op 22 februari 2008 ter zitting behandeld.
Namens eisers zijn verschenen [A] en [D].
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door ing. [E].
Na de zitting heeft de rechtbank het onderzoek heropend en de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (Stab) als deskundige benoemd voor het uitbrengen van een advies.
Het gevraagde advies is op 1 juli 2008 uitgebracht. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om op de inhoud van het advies commentaar te leveren.
Desgevraagd hebben partijen toestemming gegeven voor het achterwege laten van een nadere zitting. Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.
Motivering
Op grond van artikel 4.5.3a van de Algemene plaatselijke verordening (APV) van de gemeente Noordwijkerhout kan een kapvergunning worden geweigerd op grond van:
a. de natuurwaarde van de houtopstand;
b. de landschappelijke waarde van de houtopstand;
c. de waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon;
d. de beeldbepalende waarde van de houtopstand;
e. de cultuurhistorische waarde van de houtopstand;
f. de waarde voor de leefbaarheid van de houtopstand.
Het bestreden besluit berust op het standpunt dat het risico op iepziekte ter plaatse zeer groot wordt geacht, zulks als gevolg van wortelcontact met een boom die ongeveer zes jaar jaren geleden is verwijderd. Hoogstwaarschijnlijk was deze boom besmet met iepziekte, aldus verweerder.
Hetgeen eisers in beroep aanvoeren komt hierop neer dat de bomen in kwestie al jaren zeer gezond zijn, zodat valt uit te sluiten dat de bomen door wortelcontact besmet zijn. Volgens eisers is bovendien niet bewezen dat de enkele jaren geleden verwijderde boom ziek was.
Eisers achten deze bomen beeldbepalend voor de parkachtige omgeving van de woonwijk.
De rechtbank overweegt dat de gevraagde kapvergunning kan worden geweigerd op één of meer gronden genoemd in artikel 4.5.3a van de APV. Indien zich geen weigeringsgrond voordoet dient de vergunning te worden verleend. Verweerder is in het bestreden besluit niet ingegaan op een mogelijke weigeringsgrond. Op grond van de stukken, waaronder het advies van de Stab, is echter aannemelijk dat de in geding zijnde iepen, gelet op hun uiterlijk en leeftijd, beeldbepalend zijn voor de omgeving, omdat deze de straat een zeer lommerrijk karakter geven. Dit maakt dat de bomen in beginsel beschermwaardig zijn.
De aanwezigheid van een weigeringsgrond is niet absoluut, anders gezegd het verplicht verweerder niet tot weigering van de kapvergunning. Er kunnen zwaarwegende argumenten zijn die maken dat het verlenen van de kapvergunning toch gerechtvaardigd is.
Ter beantwoording van de vraag of verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat het risico van besmetting door iepziekte als gevolg van wortelcontact met een eerder gekapte zieke boom ter plaatse zeer groot is, heeft de rechtbank het advies ingewonnen van de Stab. Partijen zijn van dit advies op de hoogte. Samengevat is in het rapport van de Stab vermeld dat niet meer valt te achterhalen of de destijds verwijderde boom ziek was. Verder ontleent de rechtbank aan het rapport dat de bomen in kwestie op dit moment goed gezond zijn. Hoewel wortelcontact tussen de iepen aan de [...] op zichzelf mogelijk is, is het niet aannemelijk dat zich vorig jaar dan wel in de jaren daarvoor een besmetting via wortelcontact heeft voorgedaan. Was dat anders, dan zouden de bomen reeds jaren gelden ziek zijn geworden en verloren zijn gegaan. Daarbij is mede in aanmerking genomen dat deze iepen, behorend tot de cultivar 'Groeneveld', matig resistent zijn tegen iepziekte. Aangezien de vermoedelijke bron van besmetting al zes jaar geleden is verwijderd, acht de adviseur het niet waarschijnlijk dat zich in de komende jaren een besmetting via wortelcontacten zal voordoen.
Nu aannemelijk is dat er een grond is om de vergunning te weigeren, terwijl er geen zwaarwegend argument tegenover staat om de vergunning te verlenen, kan het bestreden besluit naar het oordeel van de rechtbank niet worden gedragen door de hieraan ten grondslag gelegde motivering.
Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit wordt vernietigd wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb. Verweerder wordt opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
De rechtbank ziet tevens aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen, inhoudende schorsing van de verleende kapvergunning tot zes weken na de datum van de nieuwe beslissing op bezwaar.
Nu niet is gebleken van kosten die daarvoor in aanmerking komen, bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De rechtbank 's-Gravenhage,
RECHT DOENDE:
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt het bestreden besluit;
draagt verweerder op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
schorst de kapvergunning van 19 februari 2007 tot zes weken na de datum van de nieuwe beslissing op bezwaar;
gelast dat de gemeente Noordwijkerhout aan eisers het door hen betaalde griffierecht, zijnde twee maal € 143,-, vergoedt.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Aldus gegeven door mr. C.J. Waterbolk en in het openbaar uitgesproken op 22 oktober 2008, in tegenwoordigheid van de griffier B.D. Muntz.