Rechtbank 's-Gravenhage
sector bestuursrecht
derde afdeling, enkelvoudige kamer
Reg. nr. AWB 08/1889 BESLU
UITSPRAAK
als bedoeld in artikel 8:77
van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Uitspraak in het geding tussen
[eiser], wonende te [plaats], eiser,
de minister van Justitie, verweerder.
I. Ontstaan en loop van het geding
Bij besluit van 21 november 2005 heeft de Raad voor rechtsbijstand 's Hertogenbosch afwijzend beslist op een verzoek van eiser om definitieve inschrijving als tolk voor de talen Engels, Arabisch (Marokkaans) en Arabisch (Algerijns) in het landelijk Kwaliteitsregister Tolken en Vertalers (hierna: het kwaliteitsregister).
Bij besluit van 9 februari 2006 heeft verweerder het daartegen gemaakte bezwaar gedeeltelijk gegrond en gedeeltelijk ongegrond verklaard, het besluit van 21 november 2005 herroepen voor zover daarbij de inschrijving voor de taal Engels is geweigerd en eiser voorlopig ingeschreven in het kwaliteitsregister als tolk Engels.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief, ingekomen bij de rechtbank op 17 maart 2006, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift met daarop een nadere aanvulling ingediend.
Bij uitspraak van 3 april 2007 (AWB 06/2231) heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, het besluit van 9 februari 2006 vernietigd en het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 30 januari 2008 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de uitspraak van de rechtbank vernietigd en de zaak naar de rechtbank teruggewezen.
Het beroep is op 14 juli 2008 ter zitting behandeld.
Eiser is in persoon verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.B. Giebels.
1. Verweerder heeft de weigering om eiser definitief als tolk Engels in het kwaliteitsregister in te schrijven gehandhaafd, omdat eiser geen erkende tolkopleiding in die taal heeft voltooid. Wat betreft de weigering om eiser als tolk Arabisch (Algerijns) en Arabisch (Marokkaans) in het kwaliteitsregister in te schrijven, is overwogen dat eiser niet beschikt over een diploma van een erkende tolkopleiding. Voorts is overwogen dat niet aannemelijk is gemaakt dat eiser over voldoende relevante tolkervaring beschikt.
2. Eiser heeft in beroep naar voren gebracht dat verweerder zijn verzoek om inschrijving in het kwaliteitsregister ten onrechte heeft geweigerd, gezien zijn opleiding, waaronder een afgeronde studie in de Engelse taal en letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam, en zijn ervaring van meer dan 45 jaar als tolk en vertaler voor justitie en politie, het Koninklijk Huis, de Verenigde Naties, verscheidene ministeries en het (internationale) bedrijfsleven. Wat betreft de talen Arabisch (Marokkaans) en Arabisch (Algerijns) stelt eiser niet meer te beschikken over bewijsstukken die volgens het beleid nodig zijn om aan te tonen dat hij over voldoende tolkervaring beschikt. Voorts is niet mogelijk gebleken om kopieën van die bewijsstukken te verkrijgen.
3. Op 14 december 2004 is een voorstel van wet ingediend, houdende regels inzake beëdiging, kwaliteit en integriteit van beëdigde vertalers en van gerechtstolken die werkzaam zijn binnen het domein van justitie en politie (Wet gerechtstolken en beëdigde vertalers; Kamerstukken II 2004/2005, 29 936, nr. 2; hierna: het wetsvoorstel). Het wetsvoorstel strekt tot het instellen van een register voor gerechtstolken en beëdigd vertalers en de introductie van een afnameplicht voor de gerechten, het openbaar ministerie, de Immigratie- en Naturalisatiedienst, de politie en de Koninklijke Marechaussee om in het kader van het strafrecht en het vreemdelingenrecht enkel gebruik te maken van gerechtstolken en beëdigd vertalers die in het register staan ingeschreven. Uit de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel (Kamerstukken II 2004/2005, 29 936, nr.3) blijkt dat met het instellen van het register de kwaliteit en de integriteit van tolken die optreden ten behoeve van de gerechten, het openbaar ministerie, de Immigratie- en Naturalisatiedienst, de politie en de Koninklijke Marechaussee kan worden gewaarborgd. Teneinde inzichtelijk te maken welke tolken en vertalers aan de uniforme kwaliteitseisen voldoen, is, vooruitlopend op inwerkingtreding van de Wet gerechtstolken en beëdigde vertalers het kwaliteitsregister ingesteld.
Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in de uitspraak van 30 januari 2008 (LJN: BC3065) heeft overwogen, is daarin een publiekrechtelijke grondslag voor het besluit van 21 november 2005 gelegen.
4. Teneinde te beoordelen of een tolk of vertaler voldoende opleiding en ervaring heeft om in het kwaliteitsregister te worden ingeschreven, hanteert verweerder een registratiebeleid. Volgens dat beleid komt een tolk voor definitieve inschrijving in aanmerking, indien hij een tolkopleiding heeft voltooid die is opgenomen in een door verweerder opgestelde lijst van erkende tolkopleidingen. Daarnaast dient een tolk aantoonbaar voldoende tolkervaring voor afnemers binnen de justitieketen te hebben.
Het registratiebeleid strekt ertoe de kwaliteit en de integriteit van tolken en vertalers die werkzaam zijn binnen het domein van justitie en politie te waarborgen en is in zoverre in overeenstemming met de doelstelling van het wetsvoorstel. De vereisten, waaraan volgens het beleid moet zijn voldaan om voor inschrijving in het kwaliteitsregister in aanmerking te komen, zijn in beginsel niet kennelijk onredelijk te achten.
De rechtbank is evenwel van oordeel dat in het beleid ten onrechte geen voorziening is getroffen voor de situatie dat een tolk voor definitieve inschrijving in het kwaliteitsregister in aanmerking wil komen voor een taal, waarvoor geen door verweerder erkende tolkopleiding bestaat. In dat verband is van belang dat ter zitting is gebleken dat niet uitzonderlijk is dat een verzoek om definitieve inschrijving betrekking heeft op een zogenoemde incidentele taal, die niet voorkomt op de door verweerder opgestelde lijst met erkende opleidingen. Dat in het beleid aan die situatie geen aandacht is besteed, klemt te meer, nu het kwaliteitsregister in het wetsvoorstel een centrale positie inneemt en het wetsvoorstel een afnameplicht bevat voor de gerechten, het openbaar ministerie, de Immigratie- en Naturalisatiedienst, de politie en de Koninklijke Marechaussee om tolken en vertalers in te schakelen die in het kwaliteitsregister zijn ingeschreven. Blijkens de memorie van toelichting zal een besluit om een tolk of vertaler niet in het kwaliteitsregister in te schrijven voor hem ingrijpende gevolgen hebben, omdat de kans dat hij dan zal worden ingezet uiterst gering is. Voorts is van belang dat in de memorie van toelichting speciale aandacht wordt gevraagd voor de groep van personen die geen opleiding tot tolk heeft genoten, maar een bepaalde taal in het land van herkomst heeft geleerd. Ten aanzien van deze groep is de commissie, die kwaliteitseisen formuleert, inmiddels verzocht aanbevelingen te doen, die in een nog op te stellen algemene maatregel van bestuur kunnen worden verwerkt.
De rechtbank stelt vast dat voor de talen Arabisch (Algerijns) en Arabisch (Marokkaans) geen tolkopleiding bestaat, die door verweerder is erkend. Verweerder heeft de omstandigheid dat eiser niet over een diploma van een erkende tolkopleiding in die talen beschikt dan ook niet zonder nadere overweging aan het bestreden besluit ten grondslag mogen leggen.
5. Het standpunt van verweerder dat eiser niet voor (definitieve) inschrijving in het kwaliteitsregister in aanmerking komt als tolk in de talen Arabisch (Algerijns) en Arabisch (Marokkaans), omdat hij niet kan aantonen in die talen voldoende tolkervaring te hebben, berust voorts niet op een deugdelijke motivering. Door dat standpunt te baseren op de omstandigheid dat uit de door eiser overgelegde documenten niet met zekerheid valt af te leiden dat hij in die talen heeft getolkt, is verweerder onvoldoende gemotiveerd voorbij gegaan aan de door eiser gestelde jarenlange tolkervaring. Ter staving daarvan heeft eiser verscheidene documenten overgelegd, waaronder zogenoemde tolkenbriefjes, waaruit blijkt dat hij regelmatig door justitie wordt opgeroepen om te tolken, alsmede tolk en vertaalopdrachten vanaf 1980 van justitie en politie, het Koninklijk Huis, de Verenigde Naties, verscheidene ministeries en het (internationale) bedrijfsleven.
6. Voor zover verweerder het standpunt heeft ingenomen dat eiser niet voor definitieve inschrijving als tolk Engels in aanmerking komt, omdat hij geen erkende tolkopleiding in die taal heeft voltooid, is in het bestreden besluit ten onrechte niet kenbaar in de overwegingen betrokken dat, anders dan voorheen het geval was, geen mogelijkheden bestaan een tolkexamen of een kwaliteitstoets af te leggen zonder daaraan voorafgaand een opleiding te volgen. Eiser heeft zich in dat verband steeds op het standpunt gesteld dat van hem, gelet op zijn ruime tolkervaring, niet kan worden gevergd een tolkopleiding te volgen. Daartoe heeft hij een verklaring overgelegd van de voorzitter van het bestuur van het Nederlands Genootschap van Tolken en Vertalers, waaruit blijkt dat hij na grondige toetsing van de door hem verstrekte gegevens omtrent opleiding en ervaring is toegelaten tot de Sectie Gerechtstolken van het Nederlands Genootschap van Tolken en Vertalers voor de talencombinaties Nederlands Engels en Engels Nederlands.
7. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het bestreden besluit niet op een deugdelijke motivering berust en derhalve wegens strijd met artikel 7:12 van de Awb dient te worden vernietigd. Het beroep is gegrond. Verweerder dient een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
8. Bij uitspraak van 3 april 2007 (AWB 06/2231) heeft de rechtbank bepaald dat het door eiser voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht aan hem dient te worden vergoed, zodat daarvoor thans geen aanleiding meer bestaat. Nu niet is gebleken van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten, bestaat evenmin aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De Rechtbank 's-Gravenhage,
1. verklaart het beroep gegrond;
2. vernietigt het bestreden besluit van 9 februari 2006, kenmerk [...] en bepaalt dat verweerder een nieuw besluit neemt met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
Aldus gegeven door mr. A.L. Frenkel en in het openbaar uitgesproken op 6 oktober 2008, in tegenwoordigheid van de griffier mr. I. Goud.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.