ECLI:NL:RBSGR:2008:BG4859
Rechtbank 's-Gravenhage
- Kort geding
- H.F.M. Hofhuis
- Rechtspraak.nl
Intrekking van dagvaarding in kort geding en de gevolgen voor proceskostenveroordeling
In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank 's-Gravenhage, betreft het een kort geding waarin eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. H.P. Schouten, gedaagde, de besloten vennootschap BANKA FINANCIËLE DIENSTEN B.V., vertegenwoordigd door advocaat mr. A.H. Vermeulen, had gedagvaard. Eiser had op 18 augustus 2008 conservatoire beslagen gelegd en vorderde dat deze zouden worden opgeheven. Echter, op 25 september 2008 trok eiser zijn vordering in, voordat de zaak was uitgeroepen. Gedaagde gaf aan de rechtbank aan dat zij de zaak alsnog op de rol wilde doen inschrijven met het oog op een proceskostenveroordeling van eiser.
De voorzieningenrechter heeft op 26 september 2008 de zaak voorwaardelijk uitroepen, maar de kern van het geschil draait om de vraag of gedaagde recht heeft op een proceskostenveroordeling na de intrekking van de dagvaarding. Het Procesreglement kort gedingen bepaalt dat bij intrekking vóór de uitroeping geen proceskostenveroordeling kan worden uitgesproken. Gedaagde betoogde dat artikel 127 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) ook van toepassing is op kort gedingen, en dat zij daarom de zaak op de rol kan inschrijven.
De voorzieningenrechter oordeelde dat het procesreglement geen wettelijke basis heeft en dat de regels voor kort gedingen afwijken van die voor bodemprocedures. De rechter concludeerde dat de intrekking van de vordering door eiser leidde tot de conclusie dat de zaak niet was uitgeroepen, en dat gedaagde geen recht had op vergoeding van kosten. De voorzieningenrechter verklaarde dat de zaak was ingetrokken en dat er geen kostenveroordeling zou plaatsvinden, met de vaststelling dat griffierecht niet verschuldigd was.