ECLI:NL:RBSGR:2008:BG4808

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
14 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
FA RK 07-7554
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek wijziging omgangsregeling met kinderen

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 14 november 2008 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van de omgangsregeling tussen een vader en zijn minderjarige kinderen. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen, waarbij zij heeft overwogen dat de minderjarigen een zodanige leeftijd hebben bereikt dat de noodzaak van tussenkomst van de kinderrechter bij het totstandkomen van een omgangsregeling in hun belang niet meer evident is. De zaak betreft een verzoek dat op 7 december 2007 is ingediend, waarbij de moeder als belanghebbende is aangemerkt. De rechtbank ontving op 7 juli 2008 een brief van de moeder, waarin zij de mediationovereenkomst bijvoegde. De vader heeft echter niet gereageerd op een verzoek van de rechtbank om zijn standpunt te verduidelijken, wat de rechtbank als een gebrek in de procedure beschouwde.

De rechtbank benadrukt dat het recht op omgang tussen de niet-verzorgende ouder en het minderjarige kind voorop staat, maar dat het belang van de minderjarige ook zwaar weegt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader zich niet aan de gemaakte afspraken heeft gehouden, wat heeft geleid tot de afwijzing van het verzoek. De moeder heeft verzocht om een nieuwe omgangsregeling, maar de rechtbank oordeelt dat de voorwaarden die de moeder stelt niet geschikt zijn voor een rechterlijke beslissing. Bovendien is de oudste minderjarige bijna 18 jaar, wat de noodzaak voor een omgangsregeling verder ondermijnt. De jongste minderjarige is 15 jaar en de rechtbank concludeert dat gedwongen omgang niet in zijn belang is. De rechtbank gaat ervan uit dat de vader, ook na de meerderjarigheid van zijn dochter, open zal staan voor omgang en dat de betrokkenen zich zullen inspannen om de omgang op een natuurlijke wijze te laten plaatsvinden.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector familie- en jeugdrecht
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 07-7554
Zaaknummer: 300850
Datum beschikking: 14 november 2008
Omgang
Beschikking op het op 7 december 2007 ingekomen verzoek van:
[de moeder]
wonende te [plaats A.],
advocaat: mr. G.O. Perquin.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[de vader]
wonende te [plaats A.],
advocaat: mr. --.
Procedure
Bij beschikking van 18 april 2008 van deze rechtbank en kamer is een beslissing ter zake van de omgangsregeling pro forma aangehouden tot 1 augustus 2008 en zijn partijen verwezen naar de voor hen bekende mediator om te trachten hun geschil door middel van mediation tot een oplossing te brengen. Daarnaast is bepaald dat partijen zich uiterlijk veertien dagen voor voornoemde proformadatum moeten uitlaten over het resultaat van de medation en de voortgang van deze procedure.
De rechtbank heeft nadien ontvangen de brief d.d. 7 juli 2008 van de zijde van de moeder met als bijlage de door partijen ondertekende mediationovereenkomst.
Beoordeling
De rechtbank handhaaft al hetgeen bij genoemde beschikking is overwogen en beslist.
Blijkens voornoemde brief d.d. 7 juli 2008 van de moeder is met de mediation totale overeenstemming bereikt, echter de moeder verzoekt de door partijen overeengekomen mediationovereenkomst niet in de beschikking op te nemen. De moeder stelt dat de vader reeds in de eerste week van de nieuwe omgangsregeling de afspraken niet is nagekomen. Zo heeft de vader in strijd met de mediation afspraken de kinderen toch alleen gelaten, heeft hij de dochter op zaterdagnacht naar de moeder willen brengen en heeft hij de dochter eerder bij de moeder teruggebracht dan was afgesproken. Nu de vader zich niet houdt aan de mediationovereenkomst gaat de moeder niet langer akkoord met de omgangsregeling, waarbij de kinderen de ene week bij de vader zullen zijn en de andere week bij de moeder. Zij verzoekt daarom thans om - voorzover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad - een omgangsregeling vast te leggen waarbij de kinderen bij de vader verblijven één weekend per veertien dagen van vrijdagmiddag na schooltijd tot maandagochtend voor schooltijd, alsmede gedurende de helft van de schoolvakanties en feestdagen, met bepaling dat:
1. de vader ’s avonds en ’s nachts niet weg gaat in het weekend en in de vakanties waarin de kinderen bij hem verblijven;
2. als er vrouwen bij de man op bezoek komen, zij van de spullen van de kinderen zullen afblijven;
3. de vader en de kinderen op tijd zullen eten;
4. de kinderen op tijd naar bed gaan;
5. de vader tegen de kinderen zal zeggen dat zij hun huiswerk moeten maken;
6. er een taakverdeling voor de vader en de kinderen komt zodat duidelijk is wie er wat doet;
7. als de vader, in de tijd dat de kinderen bij hem verblijven, niet bij hen kan zijn vanwege zijn werkzaamheden hij zelf een oplossing zoekt voor hen en hij de moeder hiermee niet zal lastigvallen;
een en ander op straffe van een dwangsom van € 250,- althans een naar goede justitie te bepalen bedrag, voor elke keer dat de vader na betekening van deze beschikking in gebreke blijft aan het hiervoren bepaalde te voldoen.
De vader heeft zich ondanks een schriftelijk verzoek van de rechtbank d.d. 14 augustus 2008 niet uitgelaten over de voortgang van de zaak noch over de brief van de zijde van de moeder d.d. 7 juli 2008.
Uitgangspunt is dat de niet-verzorgende ouder en zijn minderjarige kind recht hebben op omgang met elkaar. In beginsel staat tegenover het recht van de minderjarige de plicht van in dit geval de vader tot omgang met de minderjarige. Evenwel dient ook in deze situatie het belang van de minderjarige voorop te staan, hetgeen tot de volgende overwegingen van de rechtbank leidt.
Nog daargelaten dat de voorwaarden waaronder de moeder omgang tussen de vader en de minderjarigen wil laten plaatsvinden zich niet lenen voor vaststelling in een rechterlijke beslissing omtrent omgang, is de rechtbank, zoals in de beschikking van 18 april 2008 reeds tot uitdrukking is gebracht, van oordeel dat de minderjarigen een zodanige leeftijd hebben bereikt dat het de vraag is of tussenkomst van de kinderrechter bij het totstandkomen van een omgangsregeling in hun belang moet worden geacht.
De oudste minderjarige wordt deze maand 18 jaar, zodat de kinderrechter reeds op die grond het belang bij het vaststellen van een omgangsregeling tussen haar en de vader onvoldoende aanwezig acht. De kinderrechter gaat er desalniettemin vanuit dat de vader - ook nadat de dochter meerderjarig is geworden - zich openstelt voor omgang.
De jongste minderjarige is thans 15 jaar en wordt in maart 2009 16 jaar. De kinderrechter acht, gelet op de omstandigheden van het onderhavige geval, gedwongen en geconditioneerde omgang met de vader niet in zijn belang. De rechtbank overweegt daartoe dat op grond van hetgeen in de procedure en nadien in het kader van de mediation is gebleken, aangenomen kan worden dat de vader bereid is om omgang met zijn zoon te hebben, maar dat dit kennelijk niet werkt onder de bovengenoemde condities. De kinderrechter gaat er vanuit dat alle betrokkenen, nu er in beginsel geen contra-indicaties voor omgang bestaan en er ook steeds vrijwillig omgang heeft plaatsgevonden, zich er voor zullen inspannen om de omgang tussen vader en zoon op een natuurlijke, bij zijn leeftijd passende wijze te laten plaatsvinden, waarbij de vader zich open stelt voor de behoeften van zijn zoon.
Nu de rechtbank het verzoek om een vast te stellen omgangsregeling zal afwijzen, behoeft het verzochte ten aanzien van een dwangsom geen bespreking meer.
Beslissing
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. Kramer, kinderrechter, bijgestaan door mr. J.H. van Berkel als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 november 2008