ECLI:NL:RBSGR:2008:BG4483

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
30 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08 - 19415
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake buitenbehandelingstelling van een aanvraag voor een verblijfsvergunning

In deze zaak heeft verzoeker op 18 februari 2008 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. Verweerder heeft deze aanvraag op 27 mei 2008 buiten behandeling gesteld, omdat verzoeker een onvolledige aanvraag zou hebben ingediend. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij niet zou worden uitgezet voordat er op het bezwaar was beslist. De voorzieningenrechter heeft op 30 oktober 2008 de zaak behandeld en geconcludeerd dat verweerder niet met de vereiste zorgvuldigheid heeft gehandeld. De voorzieningenrechter oordeelde dat verweerder verzoeker niet had geïnformeerd over de mogelijkheid om de leges per kas of pin te laten voldoen door een derde, wat een mededeling achteraf van het beleid terzake was. Dit beleid was niet gepubliceerd en verzoeker was niet op de hoogte gesteld van deze mogelijkheid. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het bezwaar van verzoeker een redelijke kans van slagen had en heeft de voorlopige voorziening toegewezen. Verweerder werd verboden verzoeker uit te zetten tot vier weken na de beslissing op het bezwaar. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, die op € 644,- werden vastgesteld, en werd de Staat der Nederlanden aangewezen als rechtspersoon die het betaalde griffierecht moest vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Nevenzittingsplaats Haarlem
zaaknummer: AWB 08 / 19415
uitspraak van de voorzieningenrechter van 30 oktober 2008
in de zaak van:
[naam verzoeker],
geboren op [geboortedatum], van Turkse nationaliteit,
verzoeker,
gemachtigde: mr. J. Singh, advocaat te Hoofddorp,
tegen:
de staatssecretaris van Justitie,
verweerder,
gemachtigde: mr. T.J.W. Visser, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst te 's-Gravenhage.
1. Procesverloop
1.1 Verzoeker heeft op 18 februari 2008 een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor het doel "beperking conform beschikking staatssecretaris". Verweerder heeft de aanvraag bij besluit van 27 mei 2008 buiten behandeling gesteld. Verzoeker heeft tegen het besluit op 29 mei 2008 bezwaar gemaakt.
1.2 Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het bezwaar de werking van het besluit niet opschort. Verzoeker heeft op 29 mei 2008 gevraagd een voorlopige voorziening te treffen. Hij verzoekt verweerder te verbieden hem uit te zetten voordat verweerder op het bezwaar heeft beslist.
1.3 Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.4 De openbare behandeling van het geschil heeft plaatsgevonden op 27 oktober 2008. Verzoeker is in persoon verschenen, bijgestaan door drs. J.E. Groenenberg, juridisch medewerker op het kantoor van zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
2. Overwegingen
2.1 Indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank tegen een besluit bezwaar is gemaakt, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd kan worden in de hoofdzaak, ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2.2 Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat verzoeker een onvolledige aanvraag heeft ingediend, omdat verzoeker niet in persoon is verschenen teneinde zijn aanvraag te completeren door (onder meer) de verschuldigde leges te voldoen. Verweerder verwijst hierbij naar de artikelen 4:2 en 4:5 van de Awb, artikelen 23 en 24 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), artikel 3.102 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) en de artikelen 3.34 dan wel 3.34a van het Voorschrift Vreemdelingen.
2.3 Verzoeker heeft hiertegen in de gronden van het bezwaar en het verzoek aangevoerd dat uit de door verweerder aangehaalde wetgeving niet blijkt dat een aanvraag tot het verlenen van een reguliere verblijfsvergunning in persoon moet worden ingediend en in dit verband verwezen naar uitspraken van nevenzittingsplaatsen Groningen, Zwolle en Haarlem van deze rechtbank. Daarnaast is ten onrechte nagelaten om verzoeker een herstelverzuimtermijn te bieden om de aanvraag alsnog in persoon in te dienen, alsmede om de leges in persoon te kunnen voldoen.
2.4 Verweerder heeft zich in zijn verweerschrift en ter zitting, samengevat en zakelijk weergegeven, op de volgende standpunten gesteld. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 10 juni 2008 (200708670/1, JV 2008/278) wordt niet meer tegengeworpen dat verzoeker de zijn aanvraag niet in persoon heeft ingediend. Wel wordt gehandhaafd dat verzoeker een onvolledige aanvraag heeft ingediend. Op grond van de voormelde uitspraak van de Afdeling blijkt dat het verzuim de aanvraag te complementeren met originele gegevens en bescheiden reeds bij het indienen van de aanvraag ontstaat. Hetzelfde geldt, analoog redenerend, voor de leges. Nu verzoeker bij brief van 16 april 2008 in de gelegenheid is gesteld dit verzuim te herstellen en daaraan niet heeft voldaan, is de aanvraag terecht op grond van artikel 4:5, eerste lid, onder c, Awb buiten behandeling gesteld. Hoewel de leges slechts per kas of pinbetaling kunnen worden voldaan, betekent dit niet dat verzoeker de leges in persoon moest komen voldoen. Hij had ook een (daartoe door hem gemachtigde) derde kunnen sturen. Verweerder trekt zijn in het verweerschrift gedane verzoek om ex artikel 78 Vw door te pakken in, aangezien dit, gelet op de tekst van dit artikel niet mogelijk is, nu het gaat om de buiten behandelingstelling van een aanvraag en niet de afwijzing daarvan.
2.5 Verzoeker heeft zich ter zitting op de volgende standpunten gesteld. Verzoeker heeft de relevante gegevens en bescheiden, waarover hij de beschikking had, voor het in behandeling nemen van zijn aanvraag, te weten, een uittreksel uit de Gemeentelijke Basis Administratie, reeds overgelegd. Verzoeker beschikt niet over een kopie van zijn paspoort en het W-document is reeds in het bezit van verweerder. Verzoeker begrijpt dat de brief van verweerder 16 april 2008 een standaardbrief betreft, zodat het wellicht in de rede had gelegen verweerder er op te wijzen dat de relevante stukken reeds in het bezit waren van verweerder. Echter dit rechtvaardigt nog niet de buiten behandelingstelling van zijn aanvraag. Voorts kan de brief van verweerder van 16 april 2008 niet worden aangemerkt als in verzuim stelling met betrekking tot de leges. Het is immers niet mogelijk de leges bij het (schriftelijk) indienen van de aanvraag te voldoen. Zo geeft verweerder bijvoorbeeld geen bankrekeningnummer op waarop de leges kunnen worden gestort. De brief van 16 april 2008 was het eerste moment van contact over de leges. Het is aan verweerder om beleidsmatig een mogelijkheid te scheppen om de leges niet in persoon te komen voldoen, gelet op voormelde uitspraak van de Afdeling.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
2.6 De voorzieningenrechter interpreteert het standpunt van verweerder dat verzoeker een (gevolmachtigde) derde had kunnen sturen om de leges te voldoen als een mededeling achteraf van het beleid terzake. Dit beleid is niet gepubliceerd in een regeling of in de Vreemdelingencirculaire 2000. Evenmin heeft verweerder verzoeker van het bestaan van dit beleid op de hoogte gebracht in de brief van 16 april 2008. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter lag het op de weg van verweerder om, alvorens de aanvraag buiten behandeling te stellen, verzoeker dan wel zijn gemachtigde, te informeren over het bestaan van de mogelijkheid om de leges per kas of pin te laten voldoen door een derde, zulks temeer nu in eerste instantie door verweerder werd tegengeworpen dat verzoeker de aanvraag niet in persoon had ingediend, welk standpunt verweerder hangende het bezwaar, naar aanleiding van de Afdelingsjurisprudentie, heeft gewijzigd. Uit het vorenstaande vloeit, naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter, voort dat verweerder het besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid heeft voorbereid.
2.7 Gelet op het voorgaande, concludeert de voorzieningenrechter dat het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. De voorzieningenrechter zal een voorlopige voorziening treffen.
2.8 De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding artikel 78 Vw toe te passen, aangezien de aanvraag buiten behandeling is gesteld en artikel 78 Vw, gelet op de tekst van dit artikel, daarop niet ziet.
2.9 De voorzieningenrechter zal met toepassing van artikel 8:75, eerste en derde lid, Awb verweerder veroordelen in de kosten die verzoeker heeft gemaakt en de rechtspersoon aanwijzen die de kosten moet vergoeden. De kosten zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht € 644,- (1 punt voor het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1).
2.10 De voorzieningenrechter zal met toepassing van artikel 8:82, vierde lid, Awb de Staat der Nederlanden aanwijzen als rechtspersoon die het betaalde griffierecht vergoedt.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter:
3.1 verbiedt verweerder verzoeker uit te zetten tot vier weken nadat verweerder op het bezwaar heeft beslist.
3.2 veroordeelt verweerder in de proceskosten en draagt de Staat der Nederlanden op € 644,- te betalen aan verzoeker;
3.3 draagt de Staat der Nederlanden op € 145,- te betalen aan verzoeker als vergoeding voor het betaalde griffierecht.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.W.S. Kiliç, voorzieningenrechter, en op 30 oktober 2008 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. S.S. de Groot, griffier.
afschrift verzonden op:
Coll:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.