ECLI:NL:RBSGR:2008:BG4481
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot verklaring van identiteit door een uitgeprocedeerde vreemdeling
In deze zaak verzoekt een uitgeprocedeerde vreemdeling de rechtbank om te verklaren dat hij de persoon is die hij stelt te zijn. De man, die zonder verblijfsvergunning in Nederland verblijft, heeft eerder asiel aangevraagd maar is uitgeprocedeerd. Hij is bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) bekend onder een specifiek nummer en stelt dat hij afkomstig is uit de People’s Republic of China, provincie XinJiang, en behoort tot de Oeigoerse etnische minderheid. De rechtbank behandelt het verzoek en constateert dat de man geen wettelijke grondslag kan aanvoeren voor zijn verzoek, noch op basis van artikel 1:26 van het Burgerlijk Wetboek (BW) of op basis van artikel 16 van het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (IVBPR). De ambtenaar van de burgerlijke stand heeft aangegeven dat er geen geboorteakte is overgelegd die voor inschrijving in aanmerking komt, en dat de man geen rechtsgeldige verblijfstitel heeft. De rechtbank oordeelt dat de man zijn identiteit niet kan aantonen en dat de Nederlandse rechter niet bevoegd is om het verzoek te behandelen. Uiteindelijk wijst de rechtbank het verzoek van de man af, omdat er geen wettelijke basis is voor de gevraagde verklaring.