ECLI:NL:RBSGR:2008:BG4056
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vreemdelingenbewaring van een burger van Georgië met banden met Abchazië
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 4 november 2008 uitspraak gedaan in het beroep van een vreemdeling, die stelt afkomstig te zijn uit Abchazië, tegen de maatregel van bewaring die door de Staatssecretaris van Justitie was opgelegd. De vreemdeling, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. A.M. Westerhuis, heeft op 21 oktober 2008 beroep ingesteld tegen het voortduren van de bewaring, die op 4 september 2008 was opgelegd. De rechtbank heeft eerder de rechtmatigheid van de bewaring getoetst en vastgesteld dat deze rechtmatig was. De huidige beoordeling richtte zich op de vraag of het voortduren van de bewaring gerechtvaardigd was.
De rechtbank overweegt dat de vreemdeling geen bewijs heeft geleverd dat de Georgische autoriteiten geen laissez passer zouden afgeven voor een burger van Georgië met banden met Abchazië. De rechtbank stelt vast dat het aan de vreemdeling is om aannemelijk te maken dat de afgifte van een laissez passer niet zal plaatsvinden. De rechtbank concludeert dat er geen of onvoldoende zicht bestaat op uitzetting van de vreemdeling op afzienbare termijn, maar dat de Staatssecretaris met de vereiste voortvarendheid handelt. De rechtbank wijst het beroep ongegrond en het verzoek om schadevergoeding af.
De uitspraak is gedaan door mr. A.S. Venema-Dietvorst en openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier mr. H.A. Hulst. Tegen deze uitspraak staan geen rechtsmiddelen open.