ECLI:NL:RBSGR:2008:BG4056

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
4 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/37607
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vreemdelingenbewaring van een burger van Georgië met banden met Abchazië

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 4 november 2008 uitspraak gedaan in het beroep van een vreemdeling, die stelt afkomstig te zijn uit Abchazië, tegen de maatregel van bewaring die door de Staatssecretaris van Justitie was opgelegd. De vreemdeling, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. A.M. Westerhuis, heeft op 21 oktober 2008 beroep ingesteld tegen het voortduren van de bewaring, die op 4 september 2008 was opgelegd. De rechtbank heeft eerder de rechtmatigheid van de bewaring getoetst en vastgesteld dat deze rechtmatig was. De huidige beoordeling richtte zich op de vraag of het voortduren van de bewaring gerechtvaardigd was.

De rechtbank overweegt dat de vreemdeling geen bewijs heeft geleverd dat de Georgische autoriteiten geen laissez passer zouden afgeven voor een burger van Georgië met banden met Abchazië. De rechtbank stelt vast dat het aan de vreemdeling is om aannemelijk te maken dat de afgifte van een laissez passer niet zal plaatsvinden. De rechtbank concludeert dat er geen of onvoldoende zicht bestaat op uitzetting van de vreemdeling op afzienbare termijn, maar dat de Staatssecretaris met de vereiste voortvarendheid handelt. De rechtbank wijst het beroep ongegrond en het verzoek om schadevergoeding af.

De uitspraak is gedaan door mr. A.S. Venema-Dietvorst en openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier mr. H.A. Hulst. Tegen deze uitspraak staan geen rechtsmiddelen open.

Uitspraak

RECHTBANK ‘S-GRAVENHAGE
Nevenzittingsplaats Groningen
Sector Bestuursrecht
Vreemdelingenkamer
Zaaknummer: Awb 08/37607
Uitspraak op het beroep tegen de maatregel van bewaring op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000), toegepast ten aanzien van de vreemdeling genaamd, althans zich noemende:
[vreemdeling],
geboren op [geboortedatum],
burger van Georgië,
V-nummer: [V-nummer],
eiser,
gemachtigde: mr. A.M. Westerhuis, advocaat te Leeuwarden.
1. Ontstaan en loop van het geschil
1.1. De Staatssecretaris van Justitie, hierna verweerder, heeft op 4 september 2008 aan eiser de maatregel van bewaring opgelegd. Deze maatregel duurt tot op heden voort.
1.2. Eiser heeft tegen het voortduren van de bewaring op 21 oktober 2008 beroep ingesteld bij de rechtbank. De beroepsgronden zijn aangevuld op 28 oktober 2008.
1.3. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken - daaronder begrepen de inlichtingen met betrekking tot de (voortgang van de voorbereiding van de) verwijdering van eiser - aan de rechtbank en aan eiser toegestuurd.
1.4. Het beroep is behandeld ter openbare zitting van de rechtbank van 3 november 2008. Eiser is niet in persoon verschenen, maar wel is hij vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Voor
verweerder is als gemachtigde verschenen drs. R.H. Wezeman.
2. Rechtsoverwegingen
2.1. Vooropgesteld moet worden dat de rechtbank de maatregel van bewaring reeds eerder heeft getoetst, laatstelijk bij uitspraak van 10 oktober 2008, en dat daarbij is komen vast te staan dat de toepassing en tenuitvoerlegging van de bewaring rechtmatig zijn. Derhalve staat thans slechts ter beoordeling of het voortduren van de bewaring sindsdien gerechtvaardigd is.
2.2. Eiser heeft de rechtbank verzocht de opheffing van de bewaring te bevelen en schadevergoeding toe te kennen. Eiser stelt dat er geen zicht op uitzetting is.
2.3. Verweerder heeft geconcludeerd tot ongegrond verklaring van het beroep en tot afwijzing van het verzoek om schadevergoeding.
2.4. Op 16 oktober 2008 heeft verweerder met eiser een vertrekgesprek gehouden. Blijkens het gespreksverslag heeft eiser bij deze gelegenheid onder meer aangegeven niet terug te willen naar Georgië. Ook heeft hij gesteld dat informatie van verweerder over een op 20 juli 2007 in Tbilisi aan hem afgegeven Georgisch paspoort onjuist is.
2.5. Daarnaast heeft verweerder op 20 oktober 2008 bij de Georgische autoriteiten schriftelijk gerappelleerd betreffende de ingediende aanvraag van een laissez passer ten behoeve van de uitzetting van eiser. Dit rappel heeft nog niet geleid tot afgifte van een laissez passer.
2.6. Eiser heeft gesteld dat de Georgische autoriteiten geen laissez passer zullen afgeven omdat hij afkomstig is uit Abchazië. De rechtbank overweegt dat niet is gebleken dat de Georgische autoriteiten geen laissez passer afgeven voor een burger van Georgië die geboren is in of anderszins banden heeft met Abchazië. Het is van algemene bekendheid dat de Georgische overheid Abchazië beschouwt als deel van het grondgebied van Georgië. In de huidige situatie is het aan eiser om aannemelijk te maken dat de afgifte van een laissez passer voor een persoon afkomstig uit Abchazië niet zal plaatsvinden.
2.7. Gezien het bovenstaande faalt de beroepsgrond dat geen of onvoldoende zicht bestaat op uitzetting van eiser op afzienbare termijn. Voorts handelt verweerder met de vereiste voortvarendheid, terwijl eiser anderzijds onvoldoende medewerking verleent aan de voorbereiding van de uitzetting.
2.8. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.
3. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Aldus gegeven door mr. A.S. Venema-Dietvorst en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. H.A. Hulst als griffier op 4 november 2008.
Tegen deze uitspraak staan geen rechtsmiddelen open.
Afschrift verzonden: