RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
nevenzittingsplaats Breda
sector bestuursrecht
vreemdelingenkamer
uitspraak van de enkelvoudige kamer ingevolge artikel 8:77 Algemene wet bestuursrecht d.d. 8 mei 2008
[eiseres],
eiseres, woonplaats kiezende ten kantore van haar gemachtigde
mr. B.L.I.M. van Overloop te Bergen op Zoom,
de Staatssecretaris van Justitie,
verweerder,
gemachtigde mr. B. Anik.
1.1 Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 8 augustus 2007 (hierna: bestreden besluit) inzake de toepassing van artikel 64 Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000).
1.2 Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingezonden.
1.3 Het beroep is behandeld ter zitting van 14 februari 2008. Eiseres is bij kantoorgenoot van haar gemachtigde, mr. P.R. Klaver, verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Namens eiseres was aanwezig haar echtgenoot, de heer P. Dumez.
1.4 De rechtbank heeft de uitspraaktermijn eenmalig verlengd met zes weken.
2.1 Eiseres heeft gesteld te zijn geboren op [1957], de Kroatische nationaliteit te bezitten en sedert 26 oktober 1989 als vreemdeling in Nederland te verblijven. Eiseres heeft bij brief van 15 maart 2007 verweerder verzocht om gebruik te maken van het opschorten van vertrek op grond van artikel 64 Vw 2000.
2.2 Verweerder heeft, na een gevolgde bezwaarprocedure, het bestreden besluit genomen. Dit besluit strekt tot weigering eiseres op grond van artikel 64 Vw 2000 opschorting van vertrek te verlenen.
2.3 In dit geding dient te worden beoordeeld of het bestreden besluit in het licht van de daartegen aangedragen beroepsgronden de toetsing aan geschreven en ongeschreven rechtsregels kan doorstaan.
2.4 Eiseres voert in beroep aan dat verweerder ten onrechte geen toepassing heeft gegeven aan artikel 64 Vw 2000.
Eiseres is van mening dat de toestemmingsverklaring tijdig is overgelegd. Het advies van het Bureau Medische Advisering (hierna: BMA) is ondertussen uitgebracht op 25 juli 2007.
Eiseres stelt dat zij en haar behandelend arts ten onrechte niet hebben kunnen reageren op dit advies. Ook dient er onderzoek plaats te vinden in het land van herkomst aangaande hetgeen door de BMA-arts gesteld wordt. Eiseres is van mening dat te weinig rekening gehouden wordt met haar psychische gesteldheid. Eiseres wijst op de overgelegde brieven van haar psychiater van 4 april 2007 en van 13 juli 2007, waarin wordt gesteld dat het onthouden van behandeling kan leiden tot een acute medische situatie met een psychotische decompensatie tot gevolg. Verder stelt deze psychiater dat eiseres niet in staat is om te reizen of om korte termijn te verblijven in het land van herkomst. Eiseres vraagt alsnog om een breed medisch onderzoek. Voorts acht eiseres Nederland het meest aangewezen land voor medische behandeling. De behandeling kan niet plaatsvinden in het land van herkomst. Medische zorg is in het land van herkomst niet beschikbaar, bereikbaar, betaalbaar en toegankelijk. Het onthouden van behandeling leidt tot een medische noodsituatie. Aldus wordt een beroep gedaan op artikel 3 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM). Verder doet eiseres een beroep op artikel 8 EVRM. Ten slotte voert eiseres aan dat de hoorplicht is geschonden.
Desgevraagd heeft de gemachtigde van eiseres ter zitting aangegeven dat de aangevoerde beroepsgrond dat ten onrechte het vereiste van een machtiging tot voorlopig verblijf is tegengeworpen, op een verschrijving berust.
2.5 De rechtbank neemt, in het licht van de aangevoerde beroepsgronden, het navolgende wettelijke kader tot uitgangspunt.
Artikel 64 Vw 2000 bepaalt dat uitzetting achterwege blijft zolang het gezien de gezondheidstoestand van de vreemdeling of die van één van zijn gezinsleden niet verantwoord is om te reizen.
2.6 De rechtbank overweegt allereerst het volgende.
Verweerder heeft in het bestreden besluit het standpunt ingenomen dat de benodigde toestemmingsverklaring op grond waarvan medisch advies bij het BMA kan worden ingewonnen, niet binnen de daarvoor gestelde termijn aan verweerder is geretourneerd.
De rechtbank overweegt hiertoe dat de te late indiening geen relevantie meer heeft nu gebleken is dat verweerder, in de bezwaarfase, na ontvangst van de toestemmingsverklaring alsnog medisch advies heeft gevraagd aan het BMA.
2.7 De reikwijdte van artikel 64 Vw 2000 is neergelegd in hoofdstuk B8/10 Vreemdelingencirculaire 2000 (hierna Vc 2000).
De uitzetting blijft op grond van artikel 64 Vw 2000 achterwege indien:
- de medisch adviseur aangeeft dat het vanwege de gezondheidstoestand van de vreemdeling of van één van zijn gezinsleden niet verantwoord is om te reizen;
of
- de stopzetting van de medische behandeling een medische noodsituatie zal doen ontstaan; en
- de medische behandeling van de betreffende medische klachten niet kan plaatsvinden in het land van herkomst of ander land waarheen betrokkene zich kan verwijderen; en
- de medische behandeling ter voorkoming van het ontstaan van deze noodsituatie naar verwachting één jaar of korter zal duren.
2.8 Verweerder heeft op 11 juli 2007 het BMA verzocht een medisch advies uit te brengen. Het gevraagde advies is op 25 juli 2007 uitgebracht. Uit dit BMA-advies blijkt het volgende. Eiseres is bekend met schizofrenie. Ze neigt naar paranoïde psychose, waardoor ze dan ook haar medicatie niet meer inneemt. Derhalve krijgt ze medicijnen per injectie. Eiseres wordt behandeld met gesprekken en maandelijkse injecties via de GGZ NW-Brabant. De behandeling is blijvend van aard. De BMA-arts concludeert dat er voldoende behandelmogelijkheden in Kroatië aanwezig zijn. Voorts geeft de BMA-arts aan dat bij uitblijven van de behandeling op korte termijn een medische noodsituatie zal optreden in de vorm van een acute psychose, welke zeer gevaarlijk kan zijn voor eiseres en haar omgeving. De BMA-arts geeft aan dat eiseres niet kan reizen, tenzij er vlak voor een reis een beoordeling door een psychiater plaatsvindt, om te bepalen of eiseres op dat moment kan reizen en om te beoordelen onder welke voorwaarden en welke medische begeleiding tijdens de reis noodzakelijk is.
2.9 De vraag die voorligt is of het gezien de gezondheidstoestand van eiseres verantwoord is om te reizen.
De rechtbank is van oordeel dat de conclusie van verweerder in het bestreden besluit dat eiseres “indien aan genoemde voorwaarden wordt voldaan en bij een positief reisadvies, in staat is om te reizen”, en haar aldus geen beroep toekomt op artikel 64 Vw 2000, niet gevolgd kan worden. De BMA-arts geeft immers aan dat eiseres niet kan reizen. Anders dan verweerder stelt, kan de formulering van de BMA-arts na “tenzij” niet worden begrepen als een reeds nu bepaalde voorwaarde waaronder reizen wel mogelijk is. De BMA-arts geeft enkel aan dat reizen op dit moment niet mogelijk is, waarbij hij -blijkens de gebezigde bewoordingen- niet uitsluit dat reizen op een later moment mogelijk is, afhankelijk van een latere beoordeling door een psychiater.
Voorts heeft verweerder het standpunt ingenomen dat uit het BMA-advies blijkt dat de medische behandeling en begeleiding die eiseres behoeft blijvend van aard is, waardoor er geen sprake is van een tijdelijke situatie en eiseres aldus geen geslaagd beroep kan doen op artikel 64 Vw 2000. De rechtbank stelt voorop dat artikel 64 Vw 2000 in beginsel ziet op een tijdelijke situatie, zoals ook aangegeven in hoofdstuk A4/7.3 Vc 2000. Echter, het enkele feit dat de aandoening van eiseres blijvend is, brengt nog niet met zich mee dat de onmogelijkheid van reizen ook blijvend is. Niet uitgesloten is dat eiseres, ondanks haar blijvende aandoening, op een zeker moment wel kan reizen. De rechtbank verwijst daartoe naar hetgeen de BMA-arts heeft aangegeven, zoals hiervoor overwogen. Daar komt bij dat de BMA-arts op de vraag (5c) van verweerder of eiseres tijdelijk of blijvend niet kan reizen, ook niet heeft geantwoord dat zij blijvend niet kan reizen, maar enkel heeft aangegeven (met verwijzing naar zijn eerdere beantwoording) dat de pre-flight check door een psychiater blijvend van aard is. Aldus heeft verweerder niet aan eiseres kunnen tegenwerpen dat haar blijvend van aard zijnde aandoening in de weg staat aan de tijdelijke maatregel van artikel 64 Vw 2000.
Op grond van het voorgaande is het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd en in strijd met artikel 7:12 Awb genomen.
2.10 Ten aanzien van het beroep op de hoorplicht overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank is van oordeel dat verweerder, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, ten onrechte van het horen van eiseres heeft afgezien. Daarbij heeft verweerder ter zitting aangegeven dat er aan het BMA in het algemeen vragen zijn gesteld omtrent de betekenis van de door BMA-artsen gebezigde formulering van “nee, tenzij”. Mede in dit licht bezien, alsmede de inhoud van het BMA-advies en de ernstige medische problematiek van eiseres, is de rechtbank van oordeel dat verweerder het bezwaar niet als kennelijk ongegrond heeft kunnen afdoen.
2.11 Gelet op het voorgaande zal het beroep gegrond worden verklaard. De overige gronden behoeven derhalve geen bespreking.
2.12 Zoals hiervoor overwogen zal het beroep gegrond worden verklaard. Het bestreden besluit zal worden vernietigd en het betaalde griffierecht dient te worden vergoed.
De rechtbank acht termen voor een proceskostenveroordeling aanwezig. De proceskosten zijn op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 644,- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 322,- en wegingsfactor 1).
verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
veroordeelt verweerder in de proceskosten ad € 644,-, onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als rechtspersoon die deze kosten dient te vergoeden en aan eiseres dient te betalen;
veroordeelt de Staat de Nederlanden als rechtspersoon tot vergoeding aan eiseres van het betaalde griffierecht ad € 143,-.
Aldus gedaan door mr. S.A.M.L. van den Bosch-van de Sande, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 8 mei 2008, in tegenwoordigheid van F.M.C. Ronde, griffier.
Partijen kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt vier weken en vangt aan op de dag na verzending van deze uitspraak.
Bij het beroepschrift dient een kopie van deze uitspraak te worden overgelegd. Het beroepschrift dient een of meer grieven tegen de uitspraak van de rechtbank te bevatten en moet worden geadresseerd aan de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC ’s-Gravenhage. (Nadere informatie: www.raadvanstate.nl)