Rechtbank 's-Gravenhage
zittinghoudende te Amsterdam
enkelvoudige kamer vreemdelingenzaken
Uitspraak
op grond van artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
jo artikel 96 en artikel 106 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)
reg. nr.: AWB 08/37016
V-nr.: [nummer]
inzake:
[eiseres], geboren op [1968], van (gestelde) Chinese nationaliteit, verblijvende in het Detentiecentrum Zeist te Soesterberg, eiseres,
gemachtigde: mr. R.W. Koevoets, advocaat te Rotterdam
tegen:
de Staatssecretaris van Justitie, verweerder,
gemachtigde: mr. J. Raaijmakers, ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Op 19 september 2008 is eiseres op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 in bewaring gesteld. Een eerder beroep tegen de oplegging van de vrijheidsontnemende maatregel is door deze rechtbank en zittingsplaats ongegrond verklaard bij uitspraak van 7 oktober 2008.
Bij beroepschrift van 15 oktober 2008 heeft eiseres beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder tot voortduring van de vrijheidsontnemende maatregel. Daarbij is opheffing van de maatregel tot bewaring gevorderd alsmede toekenning van schadevergoeding.
Het beroep is behandeld ter openbare zitting van 28 oktober 2008. Eiseres is aldaar vertegenwoordigd door mr. S.C. van Paridon, kantoorgenoot van haar gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn voornoemde gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
II. OVERWEGINGEN
Eiseres heeft het volgende - zakelijk weergegeven - aangevoerd. Eiseres is van mening dat er geen sprake is van zicht op uitzetting. De situatie is precair. De gemachtigde van eiseres heeft vernomen dat er inmiddels een tweede laissez-passer zou zijn verstrekt door de Chinese autoriteiten. Het zou hier een ongedocumenteerde vreemdeling betreffen. Dat zou heel bijzonder zijn aangezien er altijd wordt gevraagd om documenten. Eiseres heeft dan ook het gevoel dat er meer achter zit. Op basis van de door verweerder verstrekte gegevens wordt dit niet voldoende duidelijk. Eiseres persisteert dan ook bij haar standpunt dat er geen sprake is van een reëel zicht op uitzetting. De in september 2008 uitgezette vreemdeling betrof een incident.
Verweerder heeft het volgende - zakelijk weergegeven - aangevoerd. Het is juist dat er op 21 oktober 2008 een tweede laissez-passer is verstrekt. Het betreft hier een ongedocumenteerde vreemdeling en de IOM was er niet bij betrokken. Deze gang van zaken sterkt verweerder in zijn opvatting dat de inspanningen die verweerder heeft verricht hebben geleid tot een veranderde opstelling van de Chinese autoriteiten. Nu afgifte van een laissez-passer mede afhankelijk is van de houding van de vreemdeling met betrekking tot bijvoorbeeld het aanleveren van documenten, is verweerder van mening dat er thans sprake is van zicht op uitzetting.
De rechtbank overweegt het volgende.
Het onderhavige beroep is het tweede beroep tegen de toepassing van de vrijheidsontnemende maatregel. Thans dient te worden beoordeeld of de voortgezette toepassing daarvan gerechtvaardigd is te achten.
Tussen partijen is in geschil of er een reëel perspectief op uitzetting is binnen redelijke termijn.
Op grond van de door verweerder verstrekte inlichtingen is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een wijziging in omstandigheden waardoor thans niet langer kan worden geoordeeld dat geen reëel zicht op uitzetting bestaat. Redengevend hiervoor is dat verweerder ter zitting van 28 oktober 2008 heeft verklaard dat, nadat de Chinese autoriteiten op 8 september 2008 een laissez-passer hebben afgegeven voor een vreemdeling van wie alleen de naam, geboortedatum en het identiteitsnummer bekend waren, zij op 21 oktober 2008 wederom een laissez-passer hebben afgegeven ten behoeve van een ongedocumenteerde Chinese vreemdeling, waarbij de IOM geen rol heeft gespeeld.
De rechtbank hecht eraan op te merken dat op dit moment weliswaar niet tot het oordeel kan worden gekomen dat geen zicht op uitzetting bestaat, maar dat de situatie precair blijft. Of in de (nabije) toekomst zicht op uitzetting aanwezig is, hangt mede af van de vraag of en in welke mate LP’s worden afgegeven ten behoeve van Chinese vreemdelingen, die niet vrijwillig via de IOM terugkeren.
Na beoordeling van de door of namens eiseres naar voren gebrachte beroepsgronden, concludeert de rechtbank dat voortduring van de vrijheidsontnemende maatregel of de wijze van tenuitvoerlegging niet in strijd is met de wet en dat deze bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid gerechtvaardigd is te achten. Derhalve wordt het beroep ongegrond verklaard.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank geen gronden aanwezig om toepassing te geven aan artikel 106 van de Vw 2000 of artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De rechtbank
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 3 november 2008 door mr. H.J.M. Baldinger, voorzitter, in tegenwoordigheid van M.M.J. Mooijer, griffier, en bekendgemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum.