ECLI:NL:RBSGR:2008:BG3344

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
24 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/36135
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatigheid van de voortzetting van de maatregel van vreemdelingenbewaring en het uitlezen van mobiele telefoons

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 24 oktober 2008 uitspraak gedaan over de voortzetting van de maatregel van vreemdelingenbewaring van eiser, een burger van Congo-Brazzaville, die op 4 juli 2008 in bewaring was gesteld. Eiser had eerder beroep ingesteld tegen de oplegging van de maatregel, welke door de rechtbank op 21 juli 2008 ongegrond was verklaard. Bij een latere uitspraak op 20 augustus 2008 werd het beroep tegen het voortduren van de maatregel opnieuw ongegrond verklaard. Eiser heeft op 8 oktober 2008 opnieuw beroep ingesteld, waarbij hij ook schadevergoeding heeft verzocht. De openbare behandeling vond plaats op 22 oktober 2008.

De rechtbank overwoog dat de voortzetting van de maatregel van bewaring in strijd was met de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank oordeelde dat het uitlezen van de mobiele telefoon van eiser op 22 augustus 2008 een inbreuk op zijn recht op privéleven vormde, waarvoor geen wettelijke grondslag bestond. De rechtbank had eerder al geoordeeld dat artikel 50 van de Vw 2000 geen basis biedt voor het uitlezen van een mobiele telefoon na oplegging van de maatregel van bewaring. Ook artikel 5:18 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bood geen grondslag, aangezien toezicht niet gelijkgesteld kan worden aan het uitlezen van een telefoon.

De rechtbank concludeerde dat de belangen van de voortzetting van de maatregel niet opwogen tegen de ernstige inbreuk op het recht van eiser op privéleven. Daarom werd de maatregel van bewaring onrechtmatig verklaard en opgeheven met ingang van 24 oktober 2008. Eiser kreeg ook schadevergoeding toegekend voor de onrechtmatige bewaring van 8 oktober tot 24 oktober 2008, ter hoogte van € 1.280,-. Daarnaast werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 644,-.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector Bestuursrecht
Vreemdelingenkamer, enkelvoudig
Nevenzittingsplaats Rotterdam
Reg.nr : AWB 08/36135
V-nummer:
Inzake: eiser,
gemachtigde mr. V. Senczuk, advocaat te Utrecht,
tegen: de Staatssecretaris van Justitie,verweerder,
gemachtigde mr. K.E.V.M.P. van der Velde.
I Procesverloop
1 Eiser heeft gesteld te zijn geboren in 1974 en burger te zijn van Congo-Brazzaville. Op 4 juli 2008 heeft verweerder eiser in bewaring gesteld.
2 Bij uitspraak van 21 juli 2008 heeft deze rechtbank, nevenzittingsplaats Rotterdam, het beroep inzake de oplegging van de maatregel van bewaring ongegrond verklaard.
3 Laatstelijk bij uitspraak van 20 augustus 2008 heeft deze rechtbank, nevenzittingsplaats Rotterdam, het beroep, ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring, ongegrond verklaard.
4 Op 8 oktober 2008 heeft eiser wederom beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring. In het beroepschrift is tevens verzocht om schadevergoeding.
5 De openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 22 oktober 2008. Eiser is verschenen namens zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
II Overwegingen
1 Ingevolge artikel 96, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000), staat ter beoordeling of voortzetting van de toepassing of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met deze wet, dan wel bij afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is.
2 Verweerder heeft de rechtbank op 9 oktober en 21 oktober 2008 schriftelijke inlichtingen verstrekt over zijn handelen strekkend tot uitzetting van eiser.
3 De gemachtigde van eiser heeft aangevoerd dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt. Uit de voortgangsrapportage blijkt niet dat verweerder sinds 23 juli 2008 heeft gerappelleerd bij de autoriteiten van Congo-Brazzaville. De gestelde contacten met de autoriteiten van Congo-Brazzaville over een presentatiedatum zijn ook niet vermeld in de voortgangsrapportage. Tussen het vertrekgesprek van 28 augustus 2008 en 10 oktober 2008 zitten zes weken. Voorts is de gemachtigde van mening dat voor het uitlezen van eisers mobiele telefoon op 22 augustus 2008 geen wettelijke grondslag bestaat. Het uitlezen van een mobiele telefoon is in strijd met artikel 8 van het van het Verdrag tot bescherming van de rechten voor de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). De Vw 2000 biedt geen specifieke bepaling hiervoor. De gemachtigde van eiser verwijst in dit verband naar de uitspraak van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Rotterdam van 25 februari 2008 (LJN: BC5704).
4 Ter zitting is door verweerder aangevoerd dat voldoende voortvarend wordt gehandeld. Op 23 juli 2008 is de laissez-passeraanvraag verzonden naar de autoriteiten van Congo-Brazzaville. Verweerder is thans in afwachting van een presentatiedatum en gelet hierop behoeft niet te worden gerappelleerd bij de autoriteiten van Congo-Brazzaville. Er is echter wel overleg geweest met voornoemde autoriteiten over een presentatiedatum. De data van deze gesprekken staan niet opgenomen in de voortgangsrapportages, omdat het diplomatieke betrekkingen betreft die verweerder niet wenst te schaden. Het gaat nogal moeizaam met het presenteren van vreemdelingen bij de autoriteiten van Congo-Brazzaville. Verweerder is met betrekking tot een presentatiedatum afhankelijk van de werkwijze van de autoriteiten van Congo-Brazzaville. Voorts is medegedeeld dat op 22 augustus 2008 een kopie van het internationale rijbewijs van eiser is verzonden naar de lp-kamer en op 26 augustus 2008 is het kopie aldaar ontvangen. Vermoedelijk is dit document al doorgezonden naar de autoriteiten van Congo-Brazzaville. Tevens is op 22 augustus 2008 de mobiele telefoon van eiser uitgelezen. Op 28 augustus 2008 en op 10 oktober 2008 hebben vertrekgesprekken plaatsgevonden. Verweerder heeft betoogd dat op grond van artikel 50 van de Vw 2000 de bevoegdheid bestaat om tijdens de bewaring de mobiele telefoon van eiser uit te lezen. Voorts heeft verweerder gesteld dat op grond van artikel 5:18 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) de bevoegdheid bestaat om een mobiele telefoon uit te lezen. Subsidiair heeft verweerder aangevoerd dat het zicht op uitzetting niet afhankelijk is van de verkregen informatie door het uitlezen van de mobiele telefoon. Er is een kopie van het internationale rijbewijs aanwezig en op grond hiervan zijn voldoende aanknopingspunten om een traject richting Congo-Brazzaville op te starten. Verweerder verwijst in dit verband naar uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 13 mei 2008 (LJN: BD2161).
5 De rechtbank overweegt het volgende.
5.1.1 Verweerder heeft op 22 augustus 2008 de mobiele telefoon van eiser uitgelezen. Uit de voortgangsrapportage blijkt dat verweerder heeft onderzocht welke telefoonnummers eiser in zijn elektronisch telefoonboek heeft staan, met welke nummers hij heeft gebeld en met welke nummers hij sms-conctact heeft gehad. Niet is gebleken dat eiser voor dit onderzoek zijn toestemming heeft gegeven. Naar het oordeel van de rechtbank dient dit onderzoek te worden aangemerkt als een inmenging van verweerder in de uitoefening van het recht van eiser op privé-leven.
5.1.2 Voor het maken van een dergelijke inbreuk is op grond van artikel 8, tweede lid, van het EVRM een wettelijke grondslag vereist. In haar uitspraak van 25 februari 2008 heeft deze rechtbank, deze nevenzittingsplaats, reeds geoordeeld dat artikel 50 van de Vw 2000 geen wettelijke grondslag biedt voor het uitlezen van een mobiele telefoon nadat de maatregel van bewaring aan de vreemdeling is opgelegd. Anders dan verweerder betoogt, biedt ook artikel 5:18 van de Awb die grondslag niet. Toezicht valt immers te definiëren als werkzaamheden die door of namens een bestuursorgaan worden verricht om na te gaan of voorschriften worden nageleefd. Dit is ook de definitie die aanwijzing 132 van de Aanwijzingen Regelgeving, vervat in de circulaire van de Minister-President van 18 november 1992, van het begrip toezicht geeft. Het uitlezen van de mobiele telefoon gedurende de bewaring kan evenwel niet worden gezien als een handeling van verweerder die wordt verricht om na te gaan of voorschriften worden nageleefd. Anders dan de ophouding, dient immers de bewaring niet voor dat doel, maar voor het bewerkstelligen van de uitzetting van de vreemdeling. Dat de wetgever de bevoegdheid tot het opleggen van de maatregel van bewaring heeft geschaard onder hoofdstuk 5 van de Vw 2000, getiteld Vrijheidbeperkende en vrijheidsontnemende maatregelen, en niet onder hoofdstuk 4, afdeling 2, getiteld Maatregelen van toezicht, duidt daar ook op.
5.1.3 Naar vaste jurisprudentie van de Afdeling kan een onrechtmatigheid eerst leiden tot onrechtmatigheid van de bewaring, indien de met de bewaring gediende belangen niet in redelijke verhouding staan tot de ernst van het gebrek en de daardoor geschonden belangen. De rechtbank is van oordeel dat deze inbreuk van artikel 8 van het EVRM zodanig ernstig is, dat de belangen gemoeid met de voortzetting van de bewaring hier niet tegen opwegen.
5.2 De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat voortzetting van de maatregel van bewaring met ingang van de datum waarop de telefoon is uitgelezen, te weten 22 augustus 2008, onrechtmatig is. Gelet op het vooroverwogene komt de rechtbank aan een bespreking van de andere grond niet meer toe.
5.3 Het beroep is gegrond en de maatregel dient te worden opgeheven met ingang van 24 oktober 2008.
5.4 Voorts acht de rechtbank voldoende gronden aanwezig om vanaf datum indiening beroepschrift schadevergoeding toe te kennen voor 16 dagen onrechtmatige bewaring in een huis van bewaring (van 8 oktober 2008 tot 24 oktober 2008) ten bedrage van 16 x € 80,- = € 1.280,-.
5.5 De rechtbank ziet aanleiding verweerder met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 644,-- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322,-- en wegingsfactor 1.) Aangezien ten behoeve van eiser een toevoeging is verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand, dient de betaling van dit bedrag ingevolge artikel 8:75, tweede lid, van de Awb te geschieden aan de griffier van de rechtbank.
III Beslissing
De rechtbank ’s-Gravenhage:
recht doende:
1 verklaart het beroep gegrond;
2 beveelt de opheffing van de maatregel van bewaring met ingang van 24 oktober 2008;
3 wijst het verzoek om schadevergoeding toe en kent aan eiser schadevergoeding toe ten bedrage van € 1.280,-- ten laste van de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie), te betalen door de griffier van de rechtbank;
4 veroordeelt verweerder in de proceskosten ten bedrage van € 644,-- onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie) als rechtspersoon die deze kosten aan de griffier dient te vergoeden.
Aldus gedaan door mr. J. de Gans, rechter, in tegenwoordigheid van mr. N. Jallal, griffier.
De griffier, De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op: 24 oktober 2008.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.
Afschrift verzonden op: