RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Tegenspraak
Parketnummer: 09/757655-08
Datum uitspraak: 31 oktober 2008
Promis
De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [plaats] ([land]) op [datum] 1967,
adres: [adres],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting 'Haaglanden', Penitentiair Complex Scheveningen (Unit II) te 's-Gravenhage.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 17 oktober 2008.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. F.A. Kuipers en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. A.B. Baumgarten, advocaat te 's-Gravenhage, en door de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 mei 2008 te [plaats], ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade een
persoon genaamd [slachtoffer] van het leven te beroven,
opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg met een semi-automatisch
pistool, in elk geval met een vuurwapen, een kogel heeft afgevuurd in het
hoofd van die [slachtoffer], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid;
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 mei 2008 te [plaats], ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon, te weten [slachtoffer] van het leven te beroven,
opzettelijk met een semi-automatisch pistool, in elk geval met een vuurwapen
een kogel heeft afgevuurd in het hoofd van die [slachtoffer], terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 12 mei 2008 te [plaats] een wapen van categorie III,
te weten een semi-automatisch pistool (merk Tanfoglio type GT 28), voorhanden
heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte, al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, zijn vriendin heeft geprobeerd te doden door met een pistool een kogel af te vuren in haar hoofd en dat verdachte een semi-automatisch pistool voorhanden heeft gehad.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte feit 1. primair en 2. heeft begaan.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft bepleit dat verdachte van het onder 1. primair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken, nu naar zijn mening uit het dossier voldoende valt af te leiden dat zijn cliënt in een waas verkeerde en niet besefte waar hij mee bezig was, zodat er geen sprake kan zijn van voorbedachte raad.
De raadsman acht het onder 1. subsidiair ten laste gelegde wel wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit refereert de raadsman zich.
3.3 De beoordeling van de tenlastelegging(1)
De rechtbank gaat, gelet op de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting, uit van het volgende.
Op 12 mei 2008 te 19.09 uur kregen verbalisanten de melding dat er in de woning aan de [adres] was geschoten. Hierop zijn de verbalisanten ter plaatse gegaan.
In de woning aan de [adres] werd in de woonkamer een vrouw aangetroffen. In de woning werd veel bloed aangetroffen en ook het hoofd en het gelaat van de vrouw zaten geheel onder het bloed.(2)
Na onderzoek bleek de vrouw [slachtoffer] te zijn genaamd. De vrouw is naar het ziekenhuis gebracht en daar bleek dat zij een schotwond in het gelaat had. De kogel was door haar kaak gegaan via de rechterkant en is uiteindelijk links ter hoogte van de kaak blijven steken. In verband met kans op secundaire beschadigingen van essentiële anatomische structuren kan de kogel niet verwijderd worden. De vrouw heeft ernstig letsel opgelopen en herstel kan heel erg lang duren.(3)
Op 13 mei 2008 doet [slachtoffer] aangifte. Zij heeft verklaard dat zij op 12 mei 2008 in de woning aan de [adres] was samen met haar vriend [verdachte]. Zij zat op de bank en plotseling voelde zij een pijnscheut aan de rechterzijde van haar hoofd. Tevens voelde zij veel bloed. Zij heeft niet het pistool gezien waarmee zij werd neergeschoten. (4)
Op 22 mei 2008 heeft aangeefster een aanvullende verklaring afgelegd. Zij heeft verklaard dat zij op 12 mei 2008 omstreeks 19.00 uur thuis kwam. Zij zat op de bank en kreeg een korte discussie met verdachte. Plotseling voelde en hoorde aangeefster een harde knal ter hoogte van haar rechteroor. Zij zag veel bloed en voelde heel erge pijn. Zij hoorde verdachte zeggen: 'En ik ga de politie bellen, want ik heb jou vermoord.' Aangeefster viel vervolgens op de grond en raakte bewusteloos.(5)
Ter terechtzitting heeft verdachte bekend dat hij op aangeefster heeft geschoten. Verdachte heeft verklaard dat hij al heel lang het vermoeden had dat aangeefster vreemd ging met een man genaamd '[X]'. Verdachte heeft ook bekend dat hij eerder tegen aangeefster heeft gezegd dat hij haar zal vermoorden als zij hem bedriegt.
Toen aangeefster op 12 mei 2008 terug kwam van een korte vakantie in [land], wilde verdachte met aangeefster praten met betrekking tot zijn vermoeden dat aangeefster vreemd ging. Verdachte had ook een brief voor aangeefster geschreven en hij wilde haar de brief laten lezen. Toen aangeefster weigerde om de brief te lezen, werd verdachte zeer boos. Verdachte heeft verklaard dat hij toen naar de slaapkamer is gegaan om een pistool te halen. Het pistool had hij in een kistje bewaard, dat op slot zat. Verdachte heeft met een sleutel het kistje geopend en het pistool eruit gehaald. Vervolgens heeft verdachte het pistool in de slaapkamer doorgeladen en in zijn broeksband gestopt.
Verdachte ging met het pistool in zijn broeksband weer naar de woonkamer en hij ging naast aangeefster zitten. Na een korte discussie over de mobiele telefoon van verdachte zei verdachte tegen aangeefster dat zij een hoer was en heeft hij op aangeefster geschoten. Vervolgens is verdachte weggegaan en heeft hij zich op straat gemeld bij de politie toen een surveillancevoertuig langs kwam rijden.(6)
Met betrekking tot het pistool dat verdachte heeft gebruikt en dat bij zijn aanhouding bij hem is aangetroffen(7) heeft verdachte ter zitting verklaard dat hij het wapen heeft gevonden in een prullenbak vlakbij Station Hollands Spoor. Hij heeft dit pistool steeds bewaard onder zijn bed.
Het vuurwapen is onderzocht door een verbalisant. De verbalisant, die het wapen heeft onderzocht, concludeert dat het vuurwapen een semi-automatisch pistool betreft en dat het een vuurwapen is in de zin van categorie III van de Wet wapens en munitie.(8)
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting het verweer gevoerd dat er geen sprake was van voorbedachte raad.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman.
Verdachte heeft in de slaapkamer een pistool gehaald en heeft daarvoor een kistje moeten openen, dat op slot zat. Vervolgens heeft hij het wapen doorgeladen. Dat heeft hij - naar hij zelf heeft verklaard - in de slaapkamer gedaan, zodat aangeefster dit niet kon horen.(9) Daarna heeft hij het wapen - schietklaar - in zijn broeksband gedaan en is hij naar de woonkamer gelopen en naast aangeefster op de bank gaan zitten. Vervolgens heeft hij haar van zeer dichtbij in het hoofd geschoten. Op grond van dit feitelijk handelen van verdachte is naar het oordeel van de rechtbank voldoende komen vast te staan dat verdachte herhaalde malen de tijd heeft gehad zich te beraden op zijn te nemen of genomen besluit, waarbij hij de gelegenheid heeft gehad over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad na te denken en zich daarvan rekenschap te geven.
Voorts acht de rechtbank bewezen dat het opzet van verdachte erop was gericht aangeefster van het leven te beroven. Dit volgt niet alleen uit het geheel van voormelde handelingen, maar tevens uit meerdere verklaringen van verdachte. Bij de politie heeft hij immers verklaard dat hij heeft geschoten 'met de bedoeling haar nooit meer te laten leven', dat hij haar zodanig wilde verwonden dat zij niet meer in leven kon blijven en dat het zijn bedoeling was om haar dood te maken.(10) Bovendien heeft verdachte direct nadat hij had geschoten aangeefster aan haar lot overgelaten.(11) In dit verband heeft hij verklaard dat hij haar heeft achtergelaten en dat hij zeker wist dat zij dood ging, want dat hij haar goed had geraakt.(12)
De conclusie van de psycholoog dat verdachte vanwege zijn verstandelijke beperkingen niet goed in staat was zijn opties te overzien en de consequenties van zijn handelen en de ernst van de situatie in te schatten (13), doet aan het voorgaande niet af. Uit de genoemde verklaringen van verdachte bij de politie blijkt immers dat hij aangeefster dodelijk wilde verwonden. Hieruit valt af te leiden dat verdachte in voldoende mate besef heeft gehad van de aard en de reikwijdte van zijn handelen. Daarbij neemt de rechtbank voorts in aanmerking dat in het psychologisch rapport tevens wordt geconcludeerd dat de gewetensfunctie van verdachte niet gebrekkig was.(14)
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft geprobeerd aangeefster te vermoorden. Het onder 1. primair ten laste gelegde is mitsdien wettig en overtuigend bewezen. Hetzelfde geldt voor het onder 2 ten laste gelegde wapenbezit.
hij op 12 mei 2008 te [plaats], ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade een
persoon genaamd [slachtoffer] van het leven te beroven,
opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg met een semi-automatisch
pistool een kogel heeft afgevuurd in het hoofd van die [slachtoffer],
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
hij op 12 mei 2008 te [plaats] een wapen van categorie III,
te weten een semi-automatisch pistool (merk Tanfoglio type GT 28), voorhanden
heeft gehad
4. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1. primair en 2. ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter terechtzitting aangevoerd dat hij de eis van de officier van justitie buitenproportioneel vindt en dat hij, nu het slachtoffer zijn cliënt heeft vergeven, een aanzienlijk lagere straf op zijn plaats acht.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit en de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt daarbij het volgende overwogen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot moord. Verdachte vermoedde dat zijn vriendin vreemd ging en na een korte woordenwisseling heeft hij haar met een vuurwapen door het hoofd geschoten. Het mag een wonder worden genoemd dat het slachtoffer slechts ernstig gewond is geraakt en niet is komen te overlijden. Dit laatste is ook bepaald niet aan verdachte te danken. Blijkens een brief van de chirurg is de kogel door de kaak van aangeefster gegaan en is uiteindelijk links ter hoogte van de kaak blijven steken. De kogel kan niet verwijderd worden in verband met de kans op verdere beschadigingen van essentiële anatomische structuren.
Door aldus te handelen heeft verdachte een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Feiten als onderhavige dragen voorts in hoge mate bij aan gevoelens van onveiligheid en maatschappelijke onrust, niet alleen bij degenen die hiermee direct zijn geconfronteerd.
De rechtbank houdt er bij de strafoplegging rekening mee dat verdachte blijkens een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 14 mei 2008 niet eerder met justitie in aanraking is geweest.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het rapport van drs. J.H.A.M. Kobussen, klinisch psycholoog-psychotherapeut, d.d. 19 augustus 2008.
De rapporteur concludeert dat er bij verdachte ten tijde van de ten laste gelegde feiten sprake was van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een verstandelijke beperking. Ten tijde van feit 1. was er volgens de rapporteur daarnaast ook een ziekelijke storing van de geestvermogens in de zin van cocaïne-intoxicatie. De beperkte verstandelijke vermogens zorgen ervoor dat verdachte niet goed in staat is in de ernst van zijn handelen en de consequenties daarvan in te schatten. Bovendien worden emoties door verdachte met een welhaast kinderlijke intensiteit ervaren, waarbij hij verminderd weerstand kan bieden aan de impuls om te handelen naar zijn gevoelens van dat moment. Er is echter geen sprake van een gebrekkige gewetensfunctie, aldus de rapporteur; verdachte was zich bewust van de wederrechtelijkheid van zijn handelen. De rapporteur adviseert om verdachte voor de feiten 1. en 2. enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te achten.(15)
De rechtbank kan zich vinden in dit advies ten aanzien van feit 1 en maakt deze conclusie tot de hare. De rechtbank volgt het advies van de psycholoog niet ten aanzien van feit 2, nu niet is gebleken dat verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen en houden van het wapen zou hebben geleden aan een ziekelijke stoornis of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens.
Voorts adviseert de rapporteur om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde, zodat verdachte begeleid kan worden door Stichting Mee.
De rechtbank zal dit advies van de rapporteur evenmin volgen, aangezien verdachte illegaal in Nederland verblijft en zeer waarschijnlijk na het uitzitten van zijn gevangenisstraf Nederland zal worden uitgezet.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman dat het feit dat het slachtoffer verdachte heeft vergeven, zou moeten leiden tot strafverlaging. De houding van het slachtoffer doet op geen enkele wijze af aan de ernst van de intenties en de daarop volgende handelingen van verdachte. Derhalve zal de rechtbank hiermee - hoewel het voor verdachte een positieve zaak is dat het slachtoffer hem heeft vergeven en dat zij samen wil blijven met verdachte - bij de strafoplegging geen rekening houden.
Gelet echter op het feit dat verdachte geen strafblad heeft en rekening houdend met de enigszins verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte en zijn verstandelijke en emotionele beperkingen, zal de rechtbank een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie geëist.
De rechtbank acht een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
7. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 36b, 36c, 45, 57, 289 van het Wetboek van Strafrecht;
- 26, 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1. primair en 2. ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
Ten aanzien van feit 1. primair:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 6 (ZES) JAREN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op : 12 mei 2008,
in voorlopige hechtenis gesteld op: 15 mei 2008.
Dit vonnis is gewezen door
mrs E.A.G.M. van Rens, voorzitter,
R. Brand en J. Goudswaard, rechters,
in tegenwoordigheid van W.H. Ng, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 31 oktober 2008.
Mr J. Goudswaard is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
1 Waar hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal wordt bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2 Proces-verbaal van bevindingen, PL1513/2008/24727-1, blz. 35 en 36
3 Een geschrift, te weten een brief van F.J. Idenburg, chirurg bij het MCH te 's-Gravenhage, d.d. 24 september 2008
4 Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer], PL1513/2008/24727-53, blz. 29 en 30
5 Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer], PL1513/2008/24727-101, blz. 173 en 174
6 Eigen verklaring verdachte ter terechtzitting
7 Proces-verbaal van aanhouding PL151/2008/24727-9 blz 20 t/m 22
8 Proces-verbaal van verbalisant [verbalisant], d.d. 13 mei 2008, blz. 44 en 45
9 Proces-verbaal van verhoor verdachte, PL1513/2008/24727-136, blz. 304
10 Proces-verbaal van verhoor verdachte, PL1513/2008/24727-23, blz. 80, en proces-verbaal van verhoor verdachte, PL1513/2008/24727-151, blz. 305 en 307
11 Proces-verbaal van aanhouding PL151/2008/24727-9 blz 20 t/m 22
12 Proces-verbaal van verhoor verdachte, PL1513/2008/24727-23, blz. 80
13 Pro justitia rapport van drs. J.H.A.M. Kobussen, klinisch psycholoog-psychotherapeut, d.d. 19 augustus 2008, blz. 12 en 13
14 Pro justitia rapport van drs. J.H.A.M. Kobussen, klinisch psycholoog-psychotherapeut, d.d. 19 augustus 2008, blz. 15
15 Pro justitia rapport van drs. J.H.A.M. Kobussen, klinisch psycholoog-psychotherapeut, d.d. 19 augustus 2008, blz. 14