ECLI:NL:RBSGR:2008:BG2108

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
17 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 07/5390 WOB
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wob-verzoek om openbaarmaking van videobeelden en documenten betreffende demonstratie en geweldsincidenten

In deze zaak heeft eiser, een inwoner van [woonplaats], op 14 januari 2007 een verzoek ingediend op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) om documenten en beeldmateriaal met betrekking tot een demonstratie van de Nederlandse Volks Unie (NVU) op 1 juli 2006, alsook gegevens over een vechtpartij en een overval. De korpsbeheerder van de politieregio Haaglanden heeft op 8 maart 2007 een deel van de gevraagde documenten verstrekt, maar bepaalde informatie en beeldmateriaal geweigerd. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, wat gedeeltelijk gegrond werd verklaard, maar hij heeft vervolgens beroep ingesteld tegen het besluit van 25 juni 2007 waarin de korpsbeheerder de resterende verzoeken heeft afgewezen.

De rechtbank heeft de zaak op 17 september 2008 behandeld. De kern van het geschil was of de korpsbeheerder terecht had geweigerd om afdrukken van stilstaande beelden van het beeldmateriaal, journaals, rapporten en contactgegevens van de aanvrager van de demonstratie openbaar te maken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de korpsbeheerder met succes een beroep heeft gedaan op de uitzonderingen in de Wob, met name ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de operationele tactieken van de politie. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de korpsbeheerder ten onrechte had gesteld dat alleen het Openbaar Ministerie bevoegd was om te beslissen over de verstrekking van bepaalde documenten met betrekking tot de vechtpartij en de overval. Dit leidde tot de vernietiging van het bestreden besluit en de verplichting voor de korpsbeheerder om opnieuw te beslissen.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de korpsbeheerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 719,11. De rechtbank heeft ook bepaald dat het griffierecht van € 145,- aan eiser moet worden vergoed. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
derde afdeling, meervoudige kamer
Reg.nr.: AWB 07/5390 WOB
UITSPRAAK als bedoeld in artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
in het geding tussen
[persoon A], wonende te [woonplaats], eiser,
en
de korpsbeheerder van de politieregio Haaglanden, verweerder.
I Ontstaan en loop van het geding
Eiser heeft bij brief van 14 januari 2007 op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) verzocht om documenten en beeldmateriaal.
Bij besluit van 8 maart 2007 heeft verweerder een deel van de gevraagde documenten verstrekt en daarbij gedeelten onleesbaar gemaakt. Van een aantal documenten en beeldmateriaal is de verstrekking geweigerd. Tegen dat besluit heeft eiser bij fax van 15 april 2007 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 25 juni 2007 heeft verweerder het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard en voor het overige ongegrond. Tegen dat besluit heeft eiser beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend. Tevens heeft verweerder een aantal stukken overgelegd, waarbij verweerder met een beroep op artikel 8:29, eerste lid, van de Awb te kennen heeft gegeven dat de kennisneming tot de rechtbank beperkt dient te blijven.
De zaak is op 3 september 2008 ter zitting behandeld. Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. H van Drunen, werkzaam bij Juridisch Adviesburo Maury.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S. Denneman.
II Motivering
1. In geschil is uitsluitend nog of verweerder afdrukken van stilstaande beelden van het beeldmateriaal betreffende de demonstratie van de Nederlandse Volks Unie (NVU) van 1 juli 2006 dient te verstrekken en journaals, rapporten en bepaalde contactgegevens van de aanvrager van die demonstratie alsmede gegevens betreffende een vechtpartij en hangplek in [plaats P] en gegevens betreffende een overval in [plaats Q].
2. Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) kan een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
Ingevolge het derde lid van dit artikel wordt een verzoek om informatie ingewilligd met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 10 en 11.
Ingevolge artikel 10, tweede lid, van de Wob blijft het verstrekken van informatie ingevolge deze wet eveneens achterwege voorzover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:
(…);
c. de opsporing en vervolging van strafbare feiten;
d. inspectie, controle en toezicht door bestuursorganen;
e. de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer; (…)
3. Na met toepassing van artikel 8:29 van de Awb te hebben kennisgenomen van de geheimgehouden (gedeelten van de) documenten en dvd-schijven, overweegt de rechtbank het volgende.
Beeldmateriaal
3.1.1 Ter zitting heeft eiser zijn stelling, dat het beeldmateriaal betreffende genoemde demonstratie ten onrechte niet volledig is verstrekt, ingetrokken. Enkel in geschil is of afdrukken van stilstaande beelden (hierna te noemen: stills) van het beeldmateriaal aan eiser verstrekt dienen te worden.
3.1.2 De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb kennisgenomen van het geweigerde en van het verstrekte beeldmateriaal. De rechtbank onderschrijft het standpunt van verweerder dat het geweigerde beeldmateriaal ziet op gegevens, die inzicht bieden in tactieken, technieken en strategieën van politieoptreden bij grootschalige evenementen en dat openbaarmaking daarvan toekomstig politieoptreden ernstig zou bemoeilijken. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het verstrekken van stills van de geweigerde beelden met een beroep op artikel 10, tweede lid, aanhef en onder d, van de Wob mocht worden geweigerd.
3.1.3 Eerst ter zitting heeft eiser gevraagd om het verstrekken van stills van het openbaar gemaakte beeldmateriaal. De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de mededeling van verweerder dat geen stills zijn gemaakt van dat beeldmateriaal. Het ontbreken van die stills staat reeds in de weg aan de inwilliging van eisers verzoek.
Contactgegevens van de aanvrager van de demonstratie
3.2 Verweerder heeft met een beroep op artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob geweigerd bepaalde contactgegevens van de aanvrager van voormelde demonstratie op het kennisgevingformulier d.d. 22 juni 2006, te weten een adres en telefoon/faxnummers, openbaar te maken. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat verstrekking daarvan een directe inbreuk zou betekenen op de persoonlijke levenssfeer van de aanvrager. In dit verband is onder meer de aard van de demonstratie van belang. De enkele omstandigheid, dat door het organiseren van een demonstratie de hierbij betrokken persoon zich in de openbaarheid heeft begeven, brengt verder nog niet mee dat hij daarbij tevens bepaalde persoonsgegevens, die hij in het kader van de aanvraag respectievelijk kennisgeving heeft moeten verstrekken, aan de openbaarheid prijsgeeft. In dit verband verwijst de rechtbank naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) van 18 juli 2007 (LJN: BA9807, AB 2007, 328). Derhalve heeft verweerder de eerbieding van de persoonlijke levenssfeer van de aanvrager zwaarder kunnen laten wegen dan het belang van openbaarmaking en heeft verweerder op goede gronden geweigerd voormelde contactgegevens te verstrekken.
Journaals en rapporten
3.3 Verweerder heeft met een beroep op artikel 10, tweede lid, aanhef en onder d, geweigerd journaals en rapporten betreffende voormelde demonstratie te verstrekken, waarnaar is verwezen in het geanonimiseerd verstrekte draaiboek. Hiertoe heeft verweerder aangevoerd dat bedoelde informatie bij openbaarmaking de effectieve handhaving van de openbare orde bij grootschalig optreden kan schaden alsmede dat uit de informatie tactieken en technieken zijn af te leiden die de politie toepast bij dit soort operaties. De rechtbank is van oordeel dat inzicht in de geweigerde gegevens in hun geheel dan wel gedeelten daarvan toekomstig optreden van de politie bij dergelijke acties ernstig zou kunnen bemoeilijken. Verweerder heeft derhalve dit belang zwaarder kunnen laten wegen dan het belang van openbaarmaking en op goede gronden deze stukken geweigerd. De rechtbank ziet geen reden te twijfelen aan de mededeling van verweerder ter zitting dat naar aanleiding van voormelde demonstratie geen processen-verbaal zijn opgemaakt.
Documenten betreffende de vechtpartij van 6 mei 2006 en een hangplek in het [adres] te [plaats P]
3.4.1 Verweerder heeft in het bestreden besluit het standpunt gehandhaafd, dat het onderzoek naar daders alsmede aangetroffen zaken en de poging tot vervolging hun weerslag vinden in het proces-verbaal betreffende voormelde vechtpartij van 6 mei 2006, dat wordt opgemaakt onder verantwoordelijkheid van het OM en om die reden niet wordt verstrekt. Tevens heeft verweerder aangegeven dat een strafrechtelijk vervolg is gegeven aan deze gebeurtenis en dat eisers verzoek eind februari 2007 is doorgestuurd aan het Openbaar Ministerie.
3.4.2 De rechtbank overweegt dat uit het stelsel en de strekking van de Wob niet volgt dat, indien gegevens bij twee bestuursorganen berusten, slechts één van beide organen bevoegd is op een verzoek om openbaarmaking te beslissen. Hiertoe verwijst de rechtbank naar de uitspraak van de AbRS van 7 november 2007 (LJN: BB7311, AB 2008, 11), waarin de AbRS verder heeft overwogen dat titel 2A van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (hierna Wjsg) geen bijzondere openbaarmakingsregeling met een uitputtend karakter is waarvoor de Wob dient te wijken. Gezien het voorgaande heeft verweerder zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat uitsluitend het Openbaar Ministerie zeggenschap over het proces-verbaal heeft. Derhalve komt het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb en zal verweerder worden opgedragen opnieuw te beslissen op dit punt.
Documenten betreffende de overval op een woning in [Q] op 29 mei 2006 met aanhoudingen door de Belgische politie
3.5.1. Van dit voorval heeft eiser onder meer het rechtshulpverzoek opgevraagd alsmede alle documenten die betrekking hebben op dit onderzoek, dit verzoek en de overval op de woning in [plaats Q] alsmede mutaties en onderzoek van en naar eventuele aanhoudingen.
3.5.2. In het primaire besluit is eisers verzoek afgewezen op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wob. In het bestreden besluit heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat het enkel om een persbericht van het Openbaar Ministerie gaat en aangegeven dat eisers verzoek is doorgestuurd aan het Openbaar Ministerie. Voorts heeft verweerder bij de processtukken een kopie van het persbericht overgelegd.
3.5.3. Onder verwijzing naar voormelde uitspraak van 7 november 2007 van de AbRS is de rechtbank van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit niet kon volstaan met de mededeling dat eisers verzoek was doorgestuurd aan het Openbaar Ministerie, maar gemotiveerd had moeten aangeven waarom de hiervoor onder 3.5.1 vermelde stukken niet voor verstrekking in aanmerking komen. Hierbij heeft verweerder moeten begrijpen dat het eiser om meer ging dan enkel voormeld persbericht. Dit gedeelte van het bestreden besluit dient eveneens te worden vernietigd wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb. Verweerder zal worden opgedragen opnieuw te beslissen op dit punt.
4. Gezien het voorgaande dient het beroep gegrond te worden verklaard. Verweerder wordt veroordeeld in de door eiser in verband met de behandeling van dit beroep gemaakte kosten. Deze kosten zijn op de voet van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 719,11, te weten € 322,- voor het beroepschrift en € 322,- voor het verschijnen ter zitting bij een zaak van gemiddeld gewicht alsmede € 8,75 aan reiskosten en € 66,36 aan verletkosten. De rechtbank is daarbij uitgegaan van het ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onder d, van het Besluit proceskosten bestuursrecht maximaal te vergoeden bedrag van € 53,09 per uur. Verder heeft de rechtbank er rekening mee gehouden dat de helft van de reiskosten (retour NS 2de klas Den Haag-Utrecht à € 17,50) door de politieregio Hollands Midden (inzake de beroepen met nummers 08/4543 en 07/7117) moet worden vergoed.
III Beslissing
De Rechtbank 's-Gravenhage,
RECHT DOENDE:
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt het bestreden besluit van 25 juni 2007, voor zover het ziet op het verzoek om documenten betreffende de vechtpartij van 6 mei 2006 en de hangplek in het [adres] te [plaats P] en het verzoek betreffende de overval op een woning in [plaats Q] op 29 mei 2006 met aanhoudingen door de Belgische politie;
draagt verweerder op binnen zes weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
bepaalt dat de politieregio Haaglanden aan eiser het door hem betaalde griffierecht, te weten € 145,-, vergoedt;
veroordeelt verweerder in de proceskosten ten bedrage van € 719,11, welke kosten de politieregio Haaglanden aan eiser dient te vergoeden.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Aldus gegeven door mrs. C.C. Dedel-van Walbeek, mr. D. Biever en mr. F. Brekelmans, en in het openbaar uitgesproken op 17 september 2008, in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.A. Leijten.