ECLI:NL:RBSGR:2008:BG1998

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
24 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/755102-05 - 09/862504-07 (ttz gev)
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting en valsheid in geschrift door verdachte en medeverdachten met betrekking tot rijksgaranties voor zorgprojecten

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 24 oktober 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met medeverdachten zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift en oplichting van de Ministeries van VWS en Financiën, alsook de Bank Nederlandse Gemeenten (BNG). De verdachten hebben valse aanvragen ingediend voor rijksgaranties voor leningen die bedoeld waren voor de financiering van projecten in de gehandicaptenzorg. De rechtbank oordeelt dat de verdachten, door gebruik te maken van valse documenten en het niet volgen van de voorgeschreven procedures, de rijksgaranties hebben verkregen, wat heeft geleid tot een schade van € 21.921.459,- voor de Staat. De verdachte, die als penningmeester van een stichting fungeerde, heeft zich ook schuldig gemaakt aan verduistering van gelden die bestemd waren voor zorgprojecten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden en heeft de benadeelde partij gedeeltelijk in zijn vordering tot schadevergoeding ontvangen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen, waarbij hij de herkomst van de gefraudeerde gelden heeft verhuld. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de gevolgen voor de samenleving in aanmerking genomen bij de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummers 09/755102-05; 09/862504-07 (ttz gev)
's-Gravenhage, 24 oktober 2008
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaken van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte 1],
geboren te [geboorteplaata] op [geboortedatum] 1945,
adres: [adres].
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 3 februari 2006, 3 maart 2006, 31 mei 2006,
1 maart 2007 en van 6 tot en met 10 oktober 2008.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. S.L.J. Janssen, advocaat te Amsterdam, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
Er heeft zich een benadeelde partij gevoegd.
De officier van justitie, mr. E.I. Schuijer, heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij (gewijzigde) dagvaarding met parketnummer 09/755102-05 (dagvaarding I) onder 3. en bij (gewijzigde) dagvaarding met parketnummer 09/862504-07 (dagvaarding II) onder 3. en 4. voor zover dit feit ziet op de zaaksdossiers 3.5 en 5, tenlastegelegde wordt vrijgesproken en dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding I onder 1., 2., 4. en 5. en bij dagvaarding II onder 1., 2. en 4. overig tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
De officier van justitie concludeert tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij
Stichting [X] Nederland Fonds, gevestigd te [P1], tot een bedrag van
€ 1.688.274,07 met veroordeling van verdachte in de proceskosten, begroot tot op heden op € 2.000,00.
De tenlastelegging.
Aan de verdachte is tenlastegelegd - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting van 1 maart 2007 met betrekking tot dagvaardingen I en II - dat:
Dagvaarding I
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks
a) de periode van 22 februari 2001 tot en met 21 juni 2001 en/of de periode
van 22 februari 2001 tot en met 28 mei 2002 en/of
b) de periode van 21 juni 2001 tot en met 15 juli 2002 en/of
c) de periode van 21 juni 2001 tot en met 6 november 2002 en/of
d) de periode van 21 juni 2001 tot en met 12 december 2002 en/of
e) de periode van 21 juni 2001 tot en met 17 december 2002 en/of
f) de periode van 21 juni 2001 tot en met 21 januari 2002 en/of
g) de periode van 21 juni 2001 tot en met 21 januari 2002 en/of
h) 8 april 2003
althans in of omstreeks de periode van 21 juni 2001 tot en met 31 oktober 2005
te [P1] en/of [P2] en/of elders in Nederland, (telkens) tezamen en in
vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, meermalen, althans
eenmaal (telkens) een of meerdere:
- aanvra(a)g(en) voor het verstrekken van leningen en/of
- verzoek(en) tot het afgeven van rijksgarantie(s) en/of
- geldleningsovereenkomst(en) en/of
- brief en/of brieven (minuut) en/of
- akte(n) van borgstelling en/of
- schuldbekentenis(sen)
(elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te
dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst en/of heeft laten opmaken en/of
vervalsen, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens)
valselijk - immers opzettelijk in strijd met de waarheid -
a) (inzake de aanvraag van rijksgarantie voor een bedrag van 20.239.750 euro,
doc 346 en 585)
- in een brief met bijlage, gedateerd 22 februari 2001, opgenomen/ingevuld
en/of doen laten opnemen/invullen dat de Stichting [A] een verzoek
indient bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport om zijn
projecten (in de bijlage) te mogen financieren met de rijksgarantie voor een
totaalbedrag van 264 miljoen gulden en/of dat geschrift heeft (doen) voorzien
van een (valse/vervalste) handtekening(en) (zulks ter bevestiging van de
juistheid van de inhoud van dat/die geschrift(en)) en/of
- in een brief met bijlage, gedateerd 21 juni 2001, opgenomen/ingevuld en/of
doen laten invullen/opnemen dat de Stichting [A] een aanvraag indient
bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport tot het geven van een
rijksgarantie voor de in de bijlage genoemde projecten tot een bedrag van
20.239.750 euro en dat de voorzieningen genoemd in de bijlage eigendom zijn
van de Stichting en/of dat geschrift heeft voorzien van een (valse/vervalste)
handtekening(en) (zulks ter bevestiging van de juistheid van de inhoud van
dat/die geschrift(en)) en/of
b) (inzake leningnummer [nummer 1] ten bedrage van
1.681.709 euro aangevraagd door Stichting [Stichting B], doc 238)
- in een overeenkomst van geldlening (doc 72), gedateerd 24 juni 2002,
opgenomen/ingevuld en/of doen laten invullen/opnemen dat Stichting [Stichting B]
([verdachte 6] en [verdachte 4]) bij de Bank Nederlandse Gemeenten een bedrag van 1.681.709
euro leent onder de voorwaarde dat deze lening door de Staat der Nederlanden
zal worden gegarandeerd met betrekking tot de verplichtingen die uit de
zal worden gegarandeerd met betrekking tot de verplichtingen die uit de
overeenkomst voortvloeien ten aanzien van de betaling van rente en aflossing
en/of dat geschrift heeft voorzien van een (valse/vervalste) handtekening(en)
(zulks ter bevestiging van de juistheid van de inhoud van dat/die
geschrift(en)) en/of
- in een brief (bij doc 238), gedateerd 1 juli 2002, opgenomen/ingevuld en/of
doen laten invullen/opnemen dat de overeenkomst van geldlening door Stichting
[B] wordt toegezonden aan het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport ([verdachte 3]) met het verzoek de overeenkomst in behandeling te nemen en/of
dat geschrift heeft voorzien van een (valse/vervalste) handtekening(en) (zulks
ter bevestiging van de juistheid van de inhoud van dat/die geschrift(en)) en/of
- in een brief minuut (bij doc 238), zonder datum, en/of in een
aanbiedingsbrief, gedateerd 9 juli 2002 (doc 71), opgenomen/ingevuld en/of
doen laten invullen/opnemen dat de overeenkomst van geldlening ten bedrage van
1.681.709 euro in viervoud door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport ([verdachte 3]) wordt toegezonden aan het Agentschap van het Ministerie van
Financiën met het verzoek de akte van borgstelling te ondertekenen en/of dat
geschrift heeft voorzien van een (valse/vervalste) handtekening(en) (zulks ter
bevestiging van de juistheid van de inhoud van dat/die geschrift(en)) en/of
- in een akte van borgstelling (doc 73), gedateerd 9 en 15 juli 2002,
opgenomen/ingevuld en/of doen laten invullen/opnemen dat de Staat der
Nederlanden zich verbindt als borg tegenover de Bank Nederlandse Gemeenten
aangaande de overeenkomst van geldlening, gedateerd 24 juni 2002, ten bedrage
van 1.681.709 euro (en/of dat geschrift heeft voorzien van een
(valse/vervalste) handtekening(en) (zulks ter bevestiging van de juistheid van
de inhoud van dat/die geschrift(en)) en/of
- in een schuldbekentenis (doc 253-3), gedateerd 1 juli 2002,
opgenomen/ingevuld en/of doen laten invullen/opnemen dat Stichting [B]
([verdachte 4] en [verdachte 6]) verklaart wel en deugdelijk schuldig te zijn aan de BNG
wegens een lening van 1.681.709 euro en/of dat geschrift heeft voorzien van
een (valse/vervalste) handtekening(en) (zulks ter bevestiging van de juistheid
van de inhoud van dat/die geschrift(en)) en/of
c) (inzake leningnummer [nummer 2] ten bedrage van
1.693.425 euro aangevraagd door Stichting [B], doc 239)
- in een brief (doc 57), gedateerd 3 juli 2002, opgenomen/ingevuld en/of doen
laten invullen/opnemen dat de Stichting [B] ([verdachte 6]) verzoekt rijksgarantie
af te geven voor de financiering van drie projecten voor een bedrag van
1.725.000 euro en dat de voorzieningen genoemd in de bijlage (doc 58) eigendom
zijn van de Stichting en/of dat geschrift heeft voorzien van een
(valse/vervalste) handtekening(en) (zulks ter bevestiging van de juistheid van
de inhoud van dat/die geschrift(en)) en/of
- in een (beginsel)brief minuut (doc 59), zonder datum, en/of een
beginselbrief (doc 60), gedateerd 9 juli 2002, opgenomen/ingevuld en/of doen
laten invullen/opnemen dat de garantie door het Ministerie van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport ([V3]) zal worden verleend aan Stichting
[B] voor een bedrag van 1.693.425 euro (en/of dat geschrift heeft voorzien
van een (valse/vervalste) handtekening(en) (zulks ter bevestiging van de
juistheid van de inhoud van dat/die geschrift(en)) en/of
- in een overeenkomst van geldlening (doc 66), gedateerd 19 en 20 september
2002, opgenomen/ingevuld en/of doen laten invullen/opnemen dat Stichting
[B] ([verdachte 6] en [ verdachte 4]) bij de Bank Nederlandse Gemeenten een bedrag van
1.693.425 euro leent onder de voorwaarde dat deze lening door de Staat der
Nederlanden zal worden gegarandeerd met betrekking tot de verplichtingen die
uit de overeenkomst voortvloeien ten aanzien van de betaling van rente en
aflossing en/of dat geschrift heeft voorzien van een (valse/vervalste)
handtekening(en) (zulks ter bevestiging van de juistheid van de inhoud van
dat/die geschrift(en)) en/of
- in een brief (doc 64), gedateerd 20 september 2002, opgenomen/ingevuld en/of
doen laten invullen/opnemen dat de overeenkomst van geldlening door Stichting
[B] ([verdachte 6]/[verdachte]) wordt toegezonden aan het Ministerie van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport ([verdachte 3]) met het verzoek de overeenkomst
in behandeling te nemen en/of dat geschrift heeft voorzien van een
(valse/vervalste) handtekening(en) (zulks ter bevestiging van de juistheid van
de inhoud van dat/die geschrift(en)) en/of
- in een brief minuut (doc 61), zonder datum, en/of in een aanbiedingsbrief
(doc 62), gedateerd 1 november 2002, opgenomen/ingevuld en/of doen laten
invullen/opnemen dat de overeenkomst van geldlening ten bedrage van 1.693.425
euro in viervoud door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
([verdachte 3]) wordt toegezonden aan het Agentschap van het Ministerie van
Financiën met het verzoek de akte van borgstelling te ondertekenen en/of dat
geschrift heeft voorzien van een (valse/vervalste) handtekening(en) (zulks ter
bevestiging van de juistheid van de inhoud van dat/die geschrift(en)) en/of
- in een akte van borgstelling (doc 67), gedateerd 1 en 6 november 2002,
opgenomen/ingevuld en/of doen laten invullen/opnemen dat de Staat der
Nederlanden zich verbindt als borg tegenover de Bank Nederlandse Gemeenten
aangaande de overeenkomst van geldlening, gedateerd 19 september 2002, ten
bedrage van 1.693.425 euro (en/of dat geschrift heeft voorzien van een
(valse/vervalste) handtekening(en) (zulks ter bevestiging van de juistheid van
de inhoud van dat/die geschrift(en)) en/of
- in een schuldbekentenis (doc 253-8), gedateerd 20 september 2002,
opgenomen/ingevuld en/of doen laten invullen/opnemen dat Stichting [B]
([verdachte 4] en [verdachte 6]) verklaart wel en deugdelijk schuldig te zijn aan de BNG
wegens een lening van 1.693.425 euro en/of dat geschrift heeft voorzien van
een (valse/vervalste) handtekening(en) (zulks ter bevestiging van de juistheid
van de inhoud van dat/die geschrift(en)) en/of
d) (inzake leningnummer [nummer 3] ten bedrage van
4.242.500 euro aangevraagd door Stichting [B], doc 240)
- in een brief (doc 45), gedateerd 21 augustus 2002, opgenomen/ingevuld en/of
doen laten invullen/opnemen dat de Stichting [B] ([verdachte 6]/[ver[verdachte])
verzoekt rijksgarantie af te geven voor de financiering van projecten voor een
bedrag van 4.242.500 euro en dat de voorzieningen genoemd in de bijlage (doc
46) eigendom zijn van de Stichting en/of dat geschrift heeft voorzien van een
(valse/vervalste) handtekening(en) (zulks ter bevestiging van de juistheid van
de inhoud van dat/die geschrift(en)) en/of
- in een (beginsel)brief minuut (doc 48), zonder datum, en/of een
beginselbrief (doc 49), gedateerd 30 augustus 2002, opgenomen/ingevuld en/of
doen laten invullen/opnemen dat de garantie door het Ministerie van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport ([verdachte 3]) zal worden verleend aan Stichting
[B] voor een bedrag van 4.242.500 euro (en/of dat geschrift heeft voorzien
van een (valse/vervalste) handtekening(en) (zulks ter bevestiging van de
juistheid van de inhoud van dat/die geschrift(en)) en/of
- in een overeenkomst van geldlening (doc 55), gedateerd 14 november 2002,
opgenomen/ingevuld en/of doen laten invullen/opnemen dat Stichting [B]
([verdachte 6] en [verdachte 4]) bij de Bank Nederlandse Gemeenten een bedrag van 4.242.500
euro leent onder de voorwaarde dat deze lening door de Staat der Nederlanden
zal worden gegarandeerd met betrekking tot de verplichtingen die uit de
overeenkomst voortvloeien ten aanzien van de betaling van rente en aflossing
en/of dat geschrift heeft voorzien van een (valse/vervalste) handtekening(en)
(zulks ter bevestiging van de juistheid van de inhoud van dat/die
geschrift(en)) en/of
- in een brief (doc 51), gedateerd 18 november 2002, opgenomen/ingevuld en/of
doen laten invullen/opnemen dat de overeenkomst van geldlening door Stichting
[B] ([verdachte 6]) wordt toegezonden aan het Ministerie van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport ([verdachte 3]) met het verzoek de overeenkomst in behandeling te
nemen en/of dat geschrift heeft voorzien van een (valse/vervalste)
handtekening(en) (zulks ter bevestiging van de juistheid van de inhoud van
dat/die geschrift(en)) en/of
- in een brief minuut (doc 52), zonder datum, en/of in een aanbiedingsbrief
(doc 53), gedateerd 5 december 2002, opgenomen/ingevuld en/of doen laten
invullen/opnemen dat de overeenkomst van geldlening ten bedrage van 4.242.500
euro in viervoud door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
([verdachte 3]) wordt toegezonden aan het Agentschap van het Ministerie van
Financiën met het verzoek de akte van borgstelling te ondertekenen en/of dat
geschrift heeft voorzien van een (valse/vervalste) handtekening(en) (zulks ter
bevestiging van de juistheid van de inhoud van dat/die geschrift(en)) en/of
- in een akte van borgstelling (doc 55), gedateerd 5 en 12 december 2002,
opgenomen/ingevuld en/of doen laten invullen/opnemen dat de Staat der
Nederlanden zich verbindt als borg tegenover de Bank Nederlandse Gemeenten
aangaande de overeenkomst van geldlening, gedateerd 14 november 2002, ten
bedrage van 4.242.500 euro (en/of dat geschrift heeft voorzien van een
(valse/vervalste) handtekening(en) (zulks ter bevestiging van de juistheid van
de inhoud van dat/die geschrift(en)) en/of
- in een schuldbekentenis (doc 253-10), gedateerd 14 november 2002,
opgenomen/ingevuld en/of doen laten invullen/opnemen dat Stichting [B]
([verdachte 4] en [verdachte 6]) verklaart wel en deugdelijk schuldig te zijn aan de BNG
wegens een lening van 4.242.500 euro en/of dat geschrift heeft voorzien van
een (valse/vervalste) handtekening(en) (zulks ter bevestiging van de juistheid
van de inhoud van dat/die geschrift(en)) en/of
e) (inzake leningnummer [nummer 4] ten bedrage van
4.838.835 euro aangevraagd door Stichting [B], doc 241)
- in een brief (doc 33), gedateerd 9 september 2002, opgenomen/ingevuld en/of
doen laten invullen/opnemen dat de Stichting [B] ([verdachte 5]) verzoekt
rijksgarantie af te geven voor de financiering van projecten voor een bedrag
van 4.838.825 euro en dat de voorzieningen genoemd in de bijlage (doc 34)
eigendom zijn van de Stichting en/of dat geschrift heeft voorzien van een
(valse/vervalste) handtekening(en) (zulks ter bevestiging van de juistheid van
de inhoud van dat/die geschrift(en)) en/of
- in een (beginsel)brief minuut (doc 36), zonder datum, en/of een
beginselbrief (doc 37), zonder datum, opgenomen/ingevuld en/of doen laten
invullen/opnemen dat de garantie door het Ministerie van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport ([verdachte 3]) zal worden verleend aan Stichting [B] voor een
bedrag van 4.838.825 euro (en/of dat geschrift heeft voorzien van een
(valse/vervalste) handtekening(en) (zulks ter bevestiging van de juistheid van
de inhoud van dat/die geschrift(en)) en/of
- in een overeenkomst van geldlening (doc 43), gedateerd 3 december 2002,
opgenomen/ingevuld en/of doen laten invullen/opnemen dat Stichting [B]
([verdachte 6] en [verdachte 4]) bij de Bank Nederlandse Gemeenten een bedrag van 4.838.825
euro leent onder de voorwaarde dat deze lening door de Staat der Nederlanden
zal worden gegarandeerd met betrekking tot de verplichtingen die uit de
overeenkomst voortvloeien ten aanzien van de betaling van rente en aflossing
en/of dat geschrift heeft voorzien van een (valse/vervalste) handtekening(en)
(zulks ter bevestiging van de juistheid van de inhoud van dat/die
geschrift(en)) en/of
- in een brief (doc 39), gedateerd 7 december 2002, opgenomen/ingevuld en/of
doen laten invullen/opnemen dat de overeenkomst van geldlening door Stichting
[B] [verdachte 5]) wordt toegezonden aan het Ministerie van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport ([verdachte 3]) met het verzoek de overeenkomst in behandeling te
nemen en/of dat geschrift heeft voorzien van een (valse/vervalste)
handtekening(en) (zulks ter bevestiging van de juistheid van de inhoud van
dat/die geschrift(en)) en/of
- in een brief minuut (doc 40), zonder datum, en/of in een aanbiedingsbrief
(doc 41), gedateerd 16 december 2002, opgenomen/ingevuld en/of doen laten
invullen/opnemen dat de overeenkomst van geldlening ten bedrage van 4.838.825
euro in viervoud door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
([verdachte 3]) wordt toegezonden aan het Agentschap van het Ministerie van
Financiën met het verzoek de akte van borgstelling te ondertekenen en/of dat
geschrift heeft voorzien van een (valse/vervalste) handtekening(en) (zulks ter
bevestiging van de juistheid van de inhoud van dat/die geschrift(en)) en/of
- in een akte van borgstelling (doc 44), gedateerd 16 en 17 december 2002,
opgenomen/ingevuld en/of doen laten invullen/opnemen dat de Staat der
Nederlanden zich verbindt als borg tegenover de Bank Nederlandse Gemeenten
aangaande de overeenkomst van geldlening, gedateerd 3 december 2002, ten
bedrage van 4.838.250 euro (en/of dat geschrift heeft voorzien van een
(valse/vervalste) handtekening(en) (zulks ter bevestiging van de juistheid van
de inhoud van dat/die geschrift(en)) en/of
- in een schuldbekentenis (doc 253-12), gedateerd 6 december 2002,
opgenomen/ingevuld en/of doen laten invullen/opnemen dat Stichting [B]
([verdachte 4] en [verdachte 6]) verklaart wel en deugdelijk schuldig te zijn aan de BNG
wegens een lening van 4.838.825 euro en/of dat geschrift heeft voorzien van
een (valse/vervalste) handtekening(en) (zulks ter bevestiging van de juistheid
van de inhoud van dat/die geschrift(en)) en/of
f) (inzake leningnummer [nummer 5] ten bedrage van
5.665.000 euro aangevraagd door Stichting [B], doc 242)
- in een brief (doc 22), gedateerd 23 september 2002, opgenomen/ingevuld en/of
doen laten invullen/opnemen dat de Stichting [B] ([verdachte 6]/[verdachte])
verzoekt rijksgarantie af te geven voor de financiering van projecten voor een
bedrag van 5.665.000 euro en dat de voorzieningen genoemd in de bijlage (doc
23) eigendom zijn van de Stichting en/of dat geschrift heeft voorzien van een
(valse/vervalste) handtekening(en) (zulks ter bevestiging van de juistheid van
de inhoud van dat/die geschrift(en)) en/of
- in een (beginsel)brief minuut (doc 24), zonder datum, en/of een
beginselbrief (doc 25), gedateerd 4 november 2002, opgenomen/ingevuld en/of
doen laten invullen/opnemen dat de garantie door het Ministerie van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport ([verdachte 3]) zal worden verleend aan Stichting
[B] voor een bedrag van 5.665.000 euro (en/of dat geschrift heeft voorzien
van een (valse/vervalste) handtekening(en) (zulks ter bevestiging van de
juistheid van de inhoud van dat/die geschrift(en)) en/of
- in een overeenkomst van geldlening (doc 30), gedateerd 16 en 20 december2002, opgenomen/ingevuld en/of doen laten invullen/opnemen dat Stichting
[B] ([verdachte 6] en [verdachte 4]) bij de Bank Nederlandse Gemeenten een bedrag van
5.665.000 euro leent onder de voorwaarde dat deze lening door de Staat der
Nederlanden zal worden gegarandeerd met betrekking tot de verplichtingen die
uit de overeenkomst voortvloeien ten aanzien van de betaling van rente en
aflossing en/of dat geschrift heeft voorzien van een (valse/vervalste)
handtekening(en) (zulks ter bevestiging van de juistheid van de inhoud van
dat/die geschrift(en)) en/of
- in een brief (bij doc 242), gedateerd 7 december 2002, opgenomen/ingevuld
en/of doen laten invullen/opnemen dat de overeenkomst van geldlening door
Stichting [B] ([verdachte 4]) wordt toegezonden aan het Ministerie van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport ([verdachte 3]) met het verzoek de overeenkomst
in behandeling te nemen en/of dat geschrift heeft voorzien van een
(valse/vervalste) handtekening(en) (zulks ter bevestiging van de juistheid van
de inhoud van dat/die geschrift(en)) en/of
- in een brief minuut (doc 27), zonder datum, en/of in een aanbiedingsbrief
(doc 28), gedateerd 14 januari 2003, opgenomen/ingevuld en/of doen laten
invullen/opnemen dat de overeenkomst van geldlening ten bedrage van 5.665.000
euro in viervoud door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport ([verdachte 3]) wordt toegezonden aan het Agentschap van het Ministerie van
Financiën met het verzoek de akte van borgstelling te ondertekenen en/of dat
geschrift heeft voorzien van een (valse/vervalste) handtekening(en) (zulks ter
bevestiging van de juistheid van de inhoud van dat/die geschrift(en)) en/of
- in een akte van borgstelling (doc 31), gedateerd 14 en 21 januari 2003,
opgenomen/ingevuld en/of doen laten invullen/opnemen dat de Staat der
Nederlanden zich verbindt als borg tegenover de Bank Nederlandse Gemeenten
aangaande de overeenkomst van geldlening, gedateerd 16 december 2002, ten
bedrage van 5.665.000 euro (en/of dat geschrift heeft voorzien van een
(valse/vervalste) handtekening(en) (zulks ter bevestiging van de juistheid van
de inhoud van dat/die geschrift(en)) en/of
- in een schuldbekentenis (doc 253-15), gedateerd 20 december 2002,
opgenomen/ingevuld en/of doen laten invullen/opnemen dat Stichting [B]
([verdachte 6] en [verdachte 4]) verklaart wel en deugdelijk schuldig te zijn aan de BNG
wegens een lening van 5.665.000 euro en/of dat geschrift heeft voorzien van
een (valse/vervalste) handtekening(en) (zulks ter bevestiging van de juistheid
van de inhoud van dat/die geschrift(en)) en/of
g) (inzake leningnummer [nummer 6] ten bedrage van
3.800.000 euro aangevraagd door Stichting [B], doc 243)- in een brief (doc 10), gedateerd 14 november 2002, opgenomen/ingevuld en/of
doen laten invullen/opnemen dat de Stichting [B] ([verdachte 6]/[verdachte])
verzoekt rijksgarantie af te geven voor de financiering van projecten voor een
bedrag van 3.800.000 euro en dat de voorzieningen genoemd in de bijlage (doc
10/11) eigendom zijn van de Stichting en/of dat geschrift heeft voorzien van
een (valse/vervalste) handtekening(en) (zulks ter bevestiging van de juistheid
van de inhoud van dat/die geschrift(en)) en/of
- in een (beginsel)brief minuut (doc 12), zonder datum, en/of een
beginselbrief (doc 13), gedateerd 10 december 2002, opgenomen/ingevuld en/of
doen laten invullen/opnemen dat de garantie door het Ministerie van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport ([verdachte 3]) zal worden verleend aan Stichting
[B] voor een bedrag van 3.800.000 euro (en/of dat geschrift heeft voorzien
van een (valse/vervalste) handtekening(en) (zulks ter bevestiging van de
juistheid van de inhoud van dat/die geschrift(en)) en/of
- in een overeenkomst van geldlening (doc 19), gedateerd 20 december 2002,
opgenomen/ingevuld en/of doen laten invullen/opnemen dat Stichting [B]
([verdachte 6] en [verdachte 4]) bij de Bank Nederlandse Gemeenten een bedrag van 3.800.000
euro leent onder de voorwaarde dat deze lening door de Staat der Nederlanden
zal worden gegarandeerd met betrekking tot de verplichtingen die uit deovereenkomst voortvloeien ten aanzien van de betaling van rente en aflossing
en/of dat geschrift heeft voorzien van een (valse/vervalste) handtekening(en)
(zulks ter bevestiging van de juistheid van de inhoud van dat/die
geschrift(en)) en/of
- in een brief (bij doc 243), gedateerd 30 december 2002, opgenomen/ingevuld
en/of doen laten invullen/opnemen dat de overeenkomst van geldlening door
Stichting [B] ([verdachte 6]) wordt toegezonden aan het Ministerie van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport ([verdachte 3]) met het verzoek de overeenkomst
in behandeling te nemen en/of dat geschrift heeft voorzien van een
(valse/vervalste) handtekening(en) (zulks ter bevestiging van de juistheid van
de inhoud van dat/die geschrift(en)) en/of
- in een brief minuut (doc 16), zonder datum, en/of in een aanbiedingsbrief
(doc 17), gedateerd 14 januari 2003, opgenomen/ingevuld en/of doen laten
invullen/opnemen dat de overeenkomst van geldlening ten bedrage van 3.800.000
euro in viervoud door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
([verdachte 3]) wordt toegezonden aan het Agentschap van het Ministerie van
Financiën met het verzoek de akte van borgstelling te ondertekenen en/of dat
geschrift heeft voorzien van een (valse/vervalste) handtekening(en) (zulks ter
bevestiging van de juistheid van de inhoud van dat/die geschrift(en)) en/of- in een akte van borgstelling (doc 20), gedateerd 14 en 21 januari 2003,
opgenomen/ingevuld en/of doen laten invullen/opnemen dat de Staat der
Nederlanden zich verbindt als borg tegenover de Bank Nederlandse Gemeenten
aangaande de overeenkomst van geldlening, gedateerd 20 december 2002, ten
bedrage van 3.800.000 euro (en/of dat geschrift heeft voorzien van een
(valse/vervalste) handtekening(en) (zulks ter bevestiging van de juistheid van
de inhoud van dat/die geschrift(en)) en/of
- in een schuldbekentenis (doc 253-17), zonder datum, opgenomen/ingevuld en/of
doen laten invullen/opnemen dat Stichting [B] ([verdachte 4] en [verdachte 6]) verklaart
wel en deugdelijk schuldig te zijn aan de BNG wegens een lening van 3.800.000
euro en/of dat geschrift heeft voorzien van een (valse/vervalste)
handtekening(en) (zulks ter bevestiging van de juistheid van de inhoud van
dat/die geschrift(en)) en/of
h) (inzake alle leningnummers)
- in een brief aan het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport ([verdachte 3]) (doc 83), gedateerd 8 april 2003, opgenomen/ingevuld en/of doen laten
invullen/opnemen dat Stichting [B] ([verdachte 4]) diverse semi-murale en
transmurale huisvestingsprojecten voor verstandelijk gehandicapten heeft die
middels een afgegeven verklaring gefinancierd zijn met een staatsgarantie,waarvan een specificatie wordt gegeven en/of dat geschrift heeft voorzien van
een (valse/vervalste) handtekening(en) (zulks ter bevestiging van de juistheid
van de inhoud van dat/die geschrift(en))
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en
onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
en/of
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks
a) de periode van 22 februari 2001 tot en met 21 juni 2001 en/of de periode
van 22 februari 2001 tot en met 28 mei 2002 en/of
b) de periode van 21 juni 2001 tot en met 15 juli 2002 en/of
c) de periode van 21 juni 2001 tot en met 6 november 2002 en/of
d) de periode van 21 juni 2001 tot en met 12 december 2002 en/of
e) de periode van 21 juni 2001 tot en met 17 december 2002 en/of
f) de periode van 21 juni 2001 tot en met 21 januari 2002 en/of
g) de periode van 21 juni 2001 tot en met 21 januari 2002 en/of
h) 8 april 2003
althans in of omstreeks de periode van 21 juni 2001 tot en met 31 oktober 2005
te [P1] en/of [P2] en/of elders in Nederland (telkens) tezamen en in
vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt (van)
een of meer vals(e) en/of vervalst(e)
- aanvra(a)g(en) voor het verstrekken van leningen en/of
- verzoek(en) tot het afgeven van rijksgarantie(s) en/of
- geldleningsovereenkomst(en) en/of
- brief en/of brieven (minuut) en/of
- akte(n) van borgstelling(en) en/of
- schuldbekentenis(en)
(elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te
dienen - als ware die/dat geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst,
bestaande dat gebruikmaken hierin dat dat/die overeenkomst (en) en/ofgeschrift(en) is/zijn overlegd bij het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport en/of de Bank
Nederlandse Gemeenten en/of het Ministerie van Financiën en/of de Directie
Gehandicaptenbeleid van het ministerie van VWS en/of (een) andere (financiële)
instelling
en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat
a) (inzake de aanvraag van rijksgarantie voor een bedrag van 20.239.750 euro,
doc 346 en 585)
- in een brief met bijlage, gedateerd 22 februari 2001, stond vermeld dat de
Stichting [A] een verzoek indient bij het Ministerie van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport om zijn projecten (in de bijlage) te mogen
financieren met de rijksgarantie voor een totaalbedrag van 264 miljoen gulden en/of
- in een brief met bijlage, gedateerd 21 juni 2001, stond vermeld dat de
Stichting [A] een aanvraag indient bij het Ministerie van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport tot het geven van een rijksgarantie voor de
in de bijlage genoemde projecten tot een bedrag van 20.239.750 euro en dat de voorzieningen genoemd in de bijlage eigendom zijn van de Stichting en/of
b) (inzake leningnummer [nummer 1] ten bedrage van
1.681.709 euro aangevraagd door Stichting [B], doc 238)
- in een overeenkomst van geldlening (doc 72), gedateerd 24 juni 2002, stond
vermeld dat Stichting [B] ([verdachte 6] en [verdachte 4]) bij de Bank Nederlandse
Gemeenten een bedrag van 1.681.709 euro leent onder de voorwaarde dat deze
lening door de Staat der Nederlanden zal worden gegarandeerd met betrekking
tot de verplichtingen die uit de overeenkomst voortvloeien ten aanzien van de
betaling van rente en aflossing en/of
- in een brief (bij doc 238), gedateerd 1 juli 2002, stond vermeld dat de
overeenkomst van geldlening door Stichting [B] wordt toegezonden aan het
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport ([verdachte 3]) met het verzoek de
overeenkomst in behandeling te nemen en/of
- in een brief minuut (bij doc 238), zonder datum, en/of in een
aanbiedingsbrief, gedateerd 9 juli 2002 (doc 71), stond vermeld dat de
overeenkomst van geldlening ten bedrage van 1.681.709 euro in viervoud door
het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport ([verdachte 3]) wordt
toegezonden aan het Agentschap van het Ministerie van Financiën met het
verzoek de akte van borgstelling te ondertekenen en/of- in een akte van borgstelling (doc 73), gedateerd 9 en 15 juli 2002, stond vermeld dat de Staat der Nederlanden zich verbindt als borg tegenover de Bank Nederlandse Gemeenten aangaande de overeenkomst van geldlening, gedateerd 24 juni 2002, ten bedrage van 1.681.709 euro en/of
- in een schuldbekentenis (doc 253-3), gedateerd 1 juli 2002, stond vermeld
dat Stichting [B] ([verdachte 4] en [verdachte 6]) verklaart wel en deugdelijk schuldig
te zijn aan de BNG wegens een lening van 1.681.709 euro en/of
c) (inzake leningnummer [nummer 2] ten bedrage van
1.693.425 euro aangevraagd door Stichting [B], doc 239)
- in een brief (doc 57), gedateerd 3 juli 2002, stond vermeld dat de Stichting
[B] ([verdachte 6]) verzoekt rijksgarantie af te geven voor de financiering van drie projecten voor een bedrag van 1.725.000 euro en dat de voorzieningen genoemd in de bijlage (doc 58) eigendom zijn van de Stichting en/of
- in een (beginsel)brief minuut (doc 59), zonder datum, en/of een
beginselbrief (doc 60), gedateerd 9 juli 2002, stond vermeld dat de garantie
door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport ([verdachte 3]) zal
worden verleend aan Stichting [B] voor een bedrag van 1.693.425 euro en/of
- in een overeenkomst van geldlening (doc 66), gedateerd 19 en 20 september 2002, stond vermeld dat Stichting [B] ([verdachte 6] en [verdachte 4]) bij de BankNederlandse Gemeenten een bedrag van 1.693.425 euro leent onder de voorwaarde dat deze lening door de Staat der Nederlanden zal worden gegarandeerd met betrekking tot de verplichtingen die uit de overeenkomst voortvloeien ten aanzien van de betaling van rente en aflossing en/of
- in een brief (doc 64), gedateerd 20 september 2002, dat de overeenkomst van
geldlening door Stichting [B] ([verdachte]) wordt toegezonden aan het
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport ([verdachte 3]) met het verzoek de
overeenkomst in behandeling te nemen en/of
- in een brief minuut (doc 61), zonder datum, en/of in een aanbiedingsbrief
(doc 62), gedateerd 1 november 2002, stond vermeld dat de overeenkomst van
geldlening ten bedrage van 1.693.425 euro in viervoud door het Ministerie van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport ([verdachte 3]) wordt toegezonden aan het
Agentschap van het Ministerie van Financiën met het verzoek de akte van
borgstelling te ondertekenen en/of
- in een akte van borgstelling (doc 67), gedateerd 1 en 6 november 2002, stond
vermeld dat de Staat der Nederlanden zich verbindt als borg tegenover de Bank
Nederlandse Gemeenten aangaande de overeenkomst van geldlening, gedateerd 19
september 2002, ten bedrage van 1.693.425 euro en/of
- in een schuldbekentenis (doc 253-8), gedateerd 20 september 2002, stond vermeld dat Stichting [B] ([verdachte 4] en [verdachte 6]) verklaart wel en deugdelijk
schuldig te zijn aan de BNG wegens een lening van 1.693.425 euro en/of
d) (inzake leningnummer [nummer 3] ten bedrage van
4.242.500 euro aangevraagd door Stichting [B], doc 240)
- in een brief (doc 45), gedateerd 21 augustus 2002, stond vermeld dat de
Stichting [B] ([verdachte 6]/[verdachte]) verzoekt rijksgarantie af te geven voor
de financiering van projecten voor een bedrag van 4.242.500 euro en dat de
voorzieningen genoemd in de bijlage (doc 46) eigendom zijn van de Stichting en/of
- in een (beginsel)brief minuut (doc 48), zonder datum, en/of een
beginselbrief (doc 49), gedateerd 30 augustus 2002, stond vermeld dat de
garantie door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport ([verdachte 3])
zal worden verleend aan Stichting [B] voor een bedrag van 4.242.500 euro en/of
- in een overeenkomst van geldlening (doc 55), gedateerd 14 november 2002,
stond vermeld dat Stichting [B] ([verdachte 6] en [verdachte 4]) bij de Bank Nederlandse
Gemeenten een bedrag van 4.242.500 euro leent onder de voorwaarde dat deze
lening door de Staat der Nederlanden zal worden gegarandeerd met betrekking
tot de verplichtingen die uit de overeenkomst voortvloeien ten aanzien van de betaling van rente en aflossing en/of
- in een brief (doc 51), gedateerd 18 november 2002, stond vermeld dat de
overeenkomst van geldlening door Stichting [B] ([verdachte 6]) wordt toegezonden
aan het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport ([verdachte 3]) met het
verzoek de overeenkomst in behandeling te nemen en/of
- in een brief minuut (doc 52), zonder datum, en/of in een aanbiedingsbrief
(doc 53), gedateerd 5 december 2002, stond vermeld dat de overeenkomst van
geldlening ten bedrage van 4.242.500 euro in viervoud door het Ministerie van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport ([verdachte 3]) wordt toegezonden aan het
Agentschap van het Ministerie van Financiën met het verzoek de akte van
borgstelling te ondertekenen en/of
- in een akte van borgstelling (doc 55), gedateerd 5 en 12 december 2002,
stond vermeld dat de Staat der Nederlanden zich verbindt als borg tegenover de
Bank Nederlandse Gemeenten aangaande de overeenkomst van geldlening, gedateerd
14 november 2002, ten bedrage van 4.242.500 euro en/of
- in een schuldbekentenis (doc 253-10), gedateerd 14 november 2002, stond
vermeld dat Stichting [B] ([verdachte 4] en [verdachte 6]) verklaart wel en deugdelijk
schuldig te zijn aan de BNG wegens een lening van 4.242.500 euro en/of
e) (inzake leningnummer [nummer 4] ten bedrage van4.838.835 euro aangevraagd door Stichting [B], doc 241)
- in een brief (doc 33), gedateerd 9 september 2002, stond vermeld dat de
Stichting [B] ([verdachte 5]) verzoekt rijksgarantie af te geven voor de
financiering van projecten voor een bedrag van 4.838.825 euro en dat de
voorzieningen genoemd in de bijlage (doc 34) eigendom zijn van de Stichting
en/of
- in een (beginsel)brief minuut (doc 36), zonder datum, en/of een
beginselbrief (doc 37), zonder datum, stond vermeld dat de garantie door het
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport ([verdachte 3]) zal worden
verleend aan Stichting [B] voor een bedrag van 4.838.825 euro en/of
- in een overeenkomst van geldlening (doc 43), gedateerd 3 december 2002,
stond vermeld dat Stichting [B] ([verdachte 6] en [verdachte 4]) bij de Bank Nederlandse
Gemeenten een bedrag van 4.838.825 euro leent onder de voorwaarde dat deze
lening door de Staat der Nederlanden zal worden gegarandeerd met betrekking
tot de verplichtingen die uit de overeenkomst voortvloeien ten aanzien van de
betaling van rente en aflossing en/of
- in een brief (doc 39), gedateerd 7 december 2002, stond vermeld dat de
overeenkomst van geldlening door Stichting [B] [verdachte 5]) wordt toegezonden
aan het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport ([verdachte 3]) met hetverzoek de overeenkomst in behandeling te nemen en/of
- in een brief minuut (doc 40), zonder datum, en/of in een aanbiedingsbrief
(doc 41), gedateerd 16 december 2002, stond vermeld dat de overeenkomst van
geldlening ten bedrage van 4.838.825 euro in viervoud door het Ministerie van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport ([verdachte 3]) wordt toegezonden aan het
Agentschap van het Ministerie van Financiën met het verzoek de akte van
borgstelling te ondertekenen en/of
- in een akte van borgstelling (doc 44), gedateerd 16 en 17 december 2002,
stond vermeld dat de Staat der Nederlanden zich verbindt als borg tegenover de
Bank Nederlandse Gemeenten aangaande de overeenkomst van geldlening, gedateerd
3 december 2002, ten bedrage van 4.838.250 euro en/of
- in een schuldbekentenis (doc 253-12), gedateerd 6 december 2002, stond
vermeld dat Stichting [B] ([verdachte 4] en [verdachte 6]) verklaart wel en deugdelijk
schuldig te zijn aan de BNG wegens een lening van 4.838.825 euro en/of
f) (inzake leningnummer [nummer 5] ten bedrage van
5.665.000 euro aangevraagd door Stichting [B], doc 242)
- in een brief (doc 22), gedateerd 23 september 2002, stond vermeld dat de
Stichting [B] ([verdachte 6]/[verdachte]) verzoekt rijksgarantie af te geven voor
de financiering van projecten voor een bedrag van 5.665.000 euro en dat de voorzieningen genoemd in de bijlage (doc 23) eigendom zijn van de Stichting en/of
- in een (beginsel)brief minuut (doc 24), zonder datum, en/of een
beginselbrief (doc 25), gedateerd 4 november 2002, stond vermeld dat de
garantie door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport ([verdachte 3])
zal worden verleend aan Stichting [B] voor een bedrag van 5.665.000 euro en/of
- in een overeenkomst van geldlening (doc 30), gedateerd 16 en 20 december
2002, stond vermeld dat Stichting [B] ([verdachte 6] en [verdachte 4]) bij de Bank
Nederlandse Gemeenten een bedrag van 5.665.000 euro leent onder de voorwaarde
dat deze lening door de Staat der Nederlanden zal worden gegarandeerd met
betrekking tot de verplichtingen die uit de overeenkomst voortvloeien ten
aanzien van de betaling van rente en aflossing en/of
- in een brief (bij doc 242), gedateerd 7 december 2002, stond vermeld dat de
overeenkomst van geldlening door Stichting [B] ([verdachte 4]) wordt toegezonden
aan het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport ([verdachte 3]) met het
verzoek de overeenkomst in behandeling te nemen en/of
- in een brief minuut (doc 27), zonder datum, en/of in een aanbiedingsbrief
(doc 28), gedateerd 14 januari 2003, stond vermeld dat de overeenkomst van geldlening ten bedrage van 5.665.000 euro in viervoud door het Ministerie van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport ([verdachte 3]) wordt toegezonden aan het
Agentschap van het Ministerie van Financiën met het verzoek de akte van
borgstelling te ondertekenen en/of
- in een akte van borgstelling (doc 31), gedateerd 14 en 21 januari 2003,
stond vermeld dat de Staat der Nederlanden zich verbindt als borg tegenover de
Bank Nederlandse Gemeenten aangaande de overeenkomst van geldlening, gedateerd
16 december 2002, ten bedrage van 5.665.000 euro en/of
- in een schuldbekentenis (doc 253-15), gedateerd 20 december 2002, stond
vermeld dat Stichting [B] verklaart wel en deugdelijk schuldig te zijn aan
de BNG wegens een lening van 5.665.000 euro en/of
g) (inzake leningnummer [nummer 6] ten bedrage van
3.800.000 euro aangevraagd door Stichting [B], doc 243)
- in een brief (doc 10), gedateerd 14 november 2002, stond vermeld dat de
Stichting [B] ([verdachte 6]/[verdachte]) verzoekt rijksgarantie af te geven voor
de financiering van projecten voor een bedrag van 3.800.000 euro en dat de
voorzieningen genoemd in de bijlage (doc 10/11) eigendom zijn van de Stichting en/of
- in een (beginsel)brief minuut (doc 12), zonder datum, en/of een beginselbrief (doc 13), gedateerd 10 december 2002, stond vermeld dat de
garantie door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport ([verdachte 3])
zal worden verleend aan Stichting [B] voor een bedrag van 3.800.000 euro en/of
- in een overeenkomst van geldlening (doc 19), gedateerd 20 december 2002,
stond vermeld dat Stichting [B] ([verdachte 6] en [verdachte 4]) bij de Bank Nederlandse
Gemeenten een bedrag van 3.800.000 euro leent onder de voorwaarde dat deze
lening door de Staat der Nederlanden zal worden gegarandeerd met betrekking
tot de verplichtingen die uit de overeenkomst voortvloeien ten aanzien van de
betaling van rente en aflossing en/of
- in een brief (bij doc 243), gedateerd 30 december 2002, stond vermeld dat de
overeenkomst van geldlening door Stichting [B] ([verdachte 6]) wordt toegezonden
aan het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport ([verdachte 3]) met het
verzoek de overeenkomst in behandeling te nemen en/of
- in een brief minuut (doc 16), zonder datum, en/of in een aanbiedingsbrief
(doc 17), gedateerd 14 januari 2003, stond vermeld dat de overeenkomst van
geldlening ten bedrage van 3.800.000 euro in viervoud door het Ministerie van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport ([verdachte 3]) wordt toegezonden aan het
Agentschap van het Ministerie van Financiën met het verzoek de akte van borgstelling te ondertekenen en/of
- in een akte van borgstelling (doc 20), gedateerd 14 en 21 januari 2003,
stond vermeld dat de Staat der Nederlanden zich verbindt als borg tegenover de
Bank Nederlandse Gemeenten aangaande de overeenkomst van geldlening, gedateerd
20 december 2002, ten bedrage van 3.800.000 euro en/of
- in een schuldbekentenis (doc 253-17), zonder datum, stond vermeld dat
Stichting [B] ([verdachte 4] en [verdachte 6]) verklaart wel en deugdelijk schuldig te
zijn aan de BNG wegens een lening van 3.800.000 euro en/of
h) (inzake alle leningnummers)
- in een brief aan het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport ([verdachte 3]) (doc 83), gedateerd 8 april 2003, stond vermeld dat Stichting [B]
([V4]) diverse semi-murale en transmurale huisvestingsprojecten voor
verstandelijk gehandicapten heeft die middels een afgegeven verklaring
gefinancierd zijn met een staatsgarantie, waarvan een specificatie wordt
gegeven;
art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 21 juni 2001
tot en met 31 oktober 2005 te [P1] en/of elders in Nederland, tezamen en in
vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal
(telkens),
met het oogmerk zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen,
(telkens) door gebruik te maken van (valse/vervalste) aanvra(a)g(en) voor het
verstrekken van leningen en/of verzoek(en) tot het afgeven van
rijksgarantie(s) en/of
geldleningsovereenkomst(en) en/of brief en/of brieven (minuut) en/of akte(n)
van borgstelling en/of
doordat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), het deden voorkomen dat
- de Stichting [B] (Transmurale en Semimurale Voorzieningen) eigenaar was
van, althans gerechtigd was tot het bezwaren van onroerend goed van (een)
zorginstelling(en) en/of
- de Stichting [B] (Transmurale en Semimurale Voorzieningen) projecten zou
financieren in de gezondheidszorg waarvoor een rijksgarantie kon worden
afgegeven,
het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en/of de Bank
Nederlandse Gemeenten en/of het Ministerie van Financiën en/of de Directie
Gehandicaptenbeleid van het ministerie van VWS en/of (een) andere
(financiële) instelling heeft bewogen tot het verstrekken van leningen onder
rijksgarantie en/of heeft opgelicht
hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar (telkens) met
vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of
listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid (telkens)
- (een) verzoek(en) tot het verstrekken van leningen onder rijksgarantie
gedaan, waarbij onjuiste gegevens werden opgegeven (waaronder de eigendom van
de voorzieningen en/of de bestemming van de te verstrekken gelden) en/of
- valse stukken overlegd (waaronder (een) (geantedateerde) aanvra(a)g(en)
voor het verstrekken van leningen en/of verzoek(en) tot het afgeven van
rijksgarantie(s) en/of geldleningsovereenkomst(en) en/of brief en/of brieven
(minuut) en/of akte(n) van borgstelling en/of schuldbekentenis(sen) en/of een
of meer ander(e) stuk(ken) en/of geschrift(en)) en/of
- door misbruik /gebruik/omkoping van (natuurlijke)contactpersonen binnen de
organisatie de administratieve procedure voor het verstrekken van leningen
niet gevolgd en/of (een) dossier(s) bij het Ministerie van Volksgezondheid
niet gecompleteerd met de aanvra(a)g(en) voor het verstrekken van leningen
en/of de gunningsbrief en/of gunningsbrieven en/of de hypotheekakte(n) en/of
de nota('s) van aflossing en/of de aanvra(a)g(en) niet gedaan en afgewikkeld
conform de voorgeschreven procedure(s) en/of
- perso(o)n(en) binnen de organisatie(s) bewogen tot het ondertekenen van
overeenkomst(en) en/of brief/brieven en/of akte(en) en/of
- in het digitale Garantie Registratie en Administratie systeem (GRAS) van
het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport de einddatum van de
leningen aangepast / laten aanpassen en/of
- (een) Stichting [B] opgericht, die uitsluitend diende als dekmantel voor
het verwerven van de onder rijksgarantie verstrekte leningen en/of die in
strijd handelde met de doelstelling(en) in artikel 2 van de oprichtingsakte
en/of een bankrekeningnummer behorend bij deze Stichting geopend
(nummer), dat nooit andere inkomsten heeft gekend dan de gelden van de
onder rijksgarantie verstrekte leningen (o.a. doc 172, 188) en/of
- de onder rijksgarantie verstrekte geldlening(en) niet heeft gebruikt voor de
doelstelling(en) in de zorgsector, waarvoor de gelden verstrekt zijn/worden
en/of bestemd zijn
waardoor het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en/of de Bank
Nederlandse Gemeenten en/of het Ministerie van Financiën en/of de Directie
Gehandicaptenbeleid van het ministerie van VWS
(telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;
art 326 Wetboek van Strafrecht
3.
hij in of omstreeks de periode van 21 juni 2001 tot en met 31 oktober 2005 te
[P1] en/of elders in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie
bestaande verder uit (de (rechts)personen):
- [verdachte 3] en/of
- [verdachte 5] en/of
- [verdachte 4] en/of
- [verdachte 6] en/of
- [verdachte 2] en/of
- Stichting [B] (Transmurale en Semimurale Voorzieningen) en/of
- (Stichting) [C Holding] (BV) en/of
- (Beheer- en Exploitatiemaatschappij) [D] BV en/of
- een of meer ander(e) (rechts)perso(o)n(en),
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk
- het valselijk opmaken of vervalsen van geschriften die bestemd zijn om tot
bewijs van enig feit te dienen, met het oogmerk die als echt en onvervalst te
gebruiken of door anderen te doen gebruiken (artikel 225 lid 1 Wetboek van
Strafrecht) en/of
- het opzettelijk gebruik maken van valse of vervalste geschriften als ware
die echt en onvervalst (artikel 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht) en/of
- het door het aannemen van een valse naam of van een valse hoedanigheid,
hetzij door listige kunstgrepen, hetzij door een samenweefsel van
verdichtsels, bewegen van iemand tot afgifte van een goed, het ter
beschikking stellen van gegevens met geldswaarde in het handelsverkeer, het
aangaan van een schuld en/of het tenietdoen van een inschuld met het oogmerk
om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen (artikel 326 Wetboek van
Strafrecht) en/of
- van een voorwerp de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de
vervreemding of de verplaatsing verbergen of verhullen, dan wel verbergen of
verhullen wie de rechthebbende op een voorwerp is of het voorhanden heeft dan
wel een voorwerp verwerven, voorhanden hebben, overdragen of omzetten of
ervan gebruikmaken, terwijl hij weet dat het voorwerp - onmiddellijk of
middellijk afkomstig is uit enig misdrijf (artikel 420 bis Wet boek van
Strafrecht);
art 140 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 21 juni 2001
tot en met 31 oktober 2005 te [P1] en/of elders in Nederland, tezamen en in
vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
een ambtenaar, te weten de heer [verdachte 3], (een) gift(en) en/of belofte(n)
heeft gedaan en/of (een) dienst(en) heeft verleend en/of heeft aangeboden, te
weten
- een (lenings)bedrag van 28.000,-- euro, althans een [merk auto] ter
waarde van 26.265,-- euro en/of 28.355,-- euro, en/of
- provisiegelden voor een totaalbedrag van 11.480,-- euro en/of
- een geldbedrag van 4.000,-- euro en/of
- (contante) geldbedrag(en) voor een totaalbedrag van 19.245,-- euro (contante
stortingen op zijn rekening(en)) en/of
- vergoeding van de oprichtings- en/of notariskosten ter hoogte van een bedrag
van 4.522,-- euro bij de oprichting van zijn bedrijf [E] Finance BV en/of
[E] Holding BV en/of
- deelname (voor 2/7 deel) aan de bonuspot van [C] Finance BV en/of
- de toezegging van een functie bij een bedrijf van [verdachte] (voor een
aanmerkelijk hoger salaris), indien verdachte zijn baan bij het ministerie van
VWS zou verliezen en/of
- een geldbedrag van 37.781,63 euro (ten tijde van zijn dienstverband bij [C]
Finance BV)
met het oogmerk om hem te bewegen in zijn bediening, al dan niet in strijd met
zijn plicht, iets te doen of na te laten en/of
ten gevolge van of naar aanleiding van hetgeen door deze in zijn huidige of
vroegere bediening, al dan niet in strijd met zijn plicht, is gedaan of
nagelaten, te weten
- het antedateren van (een) brief/brieven van Stichting [A] en/of
Stichting [B] in verband met de aanvraag van leningen onder rijksgarantie
bij het ministerie van VWS en/of het opstellen van deze brief/brieven in
overleg met [verdachte] en/of
- het behandelen van (een) verzoek(en) en/of aanvra(a)g(en) tot verstrekking
van (een) rijksgarantie(s) en/of lening(en) aan Stichting [B] en/of het
niet in acht nemen van de (interne) procedurele vereisten binnen het
ministerie van VWS bij de behandeling van dergelijke verzoeken en/of
- zorgdragen voor het omzetten van de leningen in het Gras-bestand van het
ministerie van VWS naar nul (zonder de daartoe vereiste aflossingsnota's)
- het achterhouden van bescheiden voor de aanvraag van de leningen, die in de
administratie van het ministerie van VWS thuishoren en/of
- het verstrekken van informatie afkomstig van het ministerie van VWS over de
uitbesteding van het beheer van garantieverleningen en/of de juiste wijze om
een offerte in te dienen;
art 177 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
5.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 21 juni 2001
tot en met 31 oktober 2005 te [P1] en/of elders in Nederland, tezamen en in
vereniging met (een) ander(en), althans alleen van het plegen van witwassen
een gewoonte heeft gemaakt, immers
heeft hij, verdachte, (telkens) van een voorwerp, te weten (telkens) een of
meer geldbedrag(en),
a) ter hoogte van 21.921.459,48 euro en/of 20.239.759,-- euro en/of
b) ter hoogte van 5.600.000,-- euro (doc 160 en 441) en/of
c) ter hoogte van 3.750.000,-- euro (doc 160 en 442) en/of
d) ter hoogte van 4.800.000,-- euro (doc 160 en 440) en/of
e) ter hoogte van 1.500.000,-- euro (doc 160 en 437) en/of
f) ter hoogte van 1.675.000,-- euro (doc 160 en 438) en/of
g) ter hoogte van 4.242.500,-- euro (doc 160 en 439) en/of
h) ter hoogte van 118.000,-- euro (doc 160 en 436) en/of
i) ter hoogte van 377.500,-- euro (doc 579) en/of
j) ter hoogte van 200.000,-- euro (doc 580) en/of
k) ter hoogte van 300.000,-- euro (doc 930-2 ),
althans enig geldbedrag afkomstig uit fraude, gepleegd ten laste van het
ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en/of de Bank Nederlandse
Gemeenten,
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of
verplaatsing verborgen en/of verhuld, althans heeft hij verborgen en/of
verhuld wie de rechthebbende op dat/die geldbedrag(en) was of wie dat/die
geldbedrag(en) voorhanden had, terwijl hij wist dat dat/die bedrag(en) -
onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit het misdrijf;
art 420 (qua)ter Wetboek van Strafrecht
art 420 bis Wetboek van Strafrecht
art 420 Wetboek van Strafrecht
dagvaarding II
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) op en/of in of omstreeks
a) (ZD 1) 16 september 2004 en/of
b) (ZD 1) 15 november 2004 en/of
c) (ZD 3.1) de periode van 9 tot en met 11 maart 2004 en/of
d) (ZD 3.2) 6 juni 2002 en/of
e) (ZD 3.2) 24 juli 2004 en/of
f) (ZD 3.2) 27 januari 2005 en/of
g) (ZD 3.2) 14 februari 2005 en/of
h) (ZD 3.3) 30 september 2004 en/of
i) (ZD 3.3) 1 oktober 2004 en/of
j) (ZD 3.4) 19 april 2005 en/of
k) (ZD 3.5) de periode van 25 juni 2001 tot en met 10 juli 2001 en/of
l) (ZD 3.5) de periode van 15 juli 2001 tot en met 6 augustus 2001 en/of
m) (ZD 3.6) de periode van 27 januari 2005 tot en met 14 juni 2005 en/of
n) (ZD 3.7) de periode van maart 2003 tot en met juni 2002 en/of
o) (ZD 3.8) de periode van oktober 2001 tot en met november 2002 en/of
p) (ZD 3.9) 12 mei 2005 en/of
q) (ZD 3.10) de periode van 17 februari 2004 tot en met 15 september 2005 en/of
r) (ZD 3.11) 21 september 2004 en/of 30 oktober 2004 en/of
s) (ZD 4) 10 februari 2004 en/of 18 februari 2004 en/of 10 maart 2004 en/of
t) (ZD 5) 28 augustus 1996 en/of 27 augustus 1997 en/of
u) (ZD6) april 2003 tot en met augustus 2005
althans op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van augustus
1996 tot en met september 2005,
te [P1] en/of elders in Nederland, [P3], althans België en/of [P4] en/of [P5] althans in Duitsland tezamen en in vereniging met een of meer
ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
(telkens) opzettelijk
a) een geldbedrag van 122.714,31 euro en/of
b) een geldbedrag van 109.204,75 euro en/of
c) een geldbedrag van 45.000,-- euro en/of
d) een geldbedrag van 30.000,-- euro en/of
e) een geldbedrag van 11.900,-- euro en/of
f) een geldbedrag van 75.000,-- euro en/of
g) een geldbedrag van 25.000,-- euro en/of
h) een geldbedrag van 10.000,-- euro en/of
i) een geldbedrag van 10.000,-- euro en/of
j) een geldbedrag van 6.000,-- euro en/of
k) een geldbedrag van 29.750,-- gulden en/of
l) een geldbedrag van 35.105,-- gulden en/of
m) een geldbedrag van 2.360,-- euro en/of 7.080,-- euro en/of
n) een geldbedrag van (totaal ongeveer) 35.326,-- euro en/of
o) een geldbedrag van (totaal) 181.761,58, euro althans een of meer
geldbedrag(en) van 162.000,-- euro en/of 19.761,58 euro en/of
p) een geldbedrag van 4.268,58 euro en/of
q) een geldbedrag van (totaal) 242.060,53 euro, althans een of meer
geldbedrag(en) van 23.200,-- euro en/of 99.837,06 euro en/of 7.848,27 euro
en/of 14.330,54 euro en/of 33.756,-- euro en/of 17.400,-- euro en/of
14.306,25 euro en/of 17.400,-- euro en/of 13.981,87 euro en/of
r) een geldbedrag van (totaal) 55.000,-- euro, althans een of meer
geldbedrag(en) van 25.000,-- euro en/of 30.000,-- euro
s) een geldbedrag van (totaal) 125.000,-- euro, althans een of meer
geldbedrag(en) van 50.000,-- euro en/of 25.000,-- euro en/of 50.000,-- euro
en/of
t) een geldbedrag van (totaal) 55.000,-- gulden, althans een of meer
geldbedrag(en) van 5.000,-- gulden en/of 50.000,-- gulden en/of
u) een geldbedrag van (totaal) 725.000,-- euro, althans een of meer
geldbedrag(en) van 500.000,-- euro en/of 100.000,-- euro en/of 125.000,--
euro,
in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die ten dele of geheel toebehoorde(n) aan
de Stichting [benadeelde partij] (Fonds), in elk geval een ander of anderen dan
verdachte en/of zijn mededader(s),
welk(e) geldbedrag(en) verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) anders dan
door misdrijf, te weten (in zijn functie en/of hoedanigheid) als
penningmeester en/of bestuurder van de Stichting [benadeelde partij] (Fonds),
althans een Stichting, onder zich had(den),
(telkens) wederrechtelijk zich heeft/hebben toegeeigend
door dit/deze geldbedrag(en) zonder medeweten en/of toestemming van het
bestuur en/of (een) (mede)bestuurslid/leden over te maken en/of weg te sluizen
naar (een) rekening(en) en/of (een) instantie(s), die in geen enkele relatie
tot Stichting [benadeelde partij] (Fonds) staan en/of waarvan verdachte en/of
zijn mededader(s) bestuurder en/of (feitelijk) leidinggevende zijn en/of te
bestemmen voor doeleinden, die op geen enkele wijze gerelateerd zijn tot de
doelstelling(en) van Stichting [benadeelde partij] (Fonds);
art 322 Wetboek van Strafrecht
art 321 Wetboek van Strafrecht
art 323 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks
a) (ZD 2) de periode van oktober 2004 tot en met januari 2005 en/of
b) (ZD 3.5) de periode van juni 2001 tot en met augustus 2001 en/of
c) (ZD 3.8) de periode van oktober 2001 tot en met november 2002 en/of
d) (ZD 5) de periode van augustus 1996 tot en met december 2001 en/of
e) (ZD 6) de periode van april 2003 tot en met augustus 2005 en/of
althans in of omstreeks de periode van augustus 1996 tot en met augustus
2005,
te [P1] en/of elders in Nederland, [P3], althans België en/of [P4] en/of [P5] althans in Duitsland tezamen en in vereniging met (een)
ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal
(telkens) (van) een of meerdere
- faxbericht(en) en/of
- factu(u)r(en) en/of
- volmacht(en) en/of
- (geld)leningsovereenkomst(en) en/of
- (een) ander(e) overeenkomst(en) en/of geschrift(en),
(elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te
dienen - (telkens) valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst en/of heeft laten
opmaken en/of vervalsen, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s)
(telkens) valselijk - immers opzettelijk in strijd met de waarheid -
a) (inzake de beleggings en/of effectenrekening [nummer] van Stichting
[benadeelde[benadeelde partij])
- in een faxbericht van Stichting [benadeelde partij] aan [F]
Vermogensbeheer, gedateerd 27 oktober 2004, opgenomen/ingevuld en/of doen
laten opnemen/invullen dat namens het bestuur [G] en [verdachte] werd verzocht om een totaalbedrag van 250.000,-- euro aan effecten
vrij te maken c.q. te verkopen ter financiële ondersteuning van de Stichting
[H] en het bedrag te willen ontvangen op bankrekening [nummer] te [P1]
(doc.nr. 1150) en/of dat geschrift voorzien van een (valse/vervalste)
handtekening(en) (zulks ter bevestiging van de juistheid van de inhoud van
dat/die geschrift(en)) en/of
- in een faxbericht van Stichting [benadeelde partij] aan [F]
Vermogensbeheer, gedateerd 24 januari 2005, opgenomen/ingevuld en/of doen
laten opnemen/invullen dat namens het bestuur [G] en [verdachte] werd verzocht om een totaalbedrag van 500.000,-- euro aan effecten
vrij te maken c.q. te verkopen ter financiering van het project voor 60
gehandicapte kinderplaatsen van het [benadeelde partij] Gemeenschap initiatief [initiatief] en
het bedrag te willen ontvangen op bankrekening [nummer] te [P1] (doc.nr.
1156) en/of dat geschrift voorzien van een (valse/vervalste) handtekening(en)
(zulks ter bevestiging van de juistheid van de inhoud van dat/die
geschrift(en)) en/of
b) (inzake de bankrekening [nummer] van Stichting [benadeelde partij])
- in een factuur van "Groenvoorziening en Vormgeving [groenvoorziening]", per adres
[adres], gedateerd 15 juli 2001 opgenomen/ingevuld en/of
doen laten opnemen/invullen dat de Stichting [benadeelde partij] in verband met
werkzaamheden inzake Huize [huize] een bedrag verschuldigd is van 29.750,--
gulden (doc.nr. 448, IX-1-A-68-1) en/of dat geschrift voorzien van een
(valse/vervalste) handtekening(en) (zulks ter bevestiging van de juistheid van
de inhoud van dat/die geschrift(en)) en/of
- in een factuur van "Groenvoorziening en Vormgeving [groenvoorziening]", per adres
[adres], gedateerd 15 juli 2001 opgenomen/ingevuld en/of
doen laten opnemen/invullen dat de Stichting [benadeelde partij] in verband met
werkzaamheden inzake Huize [huize] een bedrag verschuldigd is van 35.105,--
gulden (doc.nr. 448, IX-1-A-68-4) en/of dat geschrift voorzien van een
(valse/vervalste) handtekening(en) (zulks ter bevestiging van de juistheid van
de inhoud van dat/die geschrift(en)) en/of
c) (inzake de bankrekening [nummer] van Stichting [benadeelde partij])
- in een factuur van Aannemersbedrijf [aannemersbedrijf] BV, gedateerd 28
december 2001, opgenomen/ingevuld en/of doen laten opnemen/invullen dat de
Stichting [benadeelde[benadeelde partij] in verband met (renovatie)werkzaamheden inzake [benadeelde partij]
panden aan de [adres], de [adres] en de [adres] een bedrag verschuldigd
is van 162.000,-- euro (doc.nr. 1079) (en/of dat geschrift voorzien van een
(valse/vervalste) handtekening(en) (zulks ter bevestiging van de juistheid van
de inhoud van dat/die geschrift(en)) en/of
d) (inzake de bankrekening [nummer] van Stichting [benadeelde partij])
- in een overeenkomst geldlening tussen [verdachte 2] als leningnemer en Stichting
[benadeelde partij]de partij] als leninggever, gedateerd 28 augustus 1997,
opgenomen/ingevuld en/of doen laten opnemen/invullen dat de Stichting [benadeelde partij]
een totaalbedrag van 55.000,-- gulden in verbruikleen heeft gegeven aan
[V2] (doc.nr. 1171) (en/of dat geschrift voorzien van een (valse/vervalste)
handtekening(en) (zulks ter bevestiging van de juistheid van de inhoud van
dat/die geschrift(en)) en/of
e) (inzake de bankrekening [nummer] van Stichting [benadeelde partij])
- in een overeenkomst van geldlening tussen Stichting [benadeelde partij] als
leninggever en [C] Real Estate als leningnemer, gedateerd 20 april 2003,
opgenomen/ingevuld en/of doen laten opnemen/invullen dat de Stichting [benadeelde partij]
voor een totaalbedrag van 750.000,-- euro een lening verstrekt aan [C] Real
Estate (doc.nr. 407) ) en/of dat geschrift voorzien van een (valse/vervalste)
handtekening(en) en/of para(a)f(en) (zulks ter bevestiging van de juistheid
van de inhoud van dat/die geschrift(en)) en/of
- in een overeenkomst van geldlening tussen Stichting [benadeelde partij] als
leninggever en [I] Promotion NV als leningnemer, gedateerd 23 april 2003,
opgenomen/ingevuld en/of doen laten opnemen/invullen dat de Stichting [benadeelde partij]
voor een totaalbedrag van 500.000,-- euro een lening verstrekt aan [I]
Promotion NV (doc.nr. 403) ) en/of dat geschrift voorzien van een
(valse/vervalste) handtekening(en) en/of para(a)f(en) (zulks ter bevestiging
van de juistheid van de inhoud van dat/die geschrift(en)) en/of
- in een overeenkomst van geldlening tussen Stichting [benadeelde partij] alsleninggever en [I] Promotion NV als leningnemer, gedateerd 15 februari 2004,
opgenomen/ingevuld en/of doen laten opnemen/invullen dat de Stichting [benadeelde partij]
voor een totaalbedrag van 100.000,-- euro een lening verstrekt aan [I]
Promotion NV (doc.nr. 404) en/of dat geschrift voorzien van een
(valse/vervalste) handtekening(en) en/of para(a)f(en) (zulks ter bevestiging
van de juistheid van de inhoud van dat/die geschrift(en)) en/of
- in een overeenkomst van geldlening tussen Stichting [benadeelde partij] als
leninggever en [I] Promotion NV als leningnemer, gedateerd 9 maart 2004,
opgenomen/ingevuld en/of doen laten opnemen/invullen dat de Stichting [benadeelde partij]
voor een totaalbedrag van 100.000,-- euro een lening verstrekt aan [I]
Promotion NV (doc.nr. 405) en/of dat geschrift voorzien van een
(valse/vervalste) handtekening(en) en/of para(a)f(en) (zulks ter bevestiging
van de juistheid van de inhoud van dat/die geschrift(en))
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en
onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken
en/of
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks
a) (ZD 2) de periode van oktober 2004 tot en met januari 2005 en/of
b) (ZD 3.5) de periode van juni 2001 tot en met augustus 2001 en/of
c) (ZD 3.8) de periode van oktober 2001 tot en met november 2002 en/of
d) (ZD 5) de periode van augustus 1996 tot en met december 2001 en/of
e) (ZD 6) de periode van april 2003 tot en met augustus 2005 en/of
althans in of omstreeks de periode van augustus 1996 tot en met september
2005,
te [P1] en/of elders in Nederland, [P3], althans België en/of [P4] en/of [P5] althans in Duitsland tezamen en in vereniging met (een)
ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal
(telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt (van) een of meerdere vals(e)
en/of vervalst(e)
- faxbericht(en) en/of
- factu(u)r(en) en/of
- volmacht(en) en/of
- (geld)leningsovereenkomst(en) en/of
- (een) ander(e) overeenkomst(en) en/of geschrift(en),
(elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te
dienen - als ware dat/die geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst,
bestaande dat gebruikmaken hierin dat dat/die overeenkomst(en) en/of
geschrift(en) is /zijn overlegd bij
a) [F] Vermogensbeheer en/of
b) Stichting [benadeelde partij] en/of
c) Stichting [benadeelde partij] en/of
d) Stichting [benadeelde partij] en/of
e) Stichting [benadeelde partij] en/of ING Bank
en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat
a) (inzake de beleggings en/of effectenrekening [nummer] van Stichting
[benadeelde partij])
- in een faxbericht van Stichting [benadeelde partij] aan [F]
Vermogensbeheer, gedateerd 27 oktober 2004, stond vermeld dat [G]
namens het bestuur, mede verzocht om een totaalbedrag van 250.000,-- euro aan
effecten vrij te maken c.q. te verkopen ter financiële ondersteuning van de
Stichting [H] en het bedrag te willen ontvangen op bankrekening [nummer]
te [P1] (en/of dat hij had ondertekend) (doc.nr. 1150) en/of
- in een faxbericht van Stichting [benadeelde partij] aan [F]
Vermogensbeheer, gedateerd 24 januari 2005, stond vermeld dat [G]
namens het bestuur mede verzocht om een totaalbedrag van 500.000,-- euro aan
effecten vrij te maken c.q. te verkopen ter financiering van het project voor
60 gehandicapte kinderplaatsen van het [benadeelde partij] Gemeenschap initiatief [initiatief]
en het bedrag te willen ontvangen op bankrekening [nummer] te [P1] (en/of
dat hij had ondertekend) (doc.nr. 1156) en/of
b) (inzake de bankrekening [nummer] van Stichting [benadeelde partij])
- in een factuur van "Groenvoorziening en Vormgeving [groenvoorziening]", per adres
[adres], gedateerd 15 juli 2001 stond vermeld dat de
Stichting [benadeelde partij] in verband met werkzaamheden inzake Huize [huize] een
bedrag verschuldigd is van 29.750,-- gulden (doc.nr. 448, IX-1-A-68-1) en/of
- in een factuur van "Groenvoorziening en Vormgeving [groenvoorziening]", per adres
[adres], gedateerd 15 juli 2001 stond vermeld dat de
Stichting [benadeelde partij] in verband met werkzaamheden inzake Huize [huize] een
bedrag verschuldigd is van 35.105,-- gulden (doc.nr. 448, IX-1-A-68-4) en/of
c) (inzake de bankrekening [nummer] van Stichting [benadeelde partij])
- in een factuur van Aannemersbedrijf [aannemersbedrijf] BV, gedateerd 28
december 2001 stond vermeld dat de Stichting [benadeelde partij] in verband met
(renovatie)werkzaamheden inzake [benadeelde partij] panden aan de [adres], de
[adres] en de [adres] een bedrag verschuldigd is van 162.000,-- euro
(doc.nr. 1079) en/of
d)(inzake de bankrekening [nummer] van Stichting [benadeelde partij])
- in een overeenkomst geldlening tussen [verdachte 2] en Stichting [benadeelde partij]
Nederland, gedateerd 28 augustus 1997, stond vermeld dat de Stichting [benadeelde partij]
een totaalbedrag van 55.000,-- gulden in verbruikleen heeft gegeven aan
[verdachte 2] (doc.nr. 1171) en/of
e) (inzake de bankrekening [nummer] van Stichting [benadeelde partij])
- in een overeenkomst van geldlening tussen Stichting [benadeelde partij] als
leninggever en [C] Real Estate als leningnemer, gedateerd 20 april 2003,
stond vermeld dat de Stichting [benadeelde partij] voor een totaalbedrag van
750.000,-- euro een lening verstrekt aan [C] Real Estate (doc.nr. 407) ) en/of
- in een overeenkomst van geldlening tussen Stichting [benadeelde partij] als
leninggever en [I] Promotion NV als leningnemer, gedateerd 23 april 2003,
stond vermeld dat de Stichting [benadeelde partij] voor een totaalbedrag van
500.000,-- euro een lening verstrekt aan [I] Promotion NV (doc.nr. 403) ) en/of
- in een overeenkomst van geldlening tussen Stichting [benadeelde partij] als
leninggever en [I] Promotion NV als leningnemer, gedateerd 15 februari 2004,
stond vermeld dat de Stichting [benadeelde partij] voor een totaalbedrag van
100.000,-- euro een lening verstrekt aan [I] Promotion NV (doc.nr. 404) en/of
- in een overeenkomst van geldlening tussen Stichting [benadeelde partij] als
leninggever en [I] Promotion NV als leningnemer, gedateerd 9 maart 2004,
stond vermeld dat de Stichting [benadeelde partij] voor een totaalbedrag van 100.000,--
euro een lening verstrekt aan [I] Promotion NV (doc.nr. 405)
art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van augustus 1996
tot en met september 2005,
te [P1] en/of elders in Nederland, [P3], althans België en/of [P4] en/of [P5] althans in Duitsland tezamen en in vereniging met (een)
ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens),
met het oogmerk zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen,
telkens door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid
en/of door gebruik te maken van (valse/vervalste) faxbericht(en) en/of een of
meer ander(e) overeenkomst(en) en/of geschrift(en) en/of door één of meer
listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
Stichting [benadeelde partij] (ZD 2, 3.5, 3.8, 5 en 6) en/of een of meer
ander(e) instelling(en), (op valse gronden) heeft/hebben bewogen tot afgifte
van geldbedrag(en) in de vorm van een (girale en/of electronische) overboeking
en/of een (particuliere) (geld)lening en/of heeft/hebben opgelicht
hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar (telkens) met
vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of
listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid (telkens) (een)
overboekingsopdracht(en) en/of overboekingsverzoek(en) en/of (een)
factu(u)r(en) en/of (een) faxbericht(en), waarbij valse/vervalste
handtekeningen werden gezet en/of valse/vervalste stuk(ken) en/of geschrift(en)
waardoor die Stichting [benadeelde partij] en/of die andere instelling(en)
(telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;
art 326 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van augustus 1996
tot en met september 2005,
te [P1] en/of elders in Nederland, [P3], althans België en/of [P4] en/of [P5] althans in Duitsland tezamen en in vereniging met (een)
ander(en), althans alleen van het plegen van witwassen een gewoonte heeft
gemaakt, immers
heeft hij, verdachte, (telkens) van een voorwerp, te weten (telkens) een of
meer geldbedrag(en) (ZD 3.5, 3.7, 5, 6 en 7), de werkelijke aard, de
herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of verplaatsing verborgen en/of
verhuld, althans heeft hij verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op
dat/die geldbedrag(en) was of wie dat/die geldbedrag(en) voorhanden had,
terwijl hij wist dat dat/die bedrag(en) - onmiddellijk of middelijk -
afkomstig was/waren uit het misdrijf;
art 420 ter Wetboek van Strafrecht
art 420 bis Wetboek van Strafrecht
Geldigheid inleidende dagvaardingen
dagvaarding I
Valsheid in geschrift (feit 1)
Door de verdediging is aangevoerd - zakelijk weergegeven - dat de tenlastelegging onnodig omvangrijk, ingewikkeld, onduidelijk en daarom onbegrijpelijk is. Meer specifiek wordt door de verdediging over het volgende geklaagd:
- in de gedachtestreepjes onder a) van de tenlastelegging zou niet zijn terug te vinden dat het verwijt ziet op antedatering van de brieven van 22 februari en 21 juni 2001, terwijl, als het verwijt daarop ziet, daarmee tegenstrijdig is dat, uitgaande van opstelling van die brieven in mei 2002, de ten laste gelegde periode vanaf 22 februari 2001 loopt;
- in het tweede gedachtestreepje onder a) is onduidelijk dat het verwijt ziet op de eigendom van de in de brief genoemde voorzieningen;
- van de overige genoemde documenten onder b)-h) is onduidelijk waaruit de valsheid zou bestaan;
- er is niet geconcretiseerd welk handelen nu verdachte en of zijn medeverdachten, wordt verweten.
De rechtbank overweegt als volgt.
Aan de verdediging kan worden toegegeven dat de tenlastelegging niet uitblinkt in duidelijkheid over waarin nu precies de valsheid is gelegen van de veelheid aan opgesomde documenten. Uit de tekst "valselijk - immers opzettelijk in strijd met de waarheid" boven de met a)-h) en gedachtestreepjes nader aangeduide documenten - valt - tegen de achtergrond van het dossier - echter voldoende duidelijk af te leiden dat naast het verwijt dat de handtekeningen op de documenten vals of vervalst zouden zijn, tevens wordt tenlastegelegd dat de genoemde documenten een onware inhoud hebben, dat derhalve sprake is van zogenaamde intellectuele valsheid.
Met betrekking tot de antedatering kan verder nog worden opgemerkt dat dit verwijt ook expliciet volgt uit een logische lezing van de tenlastelegging: "in strijd met de waarheid (...) gedateerd 22 februari 2001 (...) gedateerd 21 juni 2002". Deze lezing is evenmin tegenstrijdig met de tenlastegelegde periode, nu kennelijk niet geheel duidelijk was wanneer de brieven zijn gemaakt; in ieder geval is duidelijk dat dit is gebeurd na de datum die op de brief is vermeld. Met dit een en ander strookt derhalve zeer wel dat de opsteller van de tenlastelegging de periode op die dag heeft willen laten aanvangen.
Hetzelfde heeft te gelden voor de onjuiste voorstelling van zaken in de brief van 21 juni 2001 omtrent de eigendom van de voorzieningen. Deze aan verdachte verweten valsheid blijkt voldoende duidelijk uit de passage "in strijd met de waarheid (...) in eigendom zijn van de Stichting (waarbij "Stichting" vanzelfsprekend terugslaat op "Stichting [A]" daarvoor genoemd en daargelaten dat van onjuistheid van die passage niet is gebleken).
Bij de andere documenten is om dezelfde redenen evenzeer duidelijk dat verdachte in elk geval ook intellectuele valsheid wordt verweten. Het zou voorts leiden tot een schier onleesbare tenlastelegging indien per specifiek aangeduid document de eis zou worden gesteld dat wordt verfeitelijkt waar die onwaarheid precies in zou schuilen, zoals de verdediging kennelijk wenst. Dat is ook niet nodig nu het document dat dergelijke onwaarheden zou bevatten wel éénduidig onder verwijzing naar een specifiek documentnummer is aangeduid, terwijl - tegen de achtergrond van het dossier - onmiskenbaar is wat aan die documenten onwaar is, namelijk de eventuele mededeling dat de aanvrage voor de rijksgarantie tijdig zou zijn ingediend (al dan niet onder verwijzing naar de brieven van 22 februari of 21 juni 2001) of dat de voorzieningen eigendom zijn van de Stichting [B]. Voorts is bij de overige documenten steeds tenlastegelegd dat de handtekeningen vals zijn dan wel vervalst.
Volgens vaste jurisprudentie (bijvoorbeeld HR 6 juli 2004, NJ 2004, 443) is voorts niet vereist dat bij een (beweerdelijk) in vereniging gepleegd feit in de tenlastelegging wordt aangegeven welke handeling precies aan welk van de medeplegers kan worden toegeschreven.
Ook overigens vermag de rechtbank niet in te zien dat de tenlastelegging onvoldoende duidelijk zou zijn. Een ingewikkelde of uitgebreide tenlastelegging is niet reeds om die reden nietig. Het alternatief, namelijk elk gedachtestreepje opnemen als een apart feit, maakt het geheel niet overzichtelijker of duidelijker. Tot slot kan niet onvermeld blijven dat ook de verdediging er in het vervolg van haar betoog blijk van heeft gegeven te hebben begrepen waar de beschuldiging op ziet.
Dagvaarding I voor wat betreft feit 1 (eerste alternatief/cumulatief) is derhalve geldig. Ofschoon bij het tweede alternatief/cumulatief tenlastegelegde feit de passage "in strijd met de waarheid" ontbreekt, is ook voor dit feit - tegen de achtergrond van het dossier en gelezen in samenhang met het eerste alternatief/cumulatief waarop evident wordt voortgeborduurd - voldoende duidelijk dat de valsheid mede gelegen zou zijn in de hiervoor bedoelde onwaarheden in de documenten. Ook voor dit feit is deze dagvaarding geldig.
In zoverre verwerpt de rechtbank de ten aanzien van dit onderdeel van het tenlastegelegde verweren.
Oplichting (feit 2)
Volgens de verdediging is de dagvaarding voor wat betreft dit tenlastegelegde feit nietig omdat:
- zij innerlijk tegenstrijdig is aangezien ook feiten zijn opgenomen die ná de verstrekking van de leningen zijn voltrokken (uitgeven van geld buiten de zorg en de zogenaamde "nulstellingsbrief" van 8 april 2003;
- onduidelijk is wat met "dekmantel" wordt bedoeld.
De rechtbank overweegt als volgt.
Aan de verdediging kan worden toegegeven dat de tenlastelegging ook ten aanzien van dit feit niet uitblinkt in duidelijkheid. Niettemin acht de rechtbank na enige bestudering voldoende duidelijk wat verdachte wordt verweten.
In geen geval is er sprake van nietigheid om de enkele reden dat in de tenlastelegging handelingen zijn opgenomen die door de oplichter zijn gepleegd na de hem bevoordelende afgifte door de opgelichte. Wel leidt dit ertoe dat die handelingen de opgelichte niet kunnen hebben bewogen, zodat (partiële) vrijspraak voor wat betreft die latere handelingen dient te worden uitgesproken.
Voorts acht de rechtbank duidelijk dat met "dekmantel" bedoeld is het ophouden van een (valse) schijn. "Dekmantel" is een in het algemeen taalgebruik gehanteerde term die voldoende helder is. Dat de term een niet neutrale lading heeft maakt deze niet ongeschikt voor een tenlastelegging.
Zoals hiervoor reeds overwogen is niet vereist dat bij een (beweerdelijk) in vereniging gepleegd feit in de tenlastelegging wordt aangegeven welke handeling precies aan welk van de medeplegers kan worden toegeschreven.
Ook overigens vermag de rechtbank niet in te zien dat de tenlastelegging onvoldoende duidelijk zou zijn. Tot slot kan niet onvermeld blijven dat ook bij dit feit de verdediging er in het vervolg van haar betoog blijk van heeft gegeven te hebben begrepen waar de beschuldiging op ziet.
Dagvaarding I voor wat betreft feit 2 is derhalve geldig. Het hieromtrent gevoerde verweer wordt verworpen.
Witwassen (feit 5)
Volgens de verdediging is de dagvaarding voor wat betreft dit tenlastegelegde feit nietig omdat:
- onduidelijk is wat met "fraude" wordt bedoeld;
- zij inhoudelijk, grammaticaal en juridisch onbegrijpelijk is.
De rechtbank overweegt als volgt.
Aan de verdediging kan worden toegegeven dat de tenlastelegging ten aanzien van dit feit evenmin uitblinkt in duidelijkheid. Opvallend is bijvoorbeeld dat - anders dan op grond van het dossier kon worden verwacht - slechts "verhulling" van de aard, herkomst etc., kennelijk in de zin van lid 1 sub a van artikel 420bis wetboek van strafrecht, ten laste is gelegd maar niet het verwerven, voor handen hebben en omzetten van voorwerpen afkomstig uit een misdrijf als bedoeld in sub b van voormeld artikellid. Niettemin acht de rechtbank na enige bestudering voldoende duidelijk wat verdachte wordt verweten, te weten het door het aangaan van (specifiek aangeduide) geldleenovereenkomsten de aard van die gelden, waaronder te begrijpen de bestemming ervan, aan het zicht onttrekken, terwijl verdere verfeitelijking van de verweten gedragingen in beginsel niet nodig is (HR 9 september 2008, NJ 2008, 496)
Door de verdediging is meer specifiek aangevoerd dat de aanduiding 'fraude', waarbij de herkomst van het witgewassen geld wordt bedoeld, in het tenlastegelegde aan een bewezenverklaring in de weg staat, aangezien de term 'fraude' niet in het wetboek van strafrecht voorkomt. Dit lijkt te moeten worden opgevat als een bewijsverweer. Daarbij hinkt de verdediging kennelijk op twee gedachten, want een paragraaf verder (nr. 206-7 pleitnota) wordt aangegeven dat "uit het voorgaande blijkt" dat de tenlastelegging de toets der kritiek niet kan doorstaan en "onder deze omstandigheden" zou moeten worden nietig verklaard. De rechtbank gaat ervan uit dat de verdediging zodoende in ieder geval tevens het oog heeft gehad op nietigheid van de dagvaarding op dit punt vanwege onduidelijkheid van de term "fraude" en overweegt mitsdien het volgende
De omstandigheid dat een term of aanduiding, die niet in het wetboek van strafrecht voorkomt, in een tenlastelegging (voor witwassen) wordt gebezigd, maakt deze in het algemeen niet nietig. Wel zal een buitenwettelijke term in zoverre duidelijk dienen te zijn dat het bewezenverklaarde feit kwalificeerbaar is, bij gebreke waarvan ontslag van rechtsvervolging het gevolg kan zijn (doch geen nietigheid). Voorts ziet de aanduiding 'fraude' in het algemeen spraakgebruik op malversaties als valsheid in geschrift en bedrog. Dat in de onderhavige tenlastelegging de term 'fraude' ziet op dergelijk handelen, blijkt uit de context van de onderhavige tenlastelegging (waaronder de verdachte in feiten 1 en 2 verweten valsheid in geschrift en oplichting), waarbij nog van belang is dat, blijkens de bewoordingen aan het slot van de tenlastelegging, met de term 'fraude' een misdrijf is bedoeld.
De verdediging heeft niet nader gespecificeerd waarom zij de tenlastelegging inhoudelijk, grammaticaal en juridisch onbegrijpelijk acht, terwijl dit ook anderszins niet valt in te zien. Tot slot kan niet onvermeld blijven dat ook ten aanzien van dit feit de verdediging er in het vervolg van haar betoog blijk van heeft gegeven te hebben begrepen waar de beschuldiging op ziet.
Het beroep op nietigheid van dagvaarding I voor feit 5 wordt mitsdien verworpen.
dagvaarding II
Witwassen (feit 4)
De verdediging acht de dagvaarding voor wat betreft dit tenlastegelegde feit nietig omdat:
- niet is geconcretiseerd welke gelden zouden zijn witgewassen, door middel van welke gedragingen door eventuele medeplegers en waarom die gedragingen als witwassen kunnen worden gekenschetst;
- de tenlastegelegde periode zeer lang is (9 jaren).
De rechtbank overweegt als volgt.
Zoals reeds eerder overwogen is het niet vereist dat bij een (beweerdelijk) in vereniging gepleegd feit in de tenlastelegging wordt aangegeven welke handeling precies aan welk van de medeplegers kan worden toegeschreven. Dit door de verdediging opgeworpen bezwaar wordt dan ook gepasseerd.
In de tenlastelegging is een verwijzing naar specifieke zaaksdossiers opgenomen. Voor wat betreft zaaksdossiers 3.5, 3.7 en 5 acht de rechtbank daarmee voldoende duidelijk ten aanzien van welke gedragingen met betrekking tot welke bedragen het verwijt wordt gemaakt en ook waarom. Anders is dit echter voor zaaksdossiers 6 en 7. Hoewel verdere verfeitelijking van de begrippen verhullen, verbergen etc. in beginsel niet nodig is (HR 09 september 2008, NJ 2008, 496), betekent dit niet dat het verwijt ook in alle gevallen voldoende duidelijk en begrijpelijk is. Zonder nadere aanduiding, die ontbreekt, welke van de vele handelingen die in zaaksdossiers 6 en 7 staan beschreven als verhullend zouden moeten gelden met betrekking tot de aard, herkomst etc. van de gelden afkomstig van Stichting [benadeelde partij], is niet duidelijk waar het verwijt op ziet. Voor wat betreft zaaksdossier 7 zijn diverse verhullende handelingen denkbaar, bijvoorbeeld het ten onrechte niet opnemen van een toelichting bij het verschil van € 500.000,- op blz. 10 (dossierpagina 105) en 16 (dossierpagina 111) van de jaarbalans. Denkbaar is ook dat verhullend wordt geacht dat het bedrag van € 500.000,- als "overlopende activa" op de balans is opgenomen. Tevens zou als verhullend kunnen worden aangemerkt dat verdachte de lening aan [I] Promotion van
€ 500.000,- op blz. 10 van de balans wel opvoert maar op blz. 19 niet. Het is ook de rechtbank onduidelijk welk van deze handelingen is bedoeld, zodat de tenlastelegging op dit punt nietig is. Hetzelfde heeft te gelden voor de verwijzing naar zaaksdossier 6. Ook hier is het de rechtbank niet duidelijk waarin de verhullende handelingen voor deze betalingen zouden zijn gelegen. In de eerste plaats moet worden opgemerkt dat feitelijk voor in ieder geval het bedrag van € 500.000,- zaaksdossier 7 kennelijk juist het verwijt van witwassen beoogt te onderbouwen. In zoverre is de verwijzing naar zaaksdossier 6 dan ook dubbelop. Wellicht dat de officier van justitie het oog had op de geldleenovereenkomsten tussen Stichting [benadeelde[benadeelde partij] en [I] Promotion. Dan is echter - zonder nadere toelichting, die ontbreekt - niet in te zien wat daarmee zou worden verhuld noch waarom zulk handelen als verhullend zou zijn aan te merken. Hierbij merkt de rechtbank op dat, anders dan bij de door VWS gegarandeerde leningen, van de gelden afkomstig van Stichting [benadeelde partij] niet kan worden gezegd dat deze uitsluitend voor wat betreft de specifiek voorgedragen voorzieningen mochten worden aangewend zodat de verhulling niet die aard van het geld kan hebben betroffen. Stichting [benadeelde[benadeelde partij] belegde immers ook haar gelden buiten de gezondheidszorg.
Voor zover het tenlastegelegde witwassen ziet op de zaaksdossiers 6 en 7 is dagvaarding II dan ook nietig. Voor het overige wordt het beroep op nietigheid verworpen.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
De verdediging heeft ter zitting aangegeven niet te persisteren bij haar beroep op niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie (pleitnota nr. 312). Ook overigens acht de rechtbank geen termen aanwezig om te concluderen tot niet-ontvankelijkheid.
Vrijspraak.
De rechtbank acht met de verdediging en de officier van justitie op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte bij dagvaarding I onder 3. en bij dagvaarding II onder 3. en 4. voor zover dit feit ziet op de zaaksdossiers 3.7 en 5 is tenlastegelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
Nadere bewijsoverwegingen
dagvaarding I
Verklaring [verdachte 3] bij de rijksrecherche
De verdediging stelt ten aanzien van de gang van zaken waarop de gehele tenlastelegging ziet uit te willen gaan van de verklaringen van medeverdachte [verdachte 3] bij de rechter-commissaris en niet die zoals afgelegd bij de rijksrecherche. De officier van justitie neemt het tegengestelde standpunt in. De rechtbank overweegt als volgt.
Medeverdachte [verdachte 3] heeft blijkens de opgemaakte processen-verbaal in zijn vierde verhoor, d.d. 25 oktober 2005, doc. 558, bij de rijksrecherche een bekennende verklaring afgelegd over de totstandkoming van de geantedateerde correspondentie die samenhing met de uiteindelijke verstrekking van rijksgaranties aan de Stichting [B]. In zijn vijfde verhoor, diezelfde datum afgelegd, doc. 559, heeft medeverdachte [verdachte 3] voortgaand verklaard over de aan [Stichting B] afgegeven garanties. In het zesde verhoor, afgelegd op 26 oktober 2005, doc. 569, heeft deze [verdachte 3] verklaard dat op zijn instructie naar aanleiding van de brief van [Stichting B] van 8 april 2003 in het zogenaamde GRAS-systeem mutaties zijn aangebracht ten aanzien van de einddatum van de door [Stichting B] aangegane leningen. Voorts heeft medeverdachte [verdachte 3] in dit verhoor erkend dat hij anderen heeft bewogen tot het ondertekenen van de benodigde documenten die hebben geleid tot het onterecht verstrekken van leningen met rijksgarantie. In het zevende verhoor, eveneens afgelegd op 26 oktober 2005, doc. 570, heeft [verdachte 3] verklaard dat de betaling aan hem van een bedrag ad € 28.500,- een lening betrof van [verdachte] aan hem om een auto te kunnen kopen. Vervolgens, in zijn achtste verhoor, diezelfde dag afgelegd, doc 583, heeft [verdachte 3] aangegeven dat hij regelmatig informatie over zorginstellingen die op zoek waren naar geldleningen, doorspeelde naar [verdachte]. In ruil hiervoor kreeg medeverdachte [verdachte 3] provisie van [verdachte] indien deze met succes kon bemiddelen bij het afsluiten van een lening. "[Verdachte] werd er beter van en ik werd er beter van", aldus [verdachte 3].
Medeverdachte [verdachte 3] heeft in dit verhoor tevens aangegeven dat het bedrag om een nieuwe auto te kunnen kopen, hem door [verdachte] is toegezegd als tegenprestatie voor het verzorgen van een mogelijkheid dat in 2002 alsnog leningen met rijksgarantie zouden worden afgesloten, hoewel de desbetreffende regeling al in (juli) 2001 was afgeschaft.
In dit verhoor heeft [verdachte 3] voorts aangegeven dat hij door verdachte [verdachte] financieel is bijgestaan bij het oprichten van een besloten vennootschap.
Ten aanzien van het verschaffen van informatie omtrent de door het ministerie van VWS voorgestane uitbesteding van het beheer van garantieverleningen, heeft medeverdachte [ verdachte 3] in dit verhoor verklaard dat hij daartoe is overgegaan door onder meer een offerte van een andere partij aan [verdachte] te doen toekomen.
Ook verklaart [verdachte 3] in nog altijd zijn achtste verhoor gedetailleerd dat hij de originele brieven van 22 februari en 21 juni 2001 thuis heeft bewaard omdat hij niet goed wist hoe deze in de dossiers bij VWS in te voegen omdat hij dan moest regelen dat er een stempel van 2001 op kwam, wat [verdachte 3] echter niet mogelijk achtte vanwege het bij VWS gehanteerde postregistratiesysteem.
In latere verhoren is medeverdachte [verdachte 3] op deze verklaringen teruggekomen, doch aanvankelijk slechts zeer ten dele. In het twaalfde verhoor bij de recherche, op 10 november 2005, doc 730, derhalve geruime tijd na de hiervoor genoemde bekennende verklaringen, heeft medeverdachte [verdachte 3] nog verklaard dat hij van andere bemiddelaars geen provisie kreeg, doch als een lening via [verdachte] was afgesloten naar aanleiding van door hem, [verdachte 3], verstrekte informatie, hij van [verdachte] een deel van de provisie ontving die laatstgenoemde bij de zorginstelling in rekening bracht.
Dat de bekennende verklaringen van medeverdachte [verdachte 3], zoals onder meer afgelegd in diens vierde, vijfde, zesde, zevende en achtste verhoor, onbetrouwbaar zouden zijn en slechts de visie van de rechercheurs weergeven, die [verdachte 3] ten onrechte voor zijn rekening heeft genomen, laat zich voorts slecht verenigen met de in die verhoren vervlochten stellingen van [verdachte 3] dat hij meende dat zijn handelen nimmer in strijd kwam met de belangen van de zorginstellingen en dat hem slechts het uitsparen van geld voor de zorg voor ogen heeft gestaan. De rechtbank acht weinig aannemelijk dat ook die passages uit de koker van de rechercheurs zouden zijn gekomen.
De bekennende verklaringen van medeverdachte [verdachte 3] vinden onder meer steun in de inhoud van brieven opgeslagen onder [naam].doc en [naam].doc op de pc die in de woning van [verdachte 3] aangetroffen (doc 529). Deze brieven bevatten de aanhef en tekst van de meergemelde brieven gedateerd 22 februari 2001 en 21 juni 2001, maar zijn tevens voorzien van de aantekeningen:
- "Lettertype omzetten naar jullie standaard" en (bij één brief )
- "GEEN euro-bedragen vermelden. Dit was nog niet verplicht".
Zoals in voormeld verhoor ook door medeverdachte [verdachte 3] erkend, zijn deze aantekeningen niet anders te begrijpen dan als instructie voor degene die de brief aan hem, [verdachte 3] moest toezenden. Voorts vloeit uit de passage omtrent euro-bedragen voort dat het instructies betroffen voor een brief die moest doorgaan voor een brief die voorafgaand de invoering van de euro, 1 januari 2002, was geschreven. De bevindingen van de digitaal rechercheur, [rechercheur], doc 529, omtrent de aanmaakdatum, te weten 25 mei 2002, sluiten hierbij aan.
De aanwezigheid van deze instructies is voorts niet te verenigen met de latere verklaringen van medeverdachte [verdachte 3] dat hij die brieven zou hebben overgetypt voor zijn eigen administratie mede in verband met zijn toekomstige functie bij [C] Finance.
Daarnaast vinden de bekennende verklaringen van medeverdachte [verdachte 3] steun in de aangetroffen documenten 526 en 397 houdende door verdachte [verdachte] opgestelde staten d.d. resp. 5 januari 2002 en 15 november 2003 waarin de herfinancieringen waarbij deze heeft bemiddeld worden opgesomd, en de daaraan verbonden provisie, alsmede de facturen. Dat deze staten zien op de gelden die aan medeverdachte [verdachte 3] door [verdachte] werden toebedeeld als provisie wordt ook bevestigd door berichten die op de computer van medeverdachte [verdachte 3] zijn aangetroffen, waarin deze laatste reageert op voornoemd overzicht d.d. 5 januari 2001, doc. 868 resp. doc. 791.
Onder deze omstandigheden dient het verweer dat de bekennende verklaringen van medeverdachte [verdachte 3] bij de rijksrecherche onbetrouwbaar zijn, te worden verworpen. Hierbij komt dat niet aannemelijk is geworden dat er door de rechercheurs onoirbare druk op medeverdachte [verdachte 3] zou zijn uitgeoefend noch valt in de geverbaliseerde verhoren terug te lezen dat hij op enig moment zou hebben aangegeven fysiek en geestelijk dusdanig uitgeput te zijn geweest dat hij niet meer in staat was aan het verhoor deel te nemen, zoals medeverdachte [verdachte 3] had aangevoerd.
Valsheid in geschrift (feit 1)
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte (geheel of ten dele) dient te worden vrijgesproken omdat geen sprake is van valse of vervalste handtekeningen noch van valselijk opgemaakte of vervalste stukken. Verder zou de antedatering van de brieven van 22 februari 2001 en 21 juni 2001 niet vaststaan, verdachte zou daarbij naar eigen zeggen niet betrokken zijn en voorts betwist de verdediging het opzet van verdachte op de vervalsing/valsheid en zijn oogmerk tot misleiding. Ten aanzien van het feit 1 alternatief/cumulatief tenlastegelegde gebruikmaken van een vals of vervalst document merkt de verdediging op dat de brieven van 22 februari 2001 en 21 juni 2001 niet zijn overgelegd en derhalve niet gebruikt. De rechtbank overweegt als volgt.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van valse of vervalste handtekeningen met betrekking tot enige van de tenlastegelegde documenten. Waar het om gaat - zoals hiervoor reeds bij de beoordeling van de geldigheid aangegeven - is of sprake is van intellectuele valsheid.
Voor wat betreft de brieven van 22 februari 2001 en 21 juni 2001 overweegt de rechtbank dat zij wettig en overtuigend bewezen acht dat die brieven zijn geantedateerd.
In de eerste plaats blijkt zulks zonder meer uit de hiervoor genoemde verklaringen van medeverdachte [verdachte 3] bij de rijksrecherche. Uit die verklaringen blijkt verder dat het idee om (achteraf) te doen alsof er een tijdige aanvraag lag, bij [verdachte] vandaan kwam (zie p. 223 persoonsdossier [verdachte 3], doc. 558, p. 8).
In de tweede plaats wordt die antedatering ondersteund door het feit dat verdachte bij de rechter-commissaris op 1 mei 2006 toegeeft dat de brief van 21 juni 2001 pas nadien werd opgemaakt:
"28. De garantieregeling was al verdwenen. Alleen als je kon aangeven dat je nog een claim had, kon je daarop nog aanspraak maken. In verband daarmee is er een brief, die is gedateerd op 21 juni 2001. Het kan wel kloppen dat die brief in mei 2002 werd opgemaakt.
29. Ik wist, door de gesprekken met [verdachte 2], [O] en [verdachte 3], dat die aanvraag gedaan zou worden."
Ten derde strookt dit oordeel met hetgeen medeverdachte [verdachte 2] verklaart in de door hemzelf opgestelde verklaring. Daarin valt immers te lezen dat de "aanvraag rijksgarantie verliep als conceptuitwisseling, van en naar de heer [verdachte 3] via de heer [verdachte] van en naar mij", dat verdachte de uiteindelijke brief in ontvangst nam en zou doorgeleiden naar medeverdachte [verdachte 3] en dat die brieven "een andere datum hadden" (p. 15 verklaring [verdachte 2] van 21 april 2006).
Uit dit een en ander volgt dat verdachte [verdachte] in wezenlijke zin bijdroeg aan de opmaak van deze brieven, zodat deze brieven met hun antedatering geacht moeten worden dankzij bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten [verdachte 3] en [verdachte 2] tot stand te zijn gekomen.
Van de brieven, genoemd onder c, d, e, f en g in de tenlastelegging, telkens eerste gedachtestreepje (doc 57, 45, 33, 22 en 10), overweegt de rechtbank dat daarin onwaar (en derhalve vals) is de mededeling dat de in de bijlage bij die brief genoemde voorzieningen eigendom zouden zijn van de Stichting [B]. Zij waren immers eigendom van Stichting [J], Stichting [K] of Stichting [A] (doc 3, 297, 307, 337, 454 en 460).
Van de brieven, genoemd onder c, d, e, f en g in de tenlastelegging, telkens tweede gedachtestreepje (doc 59/60, 48/49, 36/37, 24/25 en 12/13), overweegt de rechtbank dat daarin onwaar (en derhalve vals) is de mededeling dat de oorspronkelijke aanvraag zou zijn van 21 juni 2001 (die brief was immers geantedateerd) én dat deze brief voor de sluitingstijd van 1 juli 2001 was ontvangen en dus op tijd ingediend. Duidelijk is immers dat die brief (aanzienlijke tijd) na die datum is opgesteld, terwijl evenzeer duidelijk is dat deze nimmer is ingediend. Volgens de verklaring van medeverdachte [verdachte 3] bij de rijksrecherche - van welke verklaring de rechtbank, zoals hiervoor is overwogen, uitgaat - heeft hij de brief van 21 juni 2001 immers thuis gehouden, omdat hij niet wist hoe deze in het postregistratiesysteem van VWS in te voeren (doc. 583, p. 3-4). Dit wordt ondersteund door het feit dat die brief in origineel bij medeverdachte [verdachte 3] thuis is aangetroffen (doc 346) en daarvan, behoudens de bij de brief behorende bijlagen, geen kopie in het dossier van VWS is aangetroffen.
In de zogenaamde 'nulstellingsbrief' (sub h, doc. 81) is onwaar en daarmee vals de mededeling dat de Stichting [B] diverse semi-murale en transmurale huisvestingsprojecten voor verstandelijk gehandicapten zou hebben die middels een afgegeven verklaring gefinancierd zouden zijn met staatsgarantie. In het onderzoek van de rijksrecherche is niet gebleken dat Stichting [B] op enig moment ook maar één dergelijk project in bezit zou hebben gehad. Bovendien is uit de context duidelijk dat hierbij wordt gedoeld op de projecten/voorzieningen waarvoor de staatsgaranties zijn afgegeven, terwijl hiervoor reeds is overwogen dat vaststaat dat die voorzieningen in eigendom waren bij Stichting [J], Stichting [K] en Stichting [A] (doc 3) en dus niet bij Stichting [B].
Van al deze brieven acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat zij dankzij bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en zijn mededaders tot stand zijn gekomen. Dit alles in de wetenschap dat die brieven zouden worden gebruikt om het ministerie van VWS te misleiden.
Van alle overige tenlastegelegde documenten vermag de rechtbank niet in te zien waarin de valsheid zou zijn gelegen, terwijl - als gezegd - van een valse of vervalste handtekening geen sprake is, zodat verdachte in zoverre zal worden vrijgesproken.
Voor wat betreft het alternatief/cumulatief tenlastegelegde gebruik van de valse brief van 22 februari 2001 genoemd sub a overweegt de rechtbank als volgt. Vast staat dat de originele brieven van 22 februari 2001 en 21 juni 2001 zijn aangetroffen in de administratie van medeverdachte [verdachte 3] in diens woning (doc 346) en dat kopieën van deze brieven ontbreken in de administratie van het Ministerie van VWS. De bijlage bij de brief van 21 juni 2001 (doc 11) is wel aldaar in de administratie aangetroffen (zie onder meer de eigen verklaring van medeverdachte [verdachte 3] bij de rijksrecherche, doc. 583, p. 4 en voorts ambtelijk verslag zaakdossier 1, p. 16). In deze bijlage wordt verwezen naar de brief van 21 juni 2001. De rijksgarantie is uiteindelijk afgegeven ter financiering van de panden in deze bijlage genoemd. Ook in de later aan het ministerie verzonden deelaanvragen tot rijksgarantie ter financiering van de in de bijlage genoemde panden is telkens verwezen naar de brief van 21 juni 2001.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de brief van 21 juni 2001 en de bijlage daarbij in samenhang moeten worden bezien. De rechtbank overweegt dat weliswaar strikt genomen de brief van 21 juni 2001 niet bij het Ministerie van VWS is overgelegd en dat deze diende als 'achtervang', maar dat het (ook bij iedere deelaanvraag) verwijzen naar de bijlage bij deze brief ertoe leidt dat de verwevenheid tussen deze geschriften dusdanig nauw is dat kan worden bewezen dat brief en bijlage als geschrift zijn gebruikt voor het verzoek tot afgifte van de rijksgarantie.
Van alle andere brieven zoals hiervoor bewezen verklaard dat deze door verdachte in vereniging valselijk zijn opgemaakt, staat vast dat deze evenzeer door verdachte in vereniging zijn ingediend bij VWS. Nu voorts dit gebruik erop zag om VWS te misleiden is het gebruik tevens opzettelijk te achten. Daarmee is ook het cumulatief/alternatief onder 1 tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen zoals in de bewezenverklaring nader is omschreven.
Oplichting (feit 2)
Verdachte wordt verweten dat hij tezamen en in vereniging met anderen -kort gezegd- het ministerie van VWS en de BNG/het ministerie van Financiën heeft opgelicht door deze instanties te bewegen tot afgifte van rijksgegarandeerde leningen.
Door de verdediging is betoogd dat verdachte ook van dit feit dient te worden vrijgesproken nu niet vaststaat dat de brieven van 22 februari 2001 en 21 juni 2001 geantedateerd zijn noch dat verdachte daarbij betrokken was. De rechtbank verwerpt dit verweer onder verwijzing kortheidshalve naar hetgeen zij hiervoor ten aanzien van de bruikbaarheid van de verklaringen van medeverdachte [verdachte 3] en ten aanzien van de valsheid in geschrift op dit punt heeft overwogen.
De rechtbank overweegt voorts - mede naar aanleiding van specifiek opgeworpen verweren door de verdediging - het volgende.
In de bijlage bij de aanvraagbrief van 21 juni 2001 zijn panden vermeld op grond waarvan de rijksgarantie aan de Stichting [B] is toegekend. De rechtbank gaat ervan uit dat deze lijst is opgesteld in overleg met verdachte. Uit onderzoek bij het kadaster is gebleken dat deze panden eigendom waren van de Stichtingen [J], [K] en [A] (doc 297, 307, 337, 454 en 460). In de periode juli tot november 2002 zijn onder verwijzing naar de brief van 21 juni 2001 meerdere malen verzoeken gedaan tot het onder rijksgarantie financieren van in de bijlage bij de brief van 21 juni 2001 genoemde panden. Deze deelaanvragen zijn afgedrukt op briefpapier van de Stichting [B] Transmurale en Semimurale Voorzieningen (hierna ook 'Stichting [B]'), dat verdachte blijkens zijn eigen verklaringen als enige bezat. De aanvraagbrieven zijn verstuurd aan het Ministerie van VWS en gericht aan medeverdachte [verdachte 3].
Stichting [B] is opgericht op 13 mei 2002, ingeschreven bij de KvK op [datum] 2002 (doc 74) en gevestigd op het adres van verdachte. Blijkens de akte van oprichting zijn de doelstellingen van de stichting zorggerelateerd en is er geen winstoogmerk (doc 75). De stichting is niet ingeschreven bij het College van Zorgverzekeringen te Diemen, hetgeen voor het in aanmerking komen voor de rijksgarantieregeling een vereiste is (doc 932).
De enige inkomsten op de bankrekening van de Stichting [B] zijn de gelden van de BNG geweest (doc 188). De afgifte van de rijksgegarandeerde leningen door de BNG heeft plaatsgevonden in de periode van 15 juli 2002 tot 20 januari 2003. De gelden zijn alle overgemaakt op de rekening van Stichting [B] (doc 384). Uit onderzoek naar de geldstromen vanuit Stichting [B] (doc 384) volgt dat in de periode januari 2003 tot begin januari 2004 een deel van de door Stichting [B] verkregen gelden rechtstreeks is overgemaakt naar [C Holding] (€ 248.578,00) en terwijl de rest door Stichting [B] naar [D] BV werd overgemaakt (€ 21.665.500,00).
Verdachte [verdachte] stelt in zijn schriftelijke verklaring (p. 8), overgelegd bij brief van diens raadsman van 28 april 2006, dat de Stichting [B] en [D] BV in overleg met medeverdachte [verdachte 2] zijn opgericht om de rijksgaranties 'veilig te stellen'. Verdachte was (weliswaar indirect via Beleggings- en Adviesbureau [L] BV, waarvan hij bestuurder en enig aandeelhouder was) bestuurder van Beheers- en Exploitatiemaatschappij [D] BV, die adres hield op het woonadres van verdachte.
Voorts blijkt uit de verhoren van de medeverdachten [verdachte 4], [verdachte 6] en [verdachte 5] dat zij weliswaar formeel bestuurders waren van Stichting [B], maar dat de facto verdachte in die stichting het beleid bepaalde en ervoor zorgde dat zij telkens de aanvragen voor de rijksgaranties ondertekenden. Verdachte stelt ook in zijn schriftelijke verklaring (p. 9) dat hij zich verantwoordelijk voelt richting die bestuursleden van de Stichting [B] en dat hij enige druk op hen heeft uitgeoefend bij de ondertekening van diverse stukken.
Dit brengt mee dat verdachte als aandeelhouder, dan wel bestuurder betrokken was bij rechtspersonen die van de BNG afkomstige gelden hebben ontvangen.
De rechtbank is van oordeel dat het hiervoor overwogene meebrengt dat verdachte tezamen met anderen het Ministerie van VWS en de BNG heeft bewogen tot afgifte van rijksgegarandeerde leningen.
Met het oprichten van de Stichting [B] is een valse hoedanigheid te weten een stichting gecreëerd die het deed voorkomen een zorggerelateerd doel te hebben en die de garanties en gelden van het Ministerie van VWS en de BNG heeft ontvangen. Verdachte is betrokken geweest bij de oprichting van deze stichting. Door het in de bijlage verwijzen naar de brief van 21 juni 2001 en het verzoeken om financiering van panden die geen eigendom waren van de Stichting [B] is door verdachte tezamen met anderen bewust de schijn gewekt dat de aanvragen zouden zijn gedaan door Stichting [A] dan wel dat de Stichting [B] gerechtigd was de rijksgegarandeerde leningen te ontvangen. Medeverdachte [verdachte 3] heeft listiglijk en bedrieglijk bewerkstelligd dat de toekenning van de rijksgarantie zonder deugdelijke controle binnen het Ministerie van VWS aan de Stichting [B] is toegekend. De gelden zijn na ontvangst door de Stichting [B] overgeboekt naar besloten vennootschappen waarin verdachte belangen had.
Mitsdien acht rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de onder 2 tenlastegelegde oplichting, een en ander zoals nader te omschrijven in de bewezenverklaring.
Ter toelichting op die bewezenverklaring moge nog het volgende dienen. De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat van tenlastegelegde handelingen die na de betreffende afgifte van een rijksgegarandeerde lening hebben plaatsgevonden, zoals de nulstellings-brief van 8 april 2003 en het uitgeven van de gelden aan niet-zorggerelateerde doelen, niet gezegd kan worden dat deze de betreffende instellingen hebben bewogen tot afgifte van de rijksgegarandeerde leningen. Ten aanzien van die handelingen zal verdachte dan ook worden vrijgesproken.
Omkoping (feit 4)
Door de verdediging is onder meer naar voren gebracht dat verdachte met zijn eventuele beloften of gunsten geen oogmerk had medeverdachte [verdachte 3] tot zijn handelen te bewegen terwijl verder slechts artikel 177 WvSr is tenlastegelegd en niet (subsidiair) artikel 177a WvSr.
De rechtbank overweegt het volgende.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat hij een ambtenaar, [verdachte 3], giften en beloften heeft gedaan (enerzijds), met het oogmerk hem, [verdachte 3], ertoe te brengen dat die handelingen zou verrichten (of nalaten) die al of niet in strijd zouden zijn met zijn plicht en (anderzijds) het doen van giften of beloften naar aanleiding van hetgeen de (voormalig) ambtenaar (in het verleden) heeft gedaan (of nagelaten). In deze tenlastelegging is zowel het strafbaar feit van artikel 177 WvSr (omkoping van een ambtenaar om deze te doen handelen in strijd met diens plicht) als artikel 177a WvSr (omkoping van een ambtenaar om deze te doen handelen, al is dat niet strijdig met diens plicht) aan de orde gesteld. Dat de tenlastelegging artikel 177a WvSr niet expliciet vermeldt is hierbij niet van belang, nu de tekst van het tenlastegelegde op dit punt duidelijk is.
Hetgeen in dit opzicht aan verdachte is tenlastegelegd acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen als in de bewezenverklaring tot uitdrukking gebracht. Daartoe is redengevend de verklaringen van medeverdachte [verdachte 3], zoals door laatstgenoemde in zijn vijfde, zevende en achtste verhoor afgelegd, de in het onderzoek aangetroffen, door verdachte opgestelde staten, waarin de herfinancieringen waarin verdachte heeft bemiddeld werden opgesomd en de daaraan voor [verdachte 3] verbonden provisie, alsmede de facturen die [verdachte 3] daarvoor reeds had ingediend, alsmede de op de computer van medeverdachte [verdachte 3] aangetroffen correspondentie. Uit dit een en ander blijkt voldoende dat voor de beloften en gunsten die verdachte richting medeverdachte [verdachte 3] deed, verdachte tevens het oog heeft gehad op de door medeverdachte [verdachte 3] in strijd met zijn bediening verrichte en nog te verrichten handelingen, waarmee het oogmerk respectievelijk het opzet van verdachte gegeven is.
Witwassen (feit 5)
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte (geheel of ten dele) dient te worden vrijgesproken van de beschuldiging tot witwassen. Meer specifiek voert de verdediging aan dat de in de tenlastelegging voorkomende term 'fraude' onduidelijk zou zijn en er een dubbelslag aan bedragen dreigt. De rechtbank overweegt als volgt.
Voor wat betreft de uitleg van de term 'fraude' zij verwezen naar hetgeen de rechtbank hiervoor ten aanzien van de geldigheid van de dagvaarding heeft opgemerkt. Dit brengt mee dat waar deze gelden afkomstig zijn van valsheid in geschrift en oplichting door onder meer verdachte gepleegd, zoals bij feiten 1 en 2 bewezenverklaard, hij geacht wordt te hebben geweten dat de tenlastegelegde gelden van die misdrijven afkomstig waren. Ter toelichting op de bewezenverklaring overweegt de rechtbank nog dat verdachte in de geldleenovereenkomsten tussen Stichting [B] als geldgever en Beheer- en Exploitatiemaatschappij [D] B.V. (hierna ook '[D]') als geldnemer, waarnaar in de tenlastelegging onder b-h wordt verwezen, in ieder geval de aard (in de vorm van het doel respectievelijk de bestemming) van de geleende gelden heeft verborgen en/of verhuld.
In doc 436 is immers als doel van de lening opgenomen "het financieren van bedrijfsmiddelen" (zie de considerans van deze geldleenovereenkomst, sub C.) terwijl wordt verzwegen dat de staatsgegarandeerde leningen nu juist waren verstrekt met het oog op de aanschaf en/of ontwikkeling van telkens specifiek in de aanvraag genoemde semi-murale voorzieningen in de gehandicaptenzorg. Dit is te meer misleidend omdat in sub A van de considerans evenmin enige verbinding tussen Stichting [Stichting B] en de zorg is opgenomen, zoals nog wel in de statuten van Stichting [B] is terug te vinden (artikel 2, doc 75). Hoewel voor de bewezenverklaring niet doorslaggevend, is voorts vermeldenswaard dat uit het dossier is gebleken dat [D] die gelden ook geenszins aan die specifieke voorzieningen ten goede heeft laten komen.
In de overige geldleenovereenkomsten tussen Stichting [B] en [D] waarnaar in de tenlastelegging wordt verwezen (docs 437-442) wordt verhullenderwijs in de considerans onder C nog wel een relatie met de zorg gelegd. Nog altijd wordt echter niet vermeld dat de gelden dienen te worden besteed aan de specifieke voorzieningen waarvoor de rijksgaranties zijn afgegeven. Bovendien wordt de aard van de lening/de gelden in het vervolg van sub C dan toch weer zeer breed aangezet door tevens als doel "commerciële activiteiten in de ruimste zin des woords" op te nemen.
Hetzelfde geldt voor de geldleenovereenkomst tussen [D] en [M] Advies BV (doc 580). Daarin is evenmin op enige wijze aangegeven dat de gelden zijn geoormerkt voor specifieke voorzieningen, maar integendeel volgens sub C van de considerans bij die overeenkomst zouden dienen ter "aanschaf inventarissen en overige bedrijfsmiddelen".
Verdachte heeft deze feiten gepleegd nu hij deze overeenkomsten heeft opgesteld (of laten opstellen) en ondertekend (telkens namens [L] BV als bestuurder van [D]). Ook heeft verdachte de overeenkomsten doen ondertekenen (door medeverdachten [verdachte 6] en [verdachte 5] namens Stichting [B], zie onder meer de door verdachte opgestelde verklaring bij de RC van 28 april 2006, p. 9).
Van de overige specifiek in de tenlastelegging onder i en k aangeduide documenten (579 en 930-2) valt - zonder nadere toelichting door de officier van justitie, die ontbreekt - niet in te zien waarin de verbergende of verhullende handeling zou zijn gelegen, zodat gedeeltelijke vrijspraak moet volgen. Daargelaten dat doc. 579 slechts door medeverdachte [verdachte 4] is ondertekend, is het de rechtbank niet duidelijk dat en waarom de enkele opstelling van een schuldbekentenis een verhullende of verbergende handeling zou zijn. Voor wat betreft de in doc 930-2 opgenomen zogenaamde "pro forma" lening aan [verdachte 6], zij opgemerkt dat van dit bedrag als zodanig niet duidelijk is dat het een criminele herkomst heeft. Mogelijk is dat anders voor de vervolgens op die niet-bestaande lening contant afgeloste bedragen maar zo is het niet tenlastegelegd.
Evenmin vermag de rechtbank - zonder nadere toelichting door de officier van justitie, die andermaal ontbreekt - in te zien welke verhullende of verbergende handeling verdachte naast de specifiek in de tenlastelegging genoemde documenten zou hebben verricht met betrekking tot de totaalbedragen genoemd onder a, zodat ook in zoverre gedeeltelijke vrijspraak moet volgen.
De slotsom ten aanzien van dit feit luidt dat de rechtbank het wettig en overtuigend bewezen acht met betrekking tot de bedragen genoemd onder b-h en j, zoals in de bewezenverklaring weer te geven. Gelet op frequentie, periode en hoogte van de witgewassen bedragen acht de rechtbank tevens bewezen dat verdachte van dit witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
dagvaarding II
Met de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank het tenlastegelegde onder 3 (oplichting van de Stichting [benadeelde partij]) niet bewezen.
Ten aanzien van de overige feiten zal de rechtbank het tenlastegelegde aan de orde stellen aan de hand van de zaaksdossiers, behoudens de zaaksdossiers 6 en 7, gelet op de hiervoor overwogen nietigheid ten aanzien van de op deze dossiers betrekking hebbende beschuldigingen.
Inzake ZD 1 (feit 1 onder a en b), ZD 3.2 (feit 1 onder d t/m g), ZD 3.4 (feit 1 onder j), inzake ZD 3.6 (feit 1 onder m), inzake ZD 3.8 (feit 1 onder o), feit 2 (eerste cumulatief onder c), inzake ZD 3.9 (feit 1 onder p) en ZD 4 (feit 1 onder s) acht de rechtbank het tenlastegelegde bewezen, zulks in overeenstemming met het door de verdediging niet bestreden standpunt van de officier van justitie.
Inzake ZD 2 (feit 2, eerste en tweede alternatief/cumulatief onder a):
Door de verdediging is aangevoerd dat verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken. Daartoe is aangevoerd dat verdachte weliswaar op een tweetal faxberichten aan [F] Vermogensbeheer een handtekening heeft geplaatst bij de naam van [G], doch dat dit zonder betekenis is.
De rechtbank verwerpt dit verweer. De betreffende faxberichten bevattende opdracht gelden vrij te maken, wekken de schijn door twee bestuursleden te zijn ondertekend, waaronder [G]. In werkelijkheid is dat niet juist, [G] heeft niet getekend, doch [verdachte], bij de naam van [G], terwijl verdachte bij zijn eigen naam een paraaf heeft geplaatst. Dat de opdrachten aan de vermogensbeheerder van de Stichting [benadeelde partij] wellicht ook zouden zijn uitgevoerd indien slechts verdachte en niet - mede - een ander bestuurslid van de Stichting daartoe opdracht zou hebben gegeven en dat ook uit de faxberichten zou hebben gebleken, is zonder betekenis. Het wekken van de schijn dat bestuursvoorzitter [G] mede had ondertekend strekt er immers toe dat zelfs een mogelijk overbodige vorm van verificatie omtrent de opdracht achterwege zou blijven. Dat [verdachte] zich er niet van bewust zou zijn geweest dat hij (mede) bij de naam van [G] tekende en/of daarmee geen opzet op de daarin gelegen valsheid heeft gehad, is niet aannemelijk geworden.
Inzake ZD 3.1 (feit 1 onder c)
Door de verdediging is aangevoerd dat verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken. Daartoe is aangevoerd dat de betreffende betaling van € 45.000,- aan de Stichting Gehandicaptenzorg Nederland zag op uitvoering van een toezegging van de Stichting aan bestuurslid [N].
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden vastgesteld dat de verdachte zich het met deze betaling gemoeide bedrag heeft toegeëigend, zodat dit feit niet bewezen is te achten.
Inzake ZD 3.3 (feit 1 onder h t/m i) acht de rechtbank niet bewezen de verduistering van het onder h aangeduide bedrag ad € 10.000,- aangezien de afboeking van dit bedrag door de bank onmiddellijk is hersteld wegens een tegenstrijdigheid in de opdracht. Mitsdien kan niet worden vastgesteld dat verdachte zich het betreffende bedrag heeft toegeëigend, zodat dit feit in zoverre niet bewezen is te achten.
Inzake ZD 3.5 (feit 1 onder k en l; feit 2 onder b en feit 4) acht de rechtbank de tenlastgelegde verduistering van deze bedragen bewezen, zulks in overeenstemming met het door de verdediging niet bestreden standpunt van de officier van justitie. Voorts acht de rechtbank de tenlastegelegde valsheid van de factuur van "[groenvoorziening]" bewezen, eveneens in overeenstemming met het door de verdediging niet bestreden standpunt van de officier van justitie, zij het dat niet gebleken is van het gebruik van het valse stuk.
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank het witwassen van de onderhavige bedragen bewezen. Verdachte heeft immers door zijn vervalsing van de facturen en de opname in het kenmerk van de betaling "[groenvoorziening]" de aard, verplaatsing en vervreemding getracht te verbergen en/of verhullen. De omstandigheid dat het tenlastegelegd handelen van verdachte eerst na het begaan van het feit strafbaar werd, staat wel een veroordeling, maar niet aan een bewezenverklaring in de weg.
Inzake ZD 3.7 (feit 1 onder n, feit 4):
Door de verdediging is aangevoerd dat verdachte van de tenlastegelegde verduistering (feit 1) dient te worden vrijgesproken nu verdachte heeft aangegeven dat de betaling van het bedrag ad € 35.326,- aan de firma [keukenfirma], ten behoeve van de aanleg van een keuken in de woning van medeverdachte [verdachte 2], voortvloeide uit door de Stichting [benadeelde partij] aan [verdachte 2] gedane toezeggingen in 1996/1997.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Niet alleen is weinig aannemelijk dat een toezegging aan medeverdachte [verdachte 2] in 1996/1997 tot het verstrekken van een lening, in 2002 tot de betaling van de aanleg van een keuken in zijn woning kan leiden, ook uit de verklaring van getuige [N] blijkt in genen dele dat de in het verleden aan medeverdachte [verdachte 2] gedane toezegging niet reeds was gestand gedaan.
Ten aanzien van het tenlastegelegde witwassen van het, met de betaling aan [keukenfirma] gemoeide, geldbedrag overweegt de rechtbank dat deze betaling niet kan worden aangemerkt als een verhullende handeling als bedoeld in artikel 420 bis lid 1 onder a WvSr, zodat het tenlastegelegde in zoverre niet bewezen is.
Inzake ZD 3.8 (feit 2, tweede cumulatief onder c) acht de rechtbank niet gebleken dat het valse stuk is gebruikt.
Inzake ZD 3.10 (feit 1 onder q) en inzake ZD 3.11 (feit 1 onder r):
Door de verdediging is aangevoerd dat verdachte van de tenlastegelegde verduistering dient te worden vrijgesproken, nu aan verdachte het beheer van het vermogen van [benadeelde partij] werd overgelaten en het hier investeringen betreffen, die zijn gedaan met gelden die middels leningovereenkomsten met [benadeelde partij] werden aangewend.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Nog daargelaten dat niet aannemelijk is geworden dat [benadeelde partij] harerzijds bij die leningovereenkomst partij wenste te zijn, staat vast dat verdachte met deze gelden investeringen deed in projecten waarin hij, via Beheer- en Exploitatiemaatschappij [D] BV met door misdrijf verkregen gelden participeerde, zodat de investeringen slechts tot beoogd voordeel van verdachte strekten.
Inzake ZD 5 (feit 2, eerste en tweede cumulatief, onder d) acht de rechtbank niet bewezen dat de aldaar bedoelde overeenkomst vals is.
Inzake ZD 6 (feit 2, eerste en tweede cumulatief, onder d) overweegt de rechtbank dat verdachte als penningmeester van de Stichting [benadeelde partij] de gelden beheerde, overboekte, uitleende en hiertoe geldleenovereenkomsten heeft opgesteld. Vanuit deze Stichting zijn door hem gelden geleend/overgemaakt aan zijn eigen vennootschappen. Verdachte heeft hiertoe leningovereenkomsten opgesteld die door hem namens de Stichting [benadeelde partij] en door medeverdachte [verdachte 2] namens [I] Promotions zijn ondertekend. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat de derde handtekening op deze overeenkomsten (ten name van getuige [Q] ) eveneens door hemzelf is gezet. De rechtbank is van oordeel dat reeds daarom vaststaat dat verdachte zich met betrekking tot deze leningovereenkomsten schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift. Niet is echter gebleken van het gebruik van dit valse geschrift.
De bewijsmiddelen.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte de op de dagvaarding I onder 1. eerste alternatief/cumulatief, 1. tweede alternatief/cumulatief, 2., 4. en 5. en op de dagvaarding II onder 1., 2. eerste alternatief/cumulatief, 2. tweede alternatief/cumulatief en 4. voor zover betrekking hebbende op zaaksdossier 3.5. tenlastegelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat - zulks met verbetering van eventueel in de tenlastelegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad -
Dagvaarding I
1.
hij in of omstreeks
a) de periode
van 22 februari 2001 tot en met 28 mei 2002 en
c) de periode van 21 juni 2001 tot en met 6 november 2002 en
d) de periode van 21 juni 2001 tot en met 12 december 2002 en
e) de periode van 21 juni 2001 tot en met 17 december 2002 en
f) de periode van 21 juni 2001 tot en met 21 januari 2003 en
g) de periode van 21 juni 2001 tot en met 21 januari 2003 en/of
h) 8 april 2003
in Nederland, telkens tezamen en in
vereniging met anderen,
- verzoeken tot het afgeven van rijksgaranties en
- brieven (minuut),
elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te
Dienen, valselijk heeft opgemaakt ,
immers hebben verdachte en zijn mededaders telkens
valselijk - immers opzettelijk in strijd met de waarheid -
a) (inzake de aanvraag van rijksgarantie voor een bedrag van 20.239.750 euro,
doc 346 en 585)
- in een brief met bijlage, gedateerd 22 februari 2001, opgenomen
dat de Stichting [A] een verzoek
indient bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport om haar
projecten (in de bijlage) te mogen financieren met de rijksgarantie voor een
totaalbedrag van 264 miljoen gulden en dat geschrift heeft doen voorzien
van een handtekening (zulks ter bevestiging van de
juistheid van de inhoud van dat geschrif) en
- in een brief met bijlage, gedateerd 21 juni 2001, opgenomen
dat de Stichting [A] een aanvraag indient
bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport tot het geven van een
rijksgarantie voor de in de bijlage genoemde projecten tot een bedrag van
20.239.750 euro en dat geschrift heeft voorzien van een
handtekening (zulks ter bevestiging van de juistheid van de inhoud van
dat geschrift) en
c) (inzake leningnummer [nummer 2] ten bedrage van
1.693.425 euro aangevraagd door Stichting [B], doc 239)
- in een brief (doc 57), gedateerd 3 juli 2002, opgenomen
dat de Stichting [B] verzoekt rijksgarantie
af te geven voor de financiering van drie projecten voor een bedrag van
1.725.000 euro en dat de voorzieningen genoemd in de bijlage (doc 58) eigendom
zijn van de Stichting en dat geschrift heeft voorzien van een
handtekening (zulks ter bevestiging van de juistheid van
de inhoud van dat geschrift) en
- in een (beginsel)brief minuut (doc 59), zonder datum, en een
beginselbrief (doc 60), gedateerd 9 juli 2002, opgenomen
dat de garantie door het Ministerie van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport zal worden verleend aan Stichting
[B] voor een bedrag van 1.693.425 euro
d) (inzake leningnummer [nummer 3] ten bedrage van
4.242.500 euro aangevraagd door Stichting [B], doc 240)
- in een brief (doc 45), gedateerd 21 augustus 2002, opgenomen
dat de Stichting [B]
verzoekt rijksgarantie af te geven voor de financiering van projecten voor een
bedrag van 4.242.500 euro en dat de voorzieningen genoemd in de bijlage (doc
46) eigendom zijn van de Stichting en dat geschrift heeft voorzien van een
handtekening (zulks ter bevestiging van de juistheid van
de inhoud van dat geschrift) en
- in een (beginsel)brief minuut (doc 48), zonder datum, en een
beginselbrief (doc 49), gedateerd 30 augustus 2002, opgenomen
dat de garantie door het Ministerie van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport zal worden verleend aan Stichting
[B] voor een bedrag van 4.242.500 euro
e) (inzake leningnummer [nummer 4] ten bedrage van
4.838.835 euro aangevraagd door Stichting [B], doc 241)
- in een brief (doc 33), gedateerd 9 september 2002, opgenomen
dat de Stichting [B] verzoekt
rijksgarantie af te geven voor de financiering van projecten voor een bedrag
van 4.838.825 euro en dat de voorzieningen genoemd in de bijlage (doc 34)
eigendom zijn van de Stichting en dat geschrift heeft voorzien van een
handtekening (zulks ter bevestiging van de juistheid van
de inhoud van dat geschrift) en
- in een (beginsel)brief minuut (doc 36), zonder datum, en een
beginselbrief (doc 37), zonder datum, opgenomen
dat de garantie door het Ministerie van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport zal worden verleend aan Stichting [B] voor een
bedrag van 4.838.825 euro
f) (inzake leningnummer [nummer 5] ten bedrage van
5.665.000 euro aangevraagd door Stichting [B], (doc 242)
- in een brief (doc 22), gedateerd 23 september 2002, opgenomen
dat de Stichting [B]
verzoekt rijksgarantie af te geven voor de financiering van projecten voor een
bedrag van 5.665.000 euro en dat de voorzieningen genoemd in de bijlage (doc
23) eigendom zijn van de Stichting en dat geschrift heeft voorzien van een
handtekening (zulks ter bevestiging van de juistheid van
de inhoud van dat geschrift) en
- in een (beginsel)brief minuut (doc 24), zonder datum, en een
beginselbrief (doc 25), gedateerd 4 november 2002, opgenomen
dat de garantie door het Ministerie van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport zal worden verleend aan Stichting
[Stichting B] voor een bedrag van 5.665.000 euro
g) (inzake leningnummer [nummer 6] ten bedrage van
3.800.000 euro aangevraagd door Stichting [B], doc 243)
- in een brief (doc 10), gedateerd 14 november 2002, opgenomen
dat de Stichting [B]
verzoekt rijksgarantie af te geven voor de financiering van projecten voor een
bedrag van 3.800.000 euro en dat de voorzieningen genoemd in de bijlage (doc
10/11) eigendom zijn van de Stichting en dat geschrift heeft voorzien van
een handtekening (zulks ter bevestiging van de juistheid
van de inhoud van dat geschrift) en/of
- in een (beginsel)brief minuut (doc 12), zonder datum, en een
beginselbrief (doc 13), gedateerd 10 december 2002, opgenomen
dat de garantie door het Ministerie van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport zal worden verleend aan Stichting
[B] voor een bedrag van 3.800.000 euro
h) (inzake alle leningnummers)
- in een brief aan het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (doc 83),
gedateerd 8 april 2003, opgenomen dat Stichting [B] diverse semi-murale en
transmurale huisvestingsprojecten voor verstandelijk gehandicapten heeft die
middels een afgegeven verklaring gefinancierd zijn met een staatsgarantie,
waarvan een specificatie wordt gegeven en dat geschrift heeft voorzien van
een handtekening (zulks ter bevestiging van de juistheid
van de inhoud van dat geschrift)
zulks (telkens) met het oogmerk om die geschriften als echt en
onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
en/of
hij in of omstreeks
a) de periode
van 22 februari 2001 tot en met 28 mei 2002 en/of
c) de periode van 21 juni 2001 tot en met 6 november 2002 en
d) de periode van 21 juni 2001 tot en met 12 december 2002 en
e) de periode van 21 juni 2001 tot en met 17 december 2002 en
f) de periode van 21 juni 2001 tot en met 21 januari 2003 en
g) de periode van 21 juni 2001 tot en met 21 januari 2003 en
h) 8 april 2003
in Nederland telkens tezamen en in
vereniging met anderen,
telkens opzettelijk gebruik heeft gemaakt van
valse
- verzoeken tot het afgeven van rijksgaranties en
- brief en/of brieven (minuut),
elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te
dienen - als ware dat geschrift telkens echt en onvervalst,
bestaande dat gebruikmaken hierin dat die geschriften
zijn overgelegd bij het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport
en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat
a) (inzake de aanvraag van rijksgarantie voor een bedrag van 20.239.750 euro,
doc 346 en 585)
- in een brief met bijlage, gedateerd 21 juni 2001, stond vermeld dat de
Stichting [A] een aanvraag indient bij het Ministerie van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport tot het geven van een rijksgarantie voor de
in de bijlage genoemde projecten tot een bedrag van 20.239.750 euro en
c) (inzake leningnummer [nummer 2] ten bedrage van
1.693.425 euro aangevraagd door Stichting [B], doc 239)
- in een brief (doc 57), gedateerd 3 juli 2002, stond vermeld dat de Stichting
[B] verzoekt rijksgarantie af te geven voor de financiering van
drie projecten voor een bedrag van 1.725.000 euro en dat de voorzieningen
genoemd in de bijlage (doc 58) eigendom zijn van de Stichting en
- in een (beginsel)brief minuut (doc 59), zonder datum, en een
beginselbrief (doc 60), gedateerd 9 juli 2002, stond vermeld dat de garantie
door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zal
worden verleend aan Stichting [B] voor een bedrag van 1.693.425 euro en
d) (inzake leningnummer [nummer 3] ten bedrage van
4.242.500 euro aangevraagd door Stichting [B], doc 240)
- in een brief (doc 45), gedateerd 21 augustus 2002, stond vermeld dat de
Stichting [B] verzoekt rijksgarantie af te geven voor
de financiering van projecten voor een bedrag van 4.242.500 euro en dat de
voorzieningen genoemd in de bijlage (doc 46) eigendom zijn van de Stichting
en
- in een (beginsel)brief minuut (doc 48), zonder datum, en een
beginselbrief (doc 49), gedateerd 30 augustus 2002, stond vermeld dat de
garantie door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
zal worden verleend aan Stichting [B] voor een bedrag van 4.242.500 euro
en
e) (inzake leningnummer [nummer 4] ten bedrage
van 4.838.835 euro aangevraagd door Stichting [B], doc 241)
- in een brief (doc 33), gedateerd 9 september 2002, stond vermeld dat de
Stichting [B] verzoekt rijksgarantie af te geven voor de
financiering van projecten voor een bedrag van 4.838.825 euro en dat de
voorzieningen genoemd in de bijlage (doc 34) eigendom zijn van de Stichting
en
- in een (beginsel)brief minuut (doc 36), zonder datum, en een
beginselbrief (doc 37), zonder datum, stond vermeld dat de garantie door het
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zal worden
verleend aan Stichting [B] voor een bedrag van 4.838.825 euro en
f) (inzake leningnummer [nummer 5] ten bedrage van
5.665.000 euro aangevraagd door Stichting [B], doc 242)
- in een brief (doc 22), gedateerd 23 september 2002, stond vermeld dat de
Stichting [B] verzoekt rijksgarantie af te geven voor
de financiering van projecten voor een bedrag van 5.665.000 euro en dat de
voorzieningen genoemd in de bijlage (doc 23) eigendom zijn van de Stichting
en
- in een (beginsel)brief minuut (doc 24), zonder datum, en een
beginselbrief (doc 25), gedateerd 4 november 2002, stond vermeld dat de
garantie door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
zal worden verleend aan Stichting [B] voor een bedrag van 5.665.000 euro
en
g) (inzake leningnummer [nummer 6] ten bedrage van
3.800.000 euro aangevraagd door Stichting [B], doc 243)
- in een brief (doc 10), gedateerd 14 november 2002, stond vermeld dat de
Stichting [B] verzoekt rijksgarantie af te geven voor
de financiering van projecten voor een bedrag van 3.800.000 euro en dat de
voorzieningen genoemd in de bijlage (doc 10/11) eigendom zijn van de Stichting
en
- in een (beginsel)brief minuut (doc 12), zonder datum, eneen beginselbrief (doc 13),
gedateerd 10 december 2002, stond vermeld dat de
garantie door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
zal worden verleend aan Stichting [B] voor een bedrag van 3.800.000 euro
en
h) (inzake alle leningnummers)
- in een brief aan het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (doc 83),
gedateerd 8 april 2003, stond vermeld dat Stichting [B]
diverse semi-murale en transmurale huisvestingsprojecten voor
verstandelijk gehandicapten heeft die middels een afgegeven verklaring
gefinancierd zijn met een staatsgarantie, waarvan een specificatie wordt
gegeven;
2.
hij in de periode van 21 juni 2001
tot en met 31 oktober 2005 in Nederland, tezamen en in
vereniging met anderen meermalen, telkens,
met het oogmerk zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen,
telkens door gebruik te maken van valse aanvragen voor het
verstrekken van leningen en verzoeken tot het afgeven van
rijksgaranties en
brieven (minuut)
doordat hij, verdachte, en zijn mededaders, het deden voorkomen dat
- de Stichting [B] (Transmurale en Semimurale Voorzieningen) eigenaar was
van, althans gerechtigd was tot het bezwaren van onroerend goed van
zorginstellingen en
- de Stichting [B] (Transmurale en Semimurale Voorzieningen) projecten zou
financieren in de gezondheidszorg waarvoor een rijksgarantie kon worden
afgegeven,
het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Bank
Nederlandse Gemeenten en het Ministerie van Financiën
heeft bewogen tot het verstrekken van leningen onder
rijksgarantie
hebbende verdachte en zijn mededaders toen aldaar telkens met
vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of
listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- verzoeken tot het verstrekken van leningen onder rijksgarantie
gedaan, waarbij onjuiste gegevens werden opgegeven (waaronder de eigendom van
de voorzieningen en de bestemming van de te verstrekken gelden) en
- valse stukken overgelegd (waaronder verzoeken tot het afgeven van
rijksgaranties en brieven (minuut) en
- de administratieve procedure voor het verstrekken van leningen
niet gevolgd en dossiers bij het Ministerie van Volksgezondheid
niet gecompleteerd met gunningsbrieven en hypotheekakten
en de aanvragen niet gedaan en afgewikkeld
conform de voorgeschreven procedures en
- personen binnen de organisaties bewogen tot het ondertekenen van
overeenkomsten en brieven en akteen en
- Stichting [B] opgericht, die diende voor
het verwerven van de onder rijksgarantie verstrekte leningen
waardoor het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Bank
Nederlandse Gemeenten en het Ministerie van Financiën
telkens werden bewogen tot bovenomschreven afgifte;
4.
hij in de periode van 21 juni 2001
tot en met 31 oktober 2005 in Nederland,
een ambtenaar, te weten de heer [verdachte 3], giften en beloften
heeft gedaan, te weten
- een (lenings)bedrag van 28.000,-- euro, en
- provisiegelden voor een totaalbedrag van 11.480,-- euro en
- vergoeding van de oprichtingskosten ter hoogte van een bedrag
van 4.522,-- euro bij de oprichting van zijn bedrijven [E] Finance BV en
[E] Holding BV en
met het oogmerk om hem te bewegen in zijn bediening, in strijd met
zijn plicht, iets te doen of na te laten en
ten gevolge van of naar aanleiding van hetgeen door deze in zijn
bediening, in strijd met zijn plicht, is gedaan of
nagelaten, te weten
- het antedateren van brieven van Stichting [A]
in verband met de aanvraag van leningen onder rijksgarantie
bij het ministerie van VWS en het opstellen van deze brieven en
- het behandelen van verzoeken en aanvragen tot verstrekking
van rijksgaranties en leningen aan Stichting [B] en
- zorgdragen voor het omzetten van de leningen in het Gras-bestand van het
ministerie van VWS naar nul en
- het verstrekken van informatie afkomstig van het ministerie van VWS over de
uitbesteding van het beheer van garantieverleningen en de juiste wijze om
een offerte in te dienen;
5.
hij in de periode van 21 juni 2001
tot en met 31 oktober 2005 in Nederland,
van het plegen van witwassen
een gewoonte heeft gemaakt, immers
heeft hij, verdachte, telkens geldbedragen,
b) ter hoogte van 5.600.000,-- euro (doc 160 en 441) en
c) ter hoogte van 3.750.000,-- euro (doc 160 en 442) en
d) ter hoogte van 4.800.000,-- euro (doc 160 en 440) en
e) ter hoogte van 1.500.000,-- euro (doc 160 en 437) en
f) ter hoogte van 1.675.000,-- euro (doc 160 en 438) en
g) ter hoogte van 4.2242.500,-- euro (doc 160 en 439) en
h) ter hoogte van 118.000,-- euro (doc 160 en 436) en
j) ter hoogte van 200.000,-- euro (doc 580),
afkomstig uit fraude, gepleegd ten laste van het
ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Bank Nederlandse
Gemeenten,
de werkelijke aard verborgen en/of verhuld,
terwijl hij wist dat die bedragen -
onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit misdrijf;
dagvaarding II
1.
hij op en/of in of omstreeks
a) (ZD 1) 16 september 2004 en
b) (ZD 1) 15 november 2004 en
d) (ZD 3.2) 6 juni 2002 en
e) (ZD 3.2) 24 juli 2004 en
f) (ZD 3.2) 27 januari 2005 en
g) (ZD 3.2) 14 februari 2005 en
i) (ZD 3.3) 1 oktober 2004 en
j) (ZD 3.4) 19 april 2005 en
k) (ZD 3.5) de periode van 25 juni 2001 tot en met 10 juli 2001 en
l) (ZD 3.5) de periode van 15 juli 2001 tot en met 6 augustus 2001 en
m) (ZD 3.6) de periode van 27 januari 2005 tot en met 14 juni 2005 en
n) (ZD 3.7) de periode van maart 20032 tot en met juni 2002 en
o) (ZD 3.8) de periode van oktober 2001 tot en met november 2002 en
p) (ZD 3.9) 12 mei 2005 en
q) (ZD 3.10) de periode van 17 februari 2004 tot en met 15 september 2005 en
r) (ZD 3.11) 21 september 2004 en 30 oktober 2004 en
s) (ZD 4) 10 februari 2004 en 18 februari 2004 en 10 maart 2004 en
u) (ZD6) april 2003 tot en met augustus 2005
in Nederland,
telkens opzettelijk
a) een geldbedrag van 122.714,31 euro en
b) een geldbedrag van 109.204,75 euro en
d) een geldbedrag van 30.000,-- euro en
e) een geldbedrag van 11.900,-- euro en
f) een geldbedrag van 75.000,-- euro en
g) een geldbedrag van 25.000,-- euro en
i) een geldbedrag van 10.000,-- euro en
j) een geldbedrag van 6.000,-- euro en
k) een geldbedrag van 29.750,-- gulden en
l) een geldbedrag van 35.105,-- gulden en
m) geldbedragen van 2.360,-- euro en 7.080,-- euro en
n) een geldbedrag van 35.326,-- euro en
o) een geldbedrag van totaal 181.761,58, euro en
p) een geldbedrag van 4.268,58 euro en
q)
geldbedragen van 23.200,-- euro en 99.837,06 euro en 7.848,27 euro
en 14.330,54 euro en 33.756,-- euro en 17.400,-- euro en
14.306,25 euro en 17.400,-- euro en 13.981,87 euro en
r) een geldbedrag van totaal 55.000,-- euro en
s) een geldbedrag van totaal 125.000,-- euro en
u) een geldbedrag van totaal 725.000,-- euro,
die ten dele of geheel toebehoorden
aan de Stichting [benadeelde partij] (Fonds),
welke geldbedragen verdachte telkens anders dan
door misdrijf, te weten in zijn functie als
penningmeester van de Stichting [benadeelde partij] (Fonds),
onder zich had,
telkens wederrechtelijk zich heeft toegeëigend
door deze geldbedragen zonder medeweten en toestemming van het
bestuur over te maken
naar rekeningen die in geen enkele relatie
tot Stichting [benadeelde partij] (Fonds) stonden
en te
bestemmen voor doeleinden, die op geen enkele wijze gerelateerd zijn tot de
doelstelling(en) van Stichting [benadeelde partij] (Fonds);
2.
hij in
a) (ZD 2) de periode van oktober 2004 tot en met januari 2005 en
b) (ZD 3.5) de periode van juni 2001 tot en met augustus 2001 en
c) (ZD 3.8) de periode van oktober 2001 tot en met november 2002 en
e) (ZD 6) de periode van april 2003 tot en met augustus 2005
in Nederland, meermalen,
- faxberichten en
- facturen en
- geldleningsovereenkomsten,
elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te
dienen - telkens valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst,
immers heeft verdachte
telkens valselijk - immers opzettelijk in strijd met de waarheid -
a) (inzake de beleggings- en/of effectenrekening [nummer] van Stichting [benadeelde partij])
- in een faxbericht van Stichting [benadeelde partij] aan [F] Vermogensbeheer,
gedateerd 27 oktober 2004, opgenomen
dat namens het bestuur door [G] en [verdachte]
werd verzocht om een totaalbedrag van 250.000,-- euro aan effecten
vrij te maken c.q. te verkopen ter financiële ondersteuning van de Stichting
[H] en het bedrag te willen ontvangen op bankrekening [nummer] te [P1]
(doc.nr. 1150) en dat geschrift voorzien van een valse
handtekening (zulks ter bevestiging van de juistheid van de inhoud van
dat geschrift) en
- in een faxbericht van Stichting [benadeelde partij] aan [F] Vermogensbeheer,
gedateerd 24 januari 2005, opgenomen
dat namens het bestuur door [G] en [verdachte]
werd verzocht om een totaalbedrag van 500.000,-- euro aan effecten
vrij te maken c.q. te verkopen ter financiering van het project voor 60
gehandicapte kinderplaatsen van het [benadeelde partij] Gemeenschap initiatief [initiatief] en
het bedrag te willen ontvangen op bankrekening [nummer] te [P1] (doc.nr.
1156) en dat geschrift voorzien van een valse handtekening
(zulks ter bevestiging van de juistheid van de inhoud van dat
geschrift) en
b) )
- in een factuur van "Groenvoorziening en Vormgeving [groenvoorziening]", adres
[adres], gedateerd 15 juli 2001 opgenomen
dat de Stichting [benadeelde partij] in verband met
werkzaamheden inzake Huize [huize] een bedrag verschuldigd is van 29.750,--
gulden (doc.nr. 448, IX-1-A-68-1) en
- in een factuur van "Groenvoorziening en Vormgeving [groenvoorziening]", per adres
[adres], gedateerd 15 juli 2001 opgenomen
dat de Stichting [benadeelde partij] in verband met
werkzaamheden inzake Huize [huize] een bedrag verschuldigd is van 35.105,--
gulden (doc.nr. 448, IX-1-A-68-4) en
c)
- in een factuur van Aannemersbedrijf [aannemersbedrijf] BV, gedateerd 28
december 2001, opgenomen dat de
Stichting [benadeelde partij] in verband met (renovatie)werkzaamheden inzake [benadeelde partij]
panden aan de [adres], de [adres] en de [adres] een bedrag verschuldigd
is van 162.000,-- euro (doc.nr. 1079) en
e) (inzake de bankrekening [nummer] van Stichting [benadeelde partij])
- in een overeenkomst van geldlening tussen Stichting [benadeelde partij] als
leninggever en [C] Real Estate als leningnemer, gedateerd 20 april 2003,
opgenomen dat Stichting [benadeelde partij]
voor een totaalbedrag van 750.000,-- euro een lening verstrekt aan [C] Real
Estate (doc.nr. 407) ) en dat geschrift voorzien van een valse
handtekening en parafen (zulks ter bevestiging van de juistheid
van de inhoud van dat geschrift) en
- in een overeenkomst van geldlening tussen Stichting [benadeelde partij] als
leninggever en [I] Promotion NV als leningnemer, gedateerd 23 april 2003,
opgenomen dat Stichting [benadeelde partij]
voor een totaalbedrag van 500.000,-- euro een lening verstrekt aan [I]
Promotion NV (doc.nr. 403) ) en dat geschrift voorzien van een
valse handtekening en parafen (zulks ter bevestiging
van de juistheid van de inhoud van dat geschrift) en
- in een overeenkomst van geldlening tussen Stichting [benadeelde partij] als
leninggever en [I] Promotion NV als leningnemer, gedateerd 15 februari 2004,
opgenomen dat Stichting [benadeelde partij]
voor een totaalbedrag van 100.000,-- euro een lening verstrekt aan [I]
Promotion NV (doc.nr. 404) en dat geschrift voorzien van een
valse handtekening en parafen (zulks ter bevestiging
van de juistheid van de inhoud van dat geschrift) en
- in een overeenkomst van geldlening tussen Stichting [benadeelde partij] als
leninggever en [I] Promotion NV als leningnemer, gedateerd 9 maart 2004,
opgenomen dat Stichting [benadeelde partij]
voor een totaalbedrag van 100.000,-- euro een lening verstrekt aan [I]
Promotion NV (doc.nr. 405) en dat geschrift voorzien van een
valse handtekening en parafen (zulks ter bevestiging
van de juistheid van de inhoud van dat geschrift)
zulks telkens met het oogmerk om dat geschrift als echt en
onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken
en
hij in
a) (ZD 2) de periode van oktober 2004 tot en met januari 2005 en/of
in Nederland, meermalen,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse
- faxberichten,
elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te
dienen - als ware die geschriften echt en onvervalst,
bestaande dat gebruikmaken hierin dat
geschriften zijn overgelegd bij
a) [F] Vermogensbeheer
en bestaande die valsheid hierin dat
a) (inzake de beleggings en/of effectenrekening [nummer] van Stichting
[benadeelde[benadeelde partij])
- in een faxbericht van Stichting [benadeelde partij] aan [F]
Vermogensbeheer, gedateerd 27 oktober 2004, stond vermeld dat [G]
namens het bestuur, mede verzocht om een totaalbedrag van 250.000,-- euro aan
effecten vrij te maken c.q. te verkopen ter financiële ondersteuning van de
Stichting [H] en het bedrag te willen ontvangen op bankrekening [nummer]
te [P1] en dat hij had ondertekend (doc.nr. 1150) en
- in een faxbericht van Stichting [benadeelde partij] aan [F]
Vermogensbeheer, gedateerd 24 januari 2005, stond vermeld dat [G]
namens het bestuur mede verzocht om een totaalbedrag van 500.000,-- euro aan
effecten vrij te maken c.q. te verkopen ter financiering van het project voor
60 gehandicapte kinderplaatsen van het [benadeelde partij] Gemeenschap initiatief [initiatief]
en het bedrag te willen ontvangen op bankrekening [nummer] te [P1] en
dat hij had ondertekend (doc.nr. 1156)
4.
hij in de periode van augustus 1996
tot en met september 2005, in Nederland,
heeft witgewassen, immers heeft hij, verdachte, van geldbedragen (ZD 3.5), de werkelijke aard,
de vervreemding en verplaatsing verborgen en/of
verhuld,
terwijl hij wist dat die bedragen - onmiddellijk of middellijk -
afkomstig waren uit misdrijf,
zulks met verbetering van eventueel in de tenlasteleggingen voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Met betrekking tot feit 4, ziende op zaaksdossier 3.5, op dagvaarding II overweegt de rechtbank het volgende.
Bewezen is verklaard dat verdachte in de bewezenverklaarde periode de in dit zaaksdossier bedoelde geldbedragen heeft witgewassen.
Deze witwashandelingen hebben evenwel plaatsgevonden voor 14 december 2001, derhalve voorafgaande aan de strafbaarstelling van witwassen, zoals tenlastegelegd.
Het bewezenverklaarde feit is derhalve niet strafbaar en verdachte dient van dit feit te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Ten aanzien van de als feit 2 tenlastegelegde en bewezenverklaarde oplichting overweegt de rechtbank ambtshalve het volgende.
In de tenlastelegging wordt niet met zoveel woorden aangeduid welk oplichtingmiddel als bedoeld in artikel 326 WvSr naar het inzicht van de officier van justitie door verdachte is gehanteerd. Immers, niet is vermeld of het handelen van verdachte het aannemen van een valse naam of van een valse hoedanigheid, listige kunstgrepen, dan wel een samenweefsel van verdichtsels oplevert.
Ten eerste overweegt de rechtbank dat zij het bewezenverklaarde doen voorkomen van de Stichting [B] als eigenaar van het betrokken onroerend goed en als (legitieme) instelling die bedoelde projecten zou gaan financieren, het aannemen van een valse hoedanigheid oplevert.
Voorts is het handelen dat in het vervolg van de bewezenverklaring staat beschreven, gepleegd door verdachte en zijn mededaders, te weten het gebruik maken van valse aanvragen voor de rijksgaranties en andere valse documenten, het niet volgen van de voorgeschreven administratieve procedure, het bewegen van personen binnen de diverse organisaties tot het zetten van handtekeningen en de oprichting van de Stichting [B] voor de verwerving van de gelden, naar het oordeel van de rechtbank aan te merken als het hanteren van listige kunstgrepen. Bij dit oordeel betrekt de rechtbank dat in de bewezenverklaarde nadere uitwerking van dit handelen door verdachte (en zijn mededaders) wordt aangegeven dat hij (respectievelijk zij) dat handelen 'valselijk, listiglijk, bedrieglijk en in strijd met de waarheid' heeft (hebben) verricht.
Het overig bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is hiervoor strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte en zijn medeverdachten hebben zich schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift en oplichting van de Ministeries van VWS en Financiën en de BNG en daardoor de Staat benadeeld voor een bedrag van € 21.921.459,-. Onder vigeur van de stichting waarbij medeverdachte [verdachte 2] werkzaam was werden (geantedateerde) aanvragen bij het Ministerie van VWS ingediend tot verstrekking van rijksgaranties voor leningen bij de Bank Nederlandse Gemeenten voor de financiering van projecten in de gehandicaptenzorg. Een van de verdachten was als ambtenaar werkzaam op het betreffende ministerie en heeft aldaar middels valse documenten en door na te laten voorgeschreven procedures te volgen bewerkstelligd dat de rijksgaranties werden verleend, op basis van een regeling die reeds was afgeschaft. Middels een stichting die de schijn wekte gerechtigd te zijn de rijksgegarandeerde leningen te ontvangen zijn verdachte en zijn mededaders erin geslaagd de betreffende gelden onder hun bereik te krijgen.
De door de BNG afgegeven rijksgegarandeerde leningen zijn via laatstgenoemde stichting direct doorgesluisd naar besloten vennootschappen waarin verdachte belangen had. Deze gelden zijn vervolgens gestoken in allerlei -niet zorggerelateerde- investeringen. Doordat de afbetalingen aan de BNG niet meer konden worden gedaan, is het Ministerie van VWS op zijn garantstelling aangesproken. Op geen enkele wijze is in het dossier terug te zien dat verdachten, zoals zij hebben aangevoerd, op enig moment hebben gedacht de gelden aan de zorg ten goede te laten komen.
De rechtbank neemt het verdachte en zijn medeverdachten zeer kwalijk dat zij misbruik hebben gemaakt van een regeling die was bedoeld om voorwaarden te scheppen voor financiering van instellingen in de zorg voor een kwetsbare groep als gehandicapten en zij hierdoor het Ministerie van VWS en uiteindelijk de samenleving hebben benadeeld voor dit enorme bedrag. Ergerlijk is voorts dat verdachte de aard van al deze gelden stelselmatig heeft verhuld, waardoor hij zich aan gewoontewitwassen schuldig heeft gemaakt.
Uit het dossier komt het beeld naar voren dat verdachte de drijvende kracht is geweest achter voorgaand crimineel handelen hetgeen de rechtbank hem zwaar aanrekent. Onderdeel daarvan vormt voorts de omkoping van een ambtenaar op het Ministerie van VWS die een sleutelrol heeft gespeeld in de totstandkoming van deze reeks van delicten. Door diens kennis van de gang van zaken binnen het Ministerie, van de wijze waarop aanvragen tot het verstrekken van garanties werden gecontroleerd en door zijn wetenschap van de omstandigheid dat bij die controle in belangrijke mate werd vertrouwd op de onkreukbaarheid van de medewerkers, is het mogelijk geweest dat de betreffende bedragen in handen van onder meer verdachte zijn gevallen.
Verdachte heeft zich hierbij kennelijk laten leiden door het verlangen naar geldelijk gewin.
Bij voormeld crimineel handelen heeft verdachte het evenwel niet gelaten. In zijn positie als penningmeester van Stichting [benadeelde partij] heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift en verduistering. De omvang van het verduisterde bedrag is nog niet geheel duidelijk geworden maar zal naar het zich laat aanzien het bedrag van een miljoen euro overstijgen. De rechtbank acht het zeer kwalijk dat verdachte zich dergelijke bedragen van een stichting met ideëel oogmerk heeft toegeëigend. Het betreffen hier gelden onder meer afkomstig van donaties door gezinsleden van gehandicapten en legaten. Dergelijk handelen door een bestuurder van een ideële organisatie schaadt het vertrouwen dat voor die organisaties van groot belang is. Temeer verwerpelijk is het handelen van verdachte nu deze stichting zich bezighoudt met de zorg voor een kwetsbare groep als gehandicapten.
Door de raadsman is aangevoerd dat de wijze van verhoren van verdachte en de intensiteit en frequentie waarmee deze verhoren werden uitgevoerd, mede gelet op de precaire gezondheidsituatie van verdachte, als een vormverzuim in de zin van artikel 359a WvSv dienen te worden aangemerkt. Dit verzuim, alsmede het niet, althans niet tijdig, ecarteren van een stuk van een geheimhouder uit het dossier, dient te leiden tot strafvermindering, aldus de raadsman.
De rechtbank overweegt als volgt.
De verhoren van verdachte.
Verdachte is op 1 november 2005 aangehouden. In de daarop volgende periode tot en met 16 december 2005 is verdachte op 14 afzonderlijke dagen gehoord. De verhoren hebben meestentijds gedurende meerdere perioden in deze dagen plaatsgevonden, waarbij ook rustpauzes werden ingelast. Meermalen is een arts geconsulteerd teneinde te bezien of de medische situatie van verdachte aan hervatting van een verhoor in de weg zou staan. De adviezen van de geconsulteerde medici werden opgevolgd. Bij de aanvang van de verhoren is verdachte steeds gevraagd naar zijn gezondheidstoestand. Verdachte heeft blijkens de opgemaakte processen-verbaal, meermalen tijdens deze verhoren verklaard dat hij zich goed behandeld voelde. Voorts is het voorgekomen dat op aangeven van verdachte een verhoor werd beëindigd. Verdachte heeft, behoudens in zijn allerlaatste verhoren, op inhoudelijke vragen over de hem verweten feiten zich integraal op zijn zwijgrecht beroepen. De verhoren bieden dan ook een beeld van opsporingsambtenaren die aan verdachte documenten voorhielden, die bezwarend werden geacht, of die aanleiding vormden verdachte naar een verklaring te vragen. terwijl verdachte ieder antwoord achterwege liet. Bij de verhoren is de (vervangend) raadsman van verdachte vanaf het moment dat verdachte in voorlopige hechtenis verkeerde, in de gelegenheid gesteld aanwezig te zijn, van welke gelegenheid meestentijds ook gebruik is gemaakt.
De omstandigheid dat van de verhoren een belastend effect uitgaat, staat op zichzelf niet in de weg aan de rechtmatigheid ervan. Dat verdachte in een kwetsbare fysieke en psychische gezondheidsituatie verkeerde, maakt de verhoren als toegepast evenmin onrechtmatig, nu door de verhorende ambtenaren aan die situatie op gepaste wijze aandacht is geschonken, onder meer door medisch advies in te winnen en daarnaar te handelen. Dat verdachte zich op zijn zwijgrecht heeft beroepen en heeft aangegeven dat te zullen blijven doen, maakt dit niet anders, nu blijkens de processen-verbaal aan verdachte steeds een opvolgend samenhangend geheel van documenten werd voorgehouden, met de uitnodiging zich daarover uit te laten. Dat de verhoren veelvuldig hebben plaatsgevonden en daar vele uren en dagen mee gemoeid zijn geweest, vindt zijn verklaring in de omvang van het dossier en de complexiteit van de feiten en vormt geen aanduiding van een ontoelaatbaar te achten druk op verdachte om zijn recht tot zwijgen op te geven.
De conclusie is dat het verweer op dit punt geen doel treft aangezien deze wijze van verhoren van verdachte niet een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a WvSv oplevert.
De in de inbeslaggenomen computer aangetroffen correspondentie met een geheimhouder.
Onder verdachte is correspondentie in beslag genomen tussen hem, verdachte, en een advocaat. De opsporingsambtenaren hebben verdachte bij zijn 26e verhoor op 16 december 2005, met deze correspondentie geconfronteerd. De bezwaren van de bij dat verhoor aanwezige raadsman werden daarbij genegeerd. In een later stadium is deze in beslag genomen correspondentie vernietigd en is het verhoor van verdachte op dit punt zwart gelakt. De betreffende stukken zijn evenwel toegevoegd aan het dossier van een medeverdachte
Uit het verhoor van hoofdinspecteur [hoofdinspecteur], tactisch coördinator, door de rechter-commissaris, blijkt dat eerst na het verhoor van [verdachte] omtrent dit stuk contact is opgenomen met de officier van justitie en tot vernietiging van de stukken is overgegaan.
De betreffende correspondentie behelst mailwisseling van verdachte met een advocaat, een verschoningsgerechtigde. Mitsdien had de inbeslagneming zich niet tot deze correspondentie mogen uitstrekken, behoudens zich hier niet voordoende uitzonderingen. Doordat niet, althans niet tijdig is overgegaan tot vernietiging van deze correspondentie is gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 98 lid 1 WvSv. Dit levert een vormverzuim op als bedoeld in artikel 359a WvSv. Aangezien, zij het eerst in een later stadium, alsnog is overgegaan tot vernietiging van bedoelde correspondentie, en voorts, naar de rechtbank begrijpt, de inhoud van de correspondentie niet in directe relatie bleek te staan tot de strafbare feiten waarvoor verdachte wordt vervolgd, en mitsdien de verdachte slechts in geringe mate in zijn verdediging is geschaad, hoeft het verzuim niet tot vermindering van straf te leiden, doch kan worden volstaan met de constatering dat het verzuim zich heeft voorgedaan.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van deze feiten met zich brengt dat in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur is gerechtvaardigd, doch niet geheel van de duur die de officier van justitie voor ogen stond.
De rechtbank zal bij de strafoplegging voorts rekening houden met de omstandigheid dat verdachte niet eerder terzake van strafbare feiten is veroordeeld. Ook houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat sedert het begaan van de feiten inmiddels geruime tijd is verstreken, en verdachte door oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die de duur van de ondergane voorlopige hechtenis overstijgt, in zijn maatschappeljik bestaan ernstig zal worden getroffen.
De rechtbank acht voorts positief dat verdachte ter zitting in elk geval enig inzicht heeft betoond in de kwalijkheid van zijn handelen. Verder houdt de rechtbank rekening met de enigszins precaire gezondheidstoestand van verdachte.
Tenslotte neem de rechtbank in aanmerking dat krachtens de wet (art. 56 lid 2 WvSr) de bewezenverklaarde valsheid in geschrift en het bewezenverklaarde gebruik maken van ditzelfde geschrift als voortgezette handeling moeten worden aangemerkt, waardoor te dien aanzien slechts een strafbepaling wordt toegepast.
De rechtbank ziet geen aanleiding te bepalen dat, zoals de officier van justitie heeft gevorderd, de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis wordt opgeheven. De rechtbank is van oordeel dat de gronden die tot dat bevel hebben geleid, zich thans niet meer voordoen en bepalen dat voornoemd bevel wordt opgeheven.
De vordering van de benadeelde partij.
Stichting [benadeelde partij], statutair gevestigd te [P1], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 1.690.274,07.
Deze vordering bestaat uit drie componenten te weten:
- de bedragen, die zijn onttrokken aan het vermogen van de benadeelde partij;
- de onderzoekskosten, gemaakt door een door de benadeelde partij aangetrokken extern accountantsbureau;
- de kosten voor rechtsbijstand.
De rechtbank zal bepalen dat de benadeelde partij gedeeltelijk ontvankelijk is in zijn vordering en zal deze vordering deels toewijzen, namelijk tot een bedrag van € 182.561.--, zijnde de schade die rechtstreeks voortvloeit uit het bewezenverklaarde met betrekking tot zaaksdossier 3.8. Verdachte heeft ter terechtzitting toegegeven dat hij dit bedrag volledig voor zichzelf heeft aangewend.
Voor wat betreft de overige bedragen die zijn gevorderd heeft de benadeelde partij onvoldoende inzichtelijk gemaakt welke bedragen nog retour komen of reeds zijn gekomen van derden zodat de hoogte van de schade in zoverre niet eenvoudig is vast te stellen. De rechtbank zal de benadeelde partij ter zake niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering, met bepaling dat de benadeelde partij dit deel bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit geldt eveneens voor de kosten van onderzoek door PricewaterhouseCoopers, in opdracht van de benadeelde.
Met betrekking tot de opgevoerde kosten voor rechtsbijstand acht de rechtbank de benadeelde partij ook voor dit deel van de vordering niet ontvankelijk omdat deze niet zijn onderbouwd.
Verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47, 56, 57, 177, 225, 321, 322, 326, 420ter van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart de tenlastelegging met betrekking tot feit 4 op dagvaarding II, voor zover dit feit ziet op de zaaksdossiers 6 en 7, nietig;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding I onder 3. en bij dagvaarding II onder 3. en 4. voor zover dit feit ziet op de zaaksdossiers 3.7 en 5, tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding I onder 1. eerste alternatief/cumulatief, 1. tweede alternatief/cumulatief, 2., 4. en 5. en bij dagvaarding II onder 1., 2. eerste alternatief/cumulatief, 2. tweede alternatief/cumulatief en 4. voor zover dit feit ziet op zaaksdossier 3.5 tenlastegelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
1. eerste alternatief/cumulatief
Medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd,
1. tweede alternatief/cumulatief
Medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd,
Verstaat dat het eerste en tweede alternatief/cumulatief bewezenverklaarde is begaan als voortgezette handeling;
2.
Medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd
4.
Aan een ambtenaar een gift of belofte doen, met het oogmerk om hem te bewegen in zijn bediening, in strijd met zijn plicht, iets te doen of na te laten
5.
Een gewoonte maken van witwassen
Dagvaarding II
1.
Verduistering, meermalen gepleegd
2. eerste alternatief/cumulatief
Medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd,
2. tweede alternatief/cumulatief
Medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd,
Verstaat dat het eerste en tweede alternatief/cumulatief bewezenverklaarde is begaan als voortgezette handeling;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
bepaalt dat het bij dagvaarding II onder 4. voor zover dit feit ziet op zaaksdossier 3.5, bewezenverklaarde geen strafbaar feit oplevert en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
verklaart het overig bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van TWEEËNVEERTIG (42) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de eventuele tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
in verzekering gesteld op: 1 november 2005,
in voorlopige hechtenis gesteld op: 4 november 2005,
welke voorlopige hechtenis werd geschorst met ingang van: 31 mei 2006,
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij deels toe en veroordeelt
verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan Stichting [benadeelde partij],
statutair gevestigd te [P1], een bedrag van € 182.561,00, met veroordeling tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot deze uitspraak begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de benadeelde partij Stichting [benadeelde partij]artij] voor het overige niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding, en dat deze haar vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.A.M. Hoek, voorzitter,
mr. E.F. Brinkman en mr. H.J.M. Smid-Verhagen, rechters,
in tegenwoordigheid van V.R.G.D. Boel, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 oktober 2008.