ECLI:NL:RBSGR:2008:BG1222

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
21 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/36430
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.A.A. ter Meer - Siebers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige vreemdelingenbewaring en belangenafweging

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 21 oktober 2008 uitspraak gedaan in een beroep tegen de inbewaringstelling van eiser, een Amerikaanse vreemdeling. Eiser was op 10 oktober 2008 in bewaring gesteld op grond van artikel 59, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000, omdat het belang van de openbare orde de inbewaringstelling vorderde. Eiser heeft tegen deze maatregel beroep ingesteld, waarbij hij tevens verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belangenafweging, die volgens het beleid (A6/5.3.3.4 Vc 2000) gemaakt diende te worden, niet adequaat is uitgevoerd. De rechtbank oordeelt dat uit het bewaringsdossier niet blijkt dat de belangen van eiser zijn afgewogen tegen die van de Staat. De rechtbank concludeert dat de zinsnede "belangenafweging hoort/dient in voordeel uit te vallen" zonder verdere toelichting niet voldoet aan de eisen van een transparante belangenafweging. De rechtbank heeft de inbewaringstelling onrechtmatig verklaard en bevolen tot opheffing van de bewaring. Tevens is er een schadevergoeding van € 980,-- toegekend aan eiser voor de dagen die hij in bewaring heeft doorgebracht. De rechtbank heeft verweerder in de proceskosten veroordeeld tot een bedrag van € 644,--. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen een week na verzending van de uitspraak hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE
nevenzittingsplaats Zwolle
Sector Bestuursrecht, Enkelvoudige Kamer voor Vreemdelingenzaken
Registratienummer: Awb 08/36430
Uitspraak op het beroep tegen de bewaring op grond van artikel 59 Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)
in het geding tussen:
[eiser],
geboren op [1964],
van Amerikaanse nationaliteit,
IND dossiernummer 0810.06.1924,
thans verblijvende in het detentiecentrum te Zeist,
raadsman mr. C.D. den Hartogh,
eiser;
en
De Staatssecretaris van Justitie,
vertegenwoordigd door mr. A. van de Burgt,
ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND),
verweerder.
1. Procesverloop
Op 10 oktober 2008 is eiser in bewaring gesteld omdat het belang van de openbare orde de inbewaringstelling vordert, nu de voor terugkeer van eiser noodzakelijke bescheiden voorhanden zijn dan wel binnen korte termijn voorhanden zullen zijn (artikel 59, tweede lid, van de Vw 2000).
Op 11 oktober 2008 heeft eiser tegen de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Het beroep strekt tevens tot een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Het beroep is behandeld ter zitting van 20 oktober 2008. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.
2. Overwegingen
Eiser heeft aangevoerd dat hij in bewaring is gesteld op grond van artikel 59, tweede lid, Vw 2000 en dat het beleid, neergelegd in paragraaf A6/5.3.3.4 Vreemdelingencirculaire 2000 voorschrijft dat in dat geval een belangenafweging dient te worden gemaakt en dat die belangenafweging dient te blijken uit het bewaringsdossier. De gemachtigde van eiser is bij het gehoor voorafgaand aan de bewaring aanwezig geweest, heeft belangen gesteld, maar een belangenafweging ontbreekt, zodat de bewaring onrechtmatig is.
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat een belangenafweging wel is gemaakt. Daartoe is verwezen naar het proces-verbaal van het gehoor dat eiser voorafgaand aan de inbewaringstelling is afgenomen en naar het feit dat eiser in bewaring is gesteld.
In het proces-verbaal van het gehoor dat eiser op grond van artikel 59 Vw 2000 juncto artikel 5.2 Vreemdelingenbesluit 2000 is afgenomen staat – voor zover thans van belang – het volgende:
“Opmerking advocaat:
Mr. Karr heeft belangen gesteld als bedoeld in VC A6 5334
- Geldig document
- Voldoende middelen terugreis
- Toelating gewaarborgd in ieder Europees land vanwege geldig paspoort + voldoende middelen
Belangenafweging hoort/dient in voordeel uit te vallen
Op 10/10/2008 te 17:30 uur, werd de vreemdeling in bewaring gesteld.”
Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat de passage ‘Belangenafweging hoort/dient in voordeel uit te vallen” een standaard tekstblok is dat in gevallen als dit wordt opgenomen. Uit de omstandigheid dat het tekstblok niet nader is ingevuld, blijkt dat de belangenafweging in het nadeel van eiser is uitgevallen. Dit kan voorts ook worden afgeleid uit de inbewaringstelling van eiser.
De rechtbank overweegt dat het door verweerder ter zake gevoerde beleid (A6/5.3.3.4 Vc 2000) voorschrijft dat uit het bewaringsdossier van de vreemdeling dient te blijken dat een belangenafweging heeft plaatsgevonden, waarbij de in het beleid genoemde omstandigheden zijn meegenomen. Daaruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de belangen van verweerder kenbaar dienen te worden afgewogen tegen de door de vreemdeling gestelde belangen en dat de uitkomst van de afweging kenbaar dient te worden aangegeven. De zonder toelichting van verweerder, wat daar verder ook van zij, niet begrijpelijke zinsnede “belangenafweging hoort/dient in voordeel uit te vallen” voldoet daar niet aan. Ook overigens wordt niet op de door eiser gestelde belangen ingegaan en evenmin wordt geconcludeerd dat de belangenafweging in het nadeel van eiser uitvalt. Dat uit de inbewaringstelling blijkt dat de belangenafweging in het nadeel van eiser is uitgevallen, zoals verweerder stelt, volgt de rechtbank niet, nu ook hiermee niet inzichtelijk is gemaakt welke belangen zijn gewogen en tot welke uitkomst dat heeft geleid.
Het voorgaande leidt de rechtbank tot het oordeel dat niet uit het bewaringsdossier blijkt dat een belangenafweging is gemaakt, zodat verweerder geen uitvoering heeft gegeven aan het beleid zoals dat voor gevallen als het onderhavige geldt.
Het voorgaande maakt de inbewaringstelling eerst onrechtmatig, indien de met de bewaring gediende belangen niet in redelijke verhouding staan tot de ernst van het gebrek en de daardoor geschonden belangen. Verweerder heeft geen belangen gesteld op grond waarvan het niet navolgen van het beleid niet aan de rechtmatigheid van de bewaring in de weg staat. De omstandigheden die verweerder ten grondslag heeft gelegd aan het met de inbewaringstelling gemoeide belang van de openbare orde geven daar geen blijk van. Evenmin blijkt uit het dossier van andere bijzondere dan wel zwaarwegende feiten en omstandigheden op grond waarvan de belangenafweging in het voordeel van verweerder zou dienen uit te vallen. Gelet hierop en de belangen ter bescherming waarvan het betrokken voorschrift strekt, is de maatregel van bewaring bij afweging van de daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd te achten.
Het beroep zal gegrond worden verklaard en de opheffing van de bewaring zal worden bevolen.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn er, alle omstandigheden, waaronder de levensomstandigheden van eiser, in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig om hem ten laste van de Staat een schadevergoeding toe te kennen van € 105,-- per dag voor de dagen die eiser vanaf 10 oktober 2008 heeft doorgebracht in een politiecel en € 80,-- per dag voor de dagen die eiser vanaf 14 oktober 2008 heeft doorgebracht in het huis van bewaring. Dit betekent dat een schadevergoeding van € 980,-- zal worden toegekend.
Er bestaat aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken, onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als rechtspersoon die deze kosten aan de griffier van deze rechtbank moet vergoeden.
3. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- beveelt de opheffing van de bewaring met ingang van heden;
- kent aan eiser ten laste van de Staat der Nederlanden een vergoeding toe van € 980,--;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten ad € 644,-- onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als rechts¬persoon die deze kosten aan de griffier van deze rechtbank moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A.A. ter Meer - Siebers en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van drs. M.P. de Zwart als griffier op 21 oktober 2008.
Afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Partijen kunnen tegen deze uitspraak binnen een week na verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van “Hoger beroep vreemdelingenzaken”, postbus 16113, 2500 BC ’s-Gravenhage.
Artikel 85 Vw 2000 bepaalt dat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak bevat. Artikel 6:6 Algemene wet bestuursrecht (herstel verzuim) is niet van toepassing.
De voorzitter van de rechtbank te 's-Gravenhage beveelt de tenuitvoerlegging van de in deze uitspraak toegekende schadevergoeding ten bedrage van € 980,--.
Aldus gedaan op 21 oktober 2008. door mr. M.A.A. ter Meer - Siebers, fungerend voorzitter.