ECLI:NL:RBSGR:2008:BG0942

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
29 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/525235-07
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte wegens onterecht bevel tot verwijdering uit het centrum van Katwijk

Op 29 april 2008 heeft de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 20 mei 2007 in Katwijk aan Zee was aangehouden. De verdachte was beschuldigd van het niet naleven van een ambtelijk bevel om het centrum van Katwijk te verlaten, gegeven door politieambtenaren. De officier van justitie had een geldboete van € 130,- geëist, subsidiair 2 dagen hechtenis. Tijdens de zitting op 15 april 2008 was de verdachte niet verschenen. De politierechter heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van de gemeente Katwijk en de Politiewet.

De politierechter overwoog dat de vordering tot verwijdering uit het centrum niet in overeenstemming was met de wettelijke basis die artikel 2.1.1.1 van de APV biedt. Dit artikel schept een rechtsplicht voor burgers om gehoor te geven aan een bevel van de politie, maar de rechter concludeerde dat de vordering te ruim en onbepaald was. De rechter benadrukte dat er specifieke omstandigheden moeten zijn die een bevel rechtvaardigen en dat de politie in dit geval een te ruime interpretatie van hun bevoegdheden had toegepast.

De politierechter oordeelde dat er geen voldoende wettelijke grondslag was voor de vordering tot verwijdering en dat deze niet kon worden aangemerkt als een bevel in de zin van artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht. Daarom sprak de rechter de verdachte vrij van de hem ten laste gelegde feiten. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke en specifieke wettelijke grondslagen voor politiebevelen en de bescherming van de rechten van burgers.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
POLITIERECHTER
parketnummer 09/525235-07
's-Gravenhage, 29 april 2008
De politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987,
[adres]
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 15 april 2008.
De verdachte is niet verschenen.
De officier van justitie mr. Kallen heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem telastgelegde wordt veroordeeld tot een geldboete van € 130,-, subsidiair 2 dagen hechtenis.
De telastlegging.
Aan de verdachte is telastgelegd dat hij op of omstreeks 20 mei 2007 te Katwijk aan Zee, gemeente Katwijk, opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens artikel 2.1.1.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de Gemeente Katwijk en/of artikel 2 van de Politiewet, in elk geval krachtens enig wettelijk voorschrift gedaan door A. Korf, adspirant van politie Hollands Midden en/of J.F. de Groot, hoofdagent van politie Hollands Midden, die was belast met de uitoefening van enig toezicht en/of die was belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, immers heeft verdachte toen en daar opzettelijk, nadat deze ambtenaar hem had bevolen, althans van hem had gevorderd direct het centrum van Katwijk te verlaten en/of direct te vertrekken, geen gevolg gegeven aan dit bevel of die vordering.
Vrijspraak.
De politierechter overweegt het volgende.
Verdachte wordt ervan verdacht dat hij geen gehoor heeft gegeven aan een ambtelijk bevel. Hij heeft een transactieaanbod van € 110,- gekregen. De transactie is onbetaald gebleven. Verdachte is vervolgens gedagvaard maar niet ter terechtzitting van de zogenaamde ‘bulkzitting’ verschenen.
Uit de bij de politie afgelegde verklaring begrijpt de politierechter dat verdachte zich niet kan verenigen met het standpunt van het Openbaar Ministerie.
Het (formulier) proces-verbaal van de politie van 20 mei 2007 vermeldt – voor zover voor deze zaak van belang – onder meer het volgende:
(…)
Straat: Tramstraat Plaats: Katwijk ZH Gemeente Katwijk
Binnen bebouwde kom zondag 20 mei 2007, 02.35 uur.
Grond van aanhouding:
[x] Art 184 Wetboek van strafrecht
[X] Art 2.1.1.1 APV gemeente Katwijk ZH
[ ] Art 2.4.7 APV gemeente Katwijk ZH (Hinderlijk gedrag openbare weg)
[ ] Art 2.4.8 APV gemeente Katwijk ZH (Alcohol openbare weg)
[ ] Art 2.4.9 APV gemeente Katwijk ZH (Hinderlijk gedrag in/bij gebouwen)
[ ] Art 2.4.10 APV gemeente Katwijk ZH (Hinderlijk gedrag publiek toegankelijke ruimte)
(…)
Redenen van wetenschap:
- Waardoor werd de openbare orde verstoord?
- Waarom was je bang dat de openbare orde verstoord zou kunnen worden?
Wij verbalisanten zagen dat verdachte (…) de discotheek de Casa Cara uitgezet werd. De portier verklaarde ons omdat de verdachte binnen ruzie had gemaakt. Wij zagen en hoorden dat verdachte voor de inmiddels gesloten deur van de discotheek bleef staan schreeuwen. Hierdoor werd de openbare orde ernstig verstoord evenals de hinder voor omwonenden die werd veroorzaakt. Wij hebben de verdachte vervolgens duidelijk gevorderd het centrum te verlaten. Wij zagen dat de verdachte niet aan deze vordering voldeed. Wij zagen namelijk dat de verdachte in het centrum bleef staan en vrienden aansprak kennelijk om opnieuw verhaal te gaan halen bij de portier van de Casa Cara. Hierop verdachte aangehouden.
(...)
Verklaring verdachte:
Datum zondag 20 mei 2007, 0300 uur.
[x] Ik weet dat ik niet tot antwoorden verplicht ben.
[X] Ik heb vanavond 10 biertjes gedronken.
[X] Ik was wel/niet met een groep vrienden. Deze groep bestond uit 6 vrienden.
[X] Ik weet dat ik me na 01.00 uur niet meer hinderlijk in het centrum van Katwijk ZH mag ophouden.
[X] Ik weet dat je niet hinderlijk mag gedragen op de openbare weg.
(...)
[X] Ik heb wel/niet gehoord dat mij bevolen is om weg te gaan.
[ ] Ik ben niet weggegaan: omdat ik wilde wachten op vrienden van mij.
[X] Verder wil ik nog het volgende verklaren: Ik vind dit onterecht.
Voor zover relevant luidt artikel 2.1.1.1 van de algemene plaatselijke verordening gemeente Katwijk ZH (APV) als volgt:
Artikel 2.1.1.1 Samenscholing en ongeregeldheden
(...)
2. Een ieder, die op de weg aanwezig is bij enig voorval, waardoor er wanordelijkheden ontstaan of dreigen te ontstaan of bij een toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis waardoor er wanordelijkheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
(...)
Overwogen wordt dat genoemd artikel uit de APV van de gemeente Katwijk ZH in beginsel een rechtsplicht schept voor iedere zich binnen deze gemeente bevindende burger om gehoor te geven aan een bevel dat op grond van dit wettelijk voorschrift door een politieambtenaar wordt gegeven. De politie heeft immers op grond van artikel 2 Politiewet 1993 tot taak in ondergeschiktheid aan het bevoegde gezag en in overeenstemming met de geldende rechtsregels te zorgen voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde.
Voordat geoordeeld kan worden, of het door de politie gegeven bevel ook in dit geval rechtmatig was, is het van belang om vast te stellen wat een juiste lezing is van artikel 2.1.1.1 van de APV. Het tweede lid – zoals hierboven geciteerd - is in dit verband relevant.
Voorop staat dat dit voorschrift uit de APV een inbreuk vormt op het recht van de burger zich vrijelijk te verplaatsen zoals onder meer neergelegd in artikel 2 van het vierde Protocol bij het EVRM en artikel 12 IVBPR. Een inbreuk op een grondrecht is slechts onder strikte voorwaarden rechtmatig. Deze voorwaarden kunnen in het midden blijven omdat er geen redenen zijn om aan de rechtmatigheid van het tweede lid van artikel 2.1.1.1 van de APV te twijfelen. Dat laat onverlet dat bij een interpretatie van genoemd voorschrift, gelet op de strikte verdragsrechtelijke waarborgen waarmee een inbreuk op een grondrecht is omgeven, een restrictieve interpretatie voor de hand ligt.
Het tweede lid van artikel 2.1.1.1 APV voorziet in een drietal gevallen in de rechtsplicht om een bevel te gehoorzamen. Bij enig voorval, bij een toeloop van publiek en bij een samenscholing kan de politie onder omstandigheden een bevel geven.
Gelet op de redactie van het voorschrift en met inachtneming van het voorgaande, begrijpt de politierechter het voorschrift aldus, dat er in alle drie de gevallen vanuit wordt gegaan dat er een bepaalde - aan te wijzen - dus specifieke locatie op de (openbare) weg is alwaar het geval zich voordoet en dat slechts in die drie gevallen een rechtsplicht tot het gehoorzamen van een bevel bestaat dat in onderhavig geval zou strekken tot ‘doorlopen’ of ‘lopen in de richting die de agent aanwijst’. Beide bevelen strekken ertoe dat de betreffende burger weg gaat van de locatie waar het geval zich voordoet zodat de openbare orde op die locatie - in dit geval de Tramstraat - hersteld kan worden.
Uit het relaas van de verbalisanten blijkt dat verdachte is gevorderd het centrum van Katwijk ZH te verlaten. Hoewel de politierechter begrijpt dat het centrum van Katwijk ZH qua omvang niet te vergelijken is met bijvoorbeeld het centrum van Den Haag, is hij van oordeel dat verbalisanten in dit geval blijk hebben gegeven van een te ruime interpretatie van hun bevoegdheden. Een vordering strekkende tot verwijdering uit het (hele) centrum van Katwijk ZH, is te ruim geformuleerd en te onbepaald.
Gelet op het voorgaande wordt de vordering tot verwijdering uit het centrum niet geacht in overeenstemming te zijn met de in artikel 2.1.1.1 (tweede lid) APV opgenomen rechtsplicht. Voor de bevoegdheid tot het geven van een ‘centrumverbod’ biedt dit voorschrift geen wettelijke basis.
Ten overvloede wordt het volgende overwogen. Voor zover sprake was van (dreigende) wanordelijkheden, stond het de politie vrij om verdachte te waarschuwen, weg te sturen in voornoemde zin en hem bijvoorbeeld bij aanhoudend geschreeuw, aan te houden. Uit het relaas van verbalisanten blijkt overigens niet van het voortduren van het geschreeuw van verdachte. Een overtreding van artikel 2.4.7 van de APV staat in het proces-verbaal ook niet als grond van aanhouding vermeld. Het relaas van verbalisanten biedt verder weinig aanknopingspunten voor een beoordeling van de feitelijke situatie. Zo is onduidelijk waarop de vermoedens van verbalisanten over een verdere dreigende verstoringen van de openbare orde zijn gebaseerd.
Tenslotte wordt overwogen dat enkel artikel 2 van de Politiewet 1993 onvoldoende wettelijke grondslag biedt voor een ‘vordering krachtens wettelijk voorschrift.’ Verder is niet gebleken van enig ander wettelijk voorschrift dat als zodanig kan worden aangemerkt.
Uit het voorgaande volgt dat verbalisanten niet bevoegd waren om het verlaten van het centrum van Katwijk ZH te vorderen. De vordering is dus niet aan te merken als een bevel of vordering in de zin van artikel 184, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken.
Beslissing.
De politierechter,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het telastgelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.J. de Bruijn, politierechter,
in tegenwoordigheid van , mr. D. Emmelkamp, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de politierechter in deze rechtbank van 29 april 2008