ECLI:NL:RBSGR:2008:BF9944

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
19 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
286821 FA RK 07-2619
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om eenhoofdig gezag en wijziging hoofdverblijfplaats minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 19 september 2008 uitspraak gedaan in een geschil over het gezag en de verblijfplaats van een minderjarige, geboren op 12 januari 2000. Het verzoek tot eenhoofdig gezag door de vader werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat er geen grond was om het gezamenlijk gezag niet te laten voortduren. De vader had verzocht om de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij hem te bepalen, maar de rechtbank concludeerde dat het in het belang van de minderjarige was om de huidige situatie, waarbij de minderjarige bij de moeder in België woonde, te continueren. De rechtbank had eerder al een beslissing aangehouden en de moeder de gelegenheid gegeven om zich nader uit te laten. Na beoordeling van de ingediende stukken en het verhandelde ter zitting, kwam de rechtbank tot de conclusie dat de vader onvoldoende feiten en omstandigheden had aangedragen die een wijziging in het gezag rechtvaardigden. De rechtbank benadrukte dat het belang van de minderjarige voorop staat en dat er geen ernstige communicatieproblemen waren die een wijziging in het gezag noodzakelijk maakten. De vader had niet aangetoond dat de moeder niet goed voor de minderjarige zorgde of dat er sprake was van mishandeling door de stiefvader. De rechtbank oordeelde dat de minderjarige baat had bij stabiliteit en continuïteit in zijn opvoeding, vooral gezien zijn leerachterstand en de positieve ontwikkeling die hij op school doormaakte. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector familie- en jeugdrecht
Meervoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 07-2619
Zaaknummer: 286821
Datum beschikking: 19 september 2008
Gezag en verblijfplaats
Beschikking op het op 30 maart 2007 bij de rechtbank Haarlem ingediend verzoek – welke zaak bij beschikking van 1 mei 2007 door de rechtbank Haarlem in de stand waarin deze zich bevond naar de rechtbank ’s-Gravenhage is verwezen en alhier ter griffie is ingekomen op 2 mei 2007 – van:
[de vader]
wonende te [plaats],
advocaat: mr. J.P. van Ginkel.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[de moeder]
wonende te [plaats] (België),
advocaat: mr. M.C. Carli-Lodder.
Procedure
Bij beschikking van 17 juli 2008 heeft deze rechtbank een beslissing ter zake van het gezag over en de verblijfplaats van de minderjarige [minderjarige], geboren 12 januari 2000 te [plaats], aangehouden en de moeder in de gelegenheid gesteld zich nader uit te laten.
De rechtbank heeft wederom kennis genomen van de stukken, waaronder thans ook:
- de brief d.d. 18 augustus 2008 met bijlagen van de zijde van de moeder;
- het faxbericht d.d. 3 september 2008 van de zijde van de vader.
Beoordeling
De rechtbank handhaaft al hetgeen bij genoemde beschikking is overwogen en beslist.
Gezag
Uitgangspunt bij de beoordeling van het verzoek van een ouder strekkende tot wijziging van gezamenlijk gezag in eenhoofdig gezag is het belang van de minderjarige. De rechtbank is van oordeel dat uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting van 26 juni 2008 onvoldoende feiten en omstandigheden naar voren zijn gekomen, die zouden kunnen leiden tot de conclusie dat de bepaling van het eenhoofdig gezag bij de vader in het belang van de minderjarige is. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat niet is gebleken dat overleg tussen partijen onmogelijk is, dan wel dat sprake is van ernstige communicatieproblemen waardoor de minderjarige tussen zijn ouders klem of verloren zal raken.
Datgene wat zich in het verleden tussen partijen heeft afgespeeld, speelt thans onmiskenbaar mede een rol in de verhouding tussen partijen. Toch valt niet uit te sluiten dat partijen op termijn in staat zullen zijn in het belang van de minderjarige enigerlei vorm van overleg over belangrijke beslissingen die de persoon van de minderjarige aangaan, te plegen. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat partijen uit eigener beweging trachten om onder begeleiding het contact tussen de vader en de minderjarige te herstellen. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat partijen zich, zo nodig met behulp van deskundige derden, zullen inspannen om dergelijk overleg in de toekomst mogelijk te maken.
Gelet op het voorgaande, ziet de rechtbank geen grond om het gezamenlijk gezag niet te laten voortduren. De rechtbank zal derhalve het verzoek van de vader om hem met het eenhoofdig gezag over de minderjarige te belasten afwijzen.
Verblijfplaats
Nu beide ouders met het gezag over de minderjarige belast zullen blijven, zal de rechtbank thans ingaan op het verzoek van de vader om de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij hem te bepalen.
De rechtbank beschouwt het geschil omtrent de hoofdverblijfplaats van de minderjarige als een geschil in de uitoefening van het gezamenlijk gezag door partijen als bedoeld in artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank heeft een vergelijk tussen partijen beproefd, echter zonder resultaat, zodat zij een zodanige beslissing dient te nemen als haar in het belang van de minderjarige wenselijk voorkomt.
De rechtbank is van oordeel dat de stellingen van de vader onvoldoende zijn om aan te nemen dat het belang van de minderjarige een wijziging in de huidige situatie rechtvaardigt.
Daartoe overweegt de rechtbank dat de vader niet dan wel onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de moeder niet goed voor de minderjarige zou zorgen of dat de minderjarige door zijn stiefvader zou worden mishandeld. Alhoewel er in het verleden problemen zijn geweest bij de opvoeding van de minderjarige, is niet gebleken dat er bij de moeder thans geen sprake is van een stabiele opvoedingssituatie. Sinds 1 september 2006 gaat hij in België naar school. Vanwege zijn leerachterstand volgt hij aldaar bijzonder onderwijs. Uit de door de moeder overgelegde schoolrapporten blijkt dat de minderjarige vooruitgang boekt.
De rechtbank acht het voorts niet in het belang van de minderjarige dat hij uit zijn inmiddels vertrouwde woonomgeving in België wordt gehaald, nu hij gezien zijn voorgeschiedenis, baat heeft bij rust, stabiliteit en continuïteit.
Gelet op het vorenoverwogene, acht de rechtbank het in het belang van de minderjarige om de huidige situatie, waarbij de minderjarige woonachtig is bij de moeder in België, te continueren. De rechtbank ziet geen aanleiding om in dit kader nader onderzoek te laten verrichten.
Gelet op het voorgaande, zal de rechtbank het verzoek van de vader derhalve in zoverre eveneens afwijzen.
Proceskosten
Gelet op het feit dat het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, ziet de rechtbank aanleiding de proceskosten te compenseren als hierna vermeld.
Beslissing
De rechtbank:
wijst de verzoeken van de vader af;
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.C. Olland, R.G. de Lange-Tegelaar en M. Kramer, kinderrechters, bijgestaan door mr. L.F.A. Bos als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 september 2008