ECLI:NL:RBSGR:2008:BF9111
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- L. van Es
- Rechtspraak.nl
Wijziging in omstandigheden leidt tot zicht op uitzetting naar China
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 2 oktober 2008 uitspraak gedaan in een beroep tegen de vrijheidsontnemende maatregel van een Chinese vreemdeling, eiser, die in bewaring was gesteld. Eiser, geboren in 1987, verbleef op het Detentieplatform te Zaandam en werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. M.B.J. Strooij. De Staatssecretaris van Justitie was de verweerder in deze zaak, vertegenwoordigd door drs. I.C.M. van der Veen van de Immigratie- en Naturalisatiedienst. De rechtbank heeft het beroep behandeld op een openbare zitting op 16 september 2008, waar eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals een tolk Mandarijn.
De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een wijziging in omstandigheden die het mogelijk maakte om te concluderen dat er nu wel een reëel zicht op uitzetting naar China bestond. Dit oordeel was gebaseerd op een gesprek dat op 8 september 2008 had plaatsgevonden tussen de Minister van Justitie en de Chinese ambassadeur, en de afgifte van een laissez-passer (LP) door de Chinese autoriteiten voor een vreemdeling. De rechtbank merkte op dat het IOM geen rol had gespeeld in deze afgifte en dat de toekomst van de uitzetting afhankelijk zou zijn van de vraag of en in welke mate LP's zouden worden afgegeven voor Chinese vreemdelingen.
Eiser had aangevoerd dat hij niet kon worden tegengeworpen dat hij gebruik had gemaakt van een vervalst document, en dat er onvoldoende uitzettingshandelingen waren verricht. De rechtbank verwierp deze argumenten en concludeerde dat de vrijheidsontnemende maatregel rechtmatig was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er stond hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.