ECLI:NL:RBSGR:2008:BF9093

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
13 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/34875 VRONTN
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechtmatigheid van de staandehouding tijdens MTV-controle op perron 4b van NS-station Maastricht

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 13 oktober 2008 uitspraak gedaan in een beroep tegen de bewaring van eiser, een Gambiaanse nationaliteit hebbende persoon, die in bewaring was gesteld op basis van een besluit van 25 september 2008. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft het onderzoek heropend omdat het ter zitting niet volledig was. De zaak betreft de rechtmatigheid van de staandehouding van eiser tijdens een MTV-controle op perron 4b van het NS-station te Maastricht, waar de controle plaatsvond op reizigers van de internationale trein Brussel-Maastricht. Eiser betwistte de rechtmatigheid van de staandehouding en stelde dat er vermenging met binnenlands reizigersverkeer had kunnen plaatsvinden, omdat de exacte locatie van de controlepost onduidelijk was.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de MTV-controle op een zodanige wijze is uitgevoerd dat er geen vermenging met binnenlands reizigersverkeer heeft plaatsgevonden. De rechtbank baseert zich op de processen-verbaal van de controle, waarin is bevestigd dat reizigers langs een gecontroleerde route naar de uitgang van het station moesten lopen. De rechtbank oordeelt dat de staandehouding rechtmatig was en dat er zicht op uitzetting van eiser bestaat. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. De rechtbank concludeert dat de gronden van eiser niet zijn betwist en dat er geen aanleiding is om de rechtmatigheid van de staandehouding in twijfel te trekken.

De uitspraak benadrukt de voorwaarden waaronder vreemdelingentoezicht kan worden uitgeoefend en bevestigt dat de controle op de juiste wijze is uitgevoerd, zonder dat er sprake was van vermenging met binnenlands reizigersverkeer. De rechtbank heeft de zaak behandeld in aanwezigheid van eiser en zijn gemachtigde, evenals vertegenwoordigers van de verweerder, het Ministerie van Justitie. De uitspraak is openbaar uitgesproken door rechter Y.J. Klik, met T.M. Horsten-Kuijpers als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-Gravenhage, zittinghoudende te MAASTRICHT
Reg.nr: AWB 08 / 34875 VRONTN
UITSPRAAK, als bedoeld in artikel 94, derde lid, juncto artikel 106, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken in het geding tussen
[eiser], thans verblijvende op de Detentieboot Dordrecht te Dordrecht, eiser,
en
de Staatssecretaris van Justitie, verweerder.
Datum bestreden besluit: 25 september 2008.
Kenmerk: [...].
V-nummer: [...].
I. PROCESVERLOOP
Eiser, die stelt te zijn geboren op [1989] en de Gambiaanse nationaliteit te bezitten, is bij het in de aanhef van deze uitspraak vermelde besluit in bewaring gesteld.
Tegen dit besluit heeft eiser beroep ingesteld. Daarbij is tevens verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden.
Het beroep is behandeld ter zitting van 6 oktober 2008, alwaar eiser in persoon is verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde P.A.E. Engelen, advocaat te Kerkrade.
Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door A. van Rheenen, in dienst van het Ministerie van Justitie. Tevens is verschenen F.J. Klunder, tolk in de Engelse taal.
Aangezien de rechtbank het onderzoek ter zitting niet volledig achtte, heeft zij met toepassing van artikel 8:68, eerste lid, van de Awb het onderzoek heropend. Verweerder heeft de verzochte informatie aan de rechtbank verstrekt en eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft vervolgens, mede gelet op de daarvoor door partijen gegeven toestemming, bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek op
9 oktober 2008 gesloten.
II. OVERWEGINGEN
Krachtens artikel 94, vierde lid, van de Vw 2000 staat ter beoordeling of het besluit tot oplegging van de in geding zijnde vrijheidsontnemende maatregel in strijd is met deze wet, dan wel bij afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is te achten.
Eiser heeft aangevoerd dat de staandehouding onrechtmatig was. Onduidelijk is of eiser wel met de trein gereisd heeft. Uit het proces-verbaal van staandehouding blijkt niet de exacte locatie van de controlepost op perron 4b van het station te Maastricht. Er zijn twee uitgangen mogelijk vanaf spoor 4b en gelet hierop heeft er vermenging met het overige reizigersverkeer kunnen plaatsvinden.
De rechtbank ziet zich allereerst gesteld voor de vraag of de staandehouding rechtmatig was.
In onderdeel A3/2.4. van de Vreemdelingencirculaire 2000 is - voor zover thans van belang - het volgende vermeld:
“Om illegaal verblijf in een zo vroeg mogelijk stadium tegen te gaan, kunnen ingereisde personen na grensoverschrijding aan vreemdelingentoezicht worden onderworpen. Dit is onder meer het geval in internationale treinen en bij auto’s die de Nederlandse grens zijn gepasseerd, maar ook in het geval van internationaal vliegverkeer waarbij sprake is van een intra-Schengenvlucht naar het grondgebied van Nederland. Deze vorm van toezicht is uitsluitend toegestaan ten aanzien van personen van wie mag worden aangenomen dat zij grensgangers zijn. Deze controles vinden plaats zodra dit redelijkerwijs mogelijk is na grensoverschrijding en nog geen of slechts een geringe vermenging met het binnenlands reizigersverkeer heeft plaatsgevonden.(…) Bij een controle in internationale treinen worden in beginsel alle grensgangers gecontroleerd. Indien daarvoor de tijd ontbreekt, kan ook hier een steekproefsgewijze controle plaatsvinden.”
Blijkens het op ambtseed danwel ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal van 25 september 2008 heeft de MTV-controle plaatsgevonden op het perron 4b van het NS-station te Maastricht. De controle wordt uitgevoerd op personen die reizen met de internationale trein met het traject Brussel-Maastricht. Deze trein maakt een grensoverschrijding bij de Belgisch-Nederlandse grens ter hoogte van de gemeente Eijsden. Deze trein rijdt vervolgens na grensoverschrijding direct door naar voornoemd station, zonder daarbij te stoppen op Nederlands grondgebied. Derhalve vindt er geen vermenging plaats met het binnenlands reizigersverkeer. Bij aankomst van de trein staan de betreffende ambtenaren op het voornoemde perron met uitzicht op de deuren van de trein. Als de trein gestopt is, de deuren geopend zijn en de reizigers uitgestapt zijn, lopen de reizigers richting de uitgang van het station, waarbij ze langs de controleplaats moeten lopen. Dit is de enige weg die toegang geeft tot het station. Vanaf het punt dat de reizigers uitstappen tot aan de controleplaats vindt er geen vermenging plaats met het binnenlands reizigersverkeer.
Uit het aanvullend proces-verbaal van 7 oktober 2008 blijkt vervolgens dat er bij stilstand van de betreffende trein op perron 4b een route wordt gecreëerd middels hekken langs welke de treinreizigers zich naar de uitgang van het NS-station moeten begeven. Er wordt bevestigd dat geen vermenging mogelijk is met het binnenlands reizigersverkeer.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser zijn stelling dat er sprake kan zijn van een vermenging met het binnenlands reizigersverkeer niet aangetoond waardoor de rechtbank van de juistheid van genoemde processen-verbaal uitgaat. De rechtbank hecht voorts waarde aan eisers eigen verklaring ter zitting dat hij zich in de trein heeft bevonden.
De verwijzing naar een ander aan de gemachtigde van eiser bekend proces-verbaal van staandehouding betreffende een andere vreemdeling, wiens beroep eveneens op de zitting van 6 oktober 2008 is behandeld, doet aan het vorenstaande niet af, reeds nu het hier gaat om een staandehouding die op een andere datum en ander tijdstip heeft plaatsgehad.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank met verweerder van oordeel dat de staande houding op rechtmatige wijze heeft plaatsgevonden.
De rechtbank overweegt voorts als volgt.
Blijkens zijn besluit van 25 september 2008 heeft verweerder eiser in het belang van de openbare orde en met het oog op uitzetting in bewaring gesteld. Verweerder heeft daartoe overwogen dat eiser niet in het bezit is van een geldig identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 4.21 van het Vreemdelingenbesluit 2000, geen vaste woon- of verblijfplaats heeft en
onvoldoende middelen van bestaan heeft om in zijn levensonderhoud te voorzien en/of om zijn terugreis te bekostigen. Gelet hierop bestaan ten aanzien van hem concrete aanwijzingen voor het vermoeden dat hij zich aan uitzetting zal onttrekken.
De rechtbank stelt vast dat deze gronden niet zijn betwist, zodat zij niet zal treden in de beoordeling ervan.
De rechtbank is van oordeel dat er vooralsnog zicht op uitzetting van eiser bestaat.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, acht de rechtbank geen gronden aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 94, vierde lid, van de Vw 2000. Het beroep dient ongegrond te worden verklaard.
Er bestaat geen grond voor het toekennen van schadevergoeding, zodat het verzoek daartoe dient te worden afgewezen.
Mitsdien wordt als volgt beslist.
III. BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart het beroep gericht tegen de bewaring ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Aldus gedaan door Y.J. Klik in tegenwoordigheid van T.M. Horsten-Kuijpers als griffier en in het openbaar uitgesproken op 13 oktober 2008.
w.g. T. Horsten-Kuijpers w.g. Y. Klik
Voor eensluidend afschrift:
de wnd. griffier:
Afschrift verzonden op:13 oktober 2008